sensor Peugeot 308 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2015Pages: 416, PDF Size: 10.64 MB
Page 186 of 416

184
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen en het dimlicht
handmatig in te schakelen, omdat
de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van
de voorportieren wordt geopend, klinkt
een geluidssignaal om aan te geven dat
de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als de dimlichten bij afgezet contact
blijven branden, gaat de auto over in
de ECO -mode om het ontladen van de
accu te voorkomen.Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met
de lichtschakelaar.
Zicht
Page 188 of 416

186
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, het achterlicht en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor
ten onrechte voldoende licht
waarnemen; de verlichting wordt dan
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan
de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer bediend.
Automatische follow me
home-verlichting
Als de functie automatische verlichting
is geactiveerd, wordt onder donkere
omstandigheden het dimlicht automatisch
ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van de follow me home-verlichting
zijn in te stellen via het menu "Rijhulpsysteem"
en vervolgens " Configuratie auto " op de
secundaire pagina.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding.
Zicht
Page 189 of 416

187
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et oppervlak naast het bestuurders- en
het passagiersportier,
-
h
et oppervlak voor de buitenspiegels en
achter de voorportieren.
Verlichting spiegels
Inschakelen
De instapverlichting wordt ingeschakeld:
- bij het ontgrendelen,
-
b
ij het afzetten van het contact,
-
b
ij het openen van een portier,
-
b
ij het lokaliseren van de auto via de
afstandsbediening.
Uitschakelen
De verlichting dooft na een bepaalde tijd automatisch.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het
instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in de stand
" AUTO " staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
F Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless
entry and start"-systeem.
H
et dimlicht en het parkeerlicht
gaan branden en uw auto wordt
gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat na een
bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het
afzetten van het contact of het vergrendelen
van de auto.
Programmeren
Het in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden
van de instapverlichting kan worden ingesteld
via de menu's " Rijhulpsystemen " en
" Configuratie auto ".
5
Zicht
Page 193 of 416

191
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het niveau van
het reservoir te laag is, verschijnt dit
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding. Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1
of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt
aangezet of als de schakelaar wordt bediend,
zolang het reservoir niet gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen
detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
5
Zicht
Page 194 of 416

192
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Zicht
Page 199 of 416

197
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid en
verantwoordelijkheid van de bestuurder
niet door het systeem kunnen worden
vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reservewiel). Doe dit ook voordat
u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
6
Veiligheid
Page 209 of 416

207
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
6
Veiligheid
Page 344 of 416

05
De straatnamen worden op de kaart weergegeven bij een schaal
van 100 m of kleiner.
Configureren
Selecteer " Kenmerk
". Selecteer:
-
"
Kaartkleur "dag" " om de kaart altijd in
de dagstand weer te geven.
- "
Kaartkleur "nacht" " om de kaart altijd in
de nachtstand weer te geven.
- "
Dag-/nachtst. automat. " om de
weergave van de kaart automatisch aan de
hoeveelheid buitenlicht aan te passen.
Deze instelling werkt met behulp van de
lichtsensor van de auto of door handmatig
de verlichting in te schakelen.
Selecteer "
Config. kaart ".
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer
te geven en druk vervolgens op de secundaire
pagina.
KAART
Druk vervolgens op "
Bevestigen " om de
wijzigingen op te slaan.
342