alarm Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 4 of 244
2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
Stickers 4
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Digitaal instrumentenpaneel 8
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 9
Meters 15
Handmatige controle 18
Kilometerteller 19
Dimmer verlichting 19
Boordcomputer 19
2Toegang tot de auto
Elektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel, 21
Keyless entry and start 23
Noodprocedures 26
Portieren 28
Achterklep 28
Alarm 29
Elektrische ruitbediening 31
3Ergonomie en comfort
PEUGEOT i-Cockpit 33
Voorstoelen 33
Stuurwielverstelling
36
Spiegels 37
Achterbank (Berline) 38
Achterbank (SW) 39
Voorzieningen in het interieur 41
Armsteun vóór 42
Voorzieningen bagageruimte (Berline) 43
Voorzieningen bagageruimte (SW) 44
Gevarendriehoek (opbergen) 44
Verwarming en ventilatie 46
Handbediende airconditioning 47
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
48
Ontwasemen - ontdooien voorruit
en zijruiten
50
Ontwasemen - ontdooien achterruit 51
Panoramadak 51
Plafonnier 52
Sfeerverlichting interieur 53
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 54
Automatisch inschakelen van het dimlicht
als het donker wordt
55
Grootlichtassistent 56
Follow me home- en instapverlichting 57
Richtingaanwijzers 58
Hoogteverstelling van de koplampen 58
Ruitenwisserschakelaar 58
Ruitenwisserbladen vervangen 61
Automatische ruitenwissers 61
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 63
Alarmknipperlichten 63
Noodoproep of pechhulpoproep 64
Claxon 67
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 67
Veiligheidsgordels 69
Airbags 72
Kinderzitjes 75
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
77
ISOFIX-kinderzitjes 80
Kinderslot 84
6Rijden
Rijadviezen 86
Starten - afzetten van de motor 88
Handbediende parkeerrem 91
Elektrische parkeerrem 91
Hill Start Assist 94
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 95
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 95
Automatische transmissie EAT6 96
Automatische transmissie EAT8 99
Driver Sport Pack 102
Schakelindicator 103
Stop & Start 104
Bandenspanningscontrolesysteem 106
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
107
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
109
Snelheidsbegrenzer
111
Snelheidsregelaar 11 3
Adaptieve cruise control 11 5
Page 7 of 244
5
Overzicht
3.Plafonnier
Paneel met waarschuwingslampjes voor
veiligheidsgordels en airbag vóór aan
passagierszijde
Sfeerverlichting interieur
Binnenspiegel
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
4. Touchscreen met PEUGEOT Connect Radio
of PEUGEOT Connect Nav
5. Bediening airconditioning
6. Stop & Start-knop
Versnellingsbakbediening
Driver Sport Pack
7. Handbediende parkeerrem
Elektrische parkeerrem
8. USB-aansluiting
9. Claxon
10. Digitaal instrumentenpaneelSchakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Volumeknoppen audio/keuze
weergavemodus instrumentenpaneel
4. Bediening voor snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer/Adaptieve cruise control
Schakelaars aan de zijkant
1.DSC en ASR in-/uitschakelen (GTi-uitvoering)
2. Uitschakelen/weer inschakelen Stop & Start 3.
Uitschakelen/weer inschakelen Actief Lane
Departure Warning System
4. Uitschakelen interieur- en
wegsleepbeveiliging
5. Rolknop hoogteverstelling koplampen
Middelste schakelaars
1.Alarmknipperlichten schakelaar
2. Schakelaar vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit
Page 23 of 244
21
Toegang tot de auto
2Elektronische sleutel
met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke
sleutel,
Functies van de
afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering heeft de
afstandsbediening de volgende functies:
– ontgrendelen/vergrendelen/supervergrendelen
van de auto,
–
op afstand inschakelen van de verlichting,
–
inschakelen/uitschakelen van het
alarmsysteem,
–
lokaliseren van de auto,
–
stilzetten van de auto.
De afstandsbediening bevat een normale sleutel
om de centrale vergrendeling/ontgrendeling van
de auto via het slot te bedienen en de motor te
starten en af te zetten. De auto kan met behulp van noodprocedures
worden vergrendeld/ontgrendeld als
bijvoorbeeld de afstandsbediening of de centrale
vergrendeling defect is, of als de accu leeg
is. Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de
Noodprocedures
.
Geïntegreerde sleutel
De in de afstandsbediening geïntegreerde
sleutel kan worden gebruikt voor (afhankelijk van
de uitvoering):
–
ontgrendelen/vergrendelen/supervergrendelen
van de auto,
–
inschakelen/uitschakelen van de mechanische
kinderbeveiliging,
–
inschakelen/uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde,
–
vergrendelen van de portieren
(noodprocedure),
–
aanzetten van het contact en starten/afzetten
van de motor
.
Zonder Keyless entry and start
► Druk op de knop om de sleutel uit of in te
klappen.
Met Keyless entry and start
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te
verwijderen of terug te plaatsen.
Het ontgrendelen/vergrendelen wordt
bevestigd door het gedurende ongeveer
Page 24 of 244
22
Toegang tot de auto
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnen- en
buitenportiergrepen niet.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze knop om de auto
volledig te vergrendelen.
– Druk binnen vijf seconden nogmaals op deze
knop om de supervergrendeling van de auto in
te schakelen.
De supervergrendeling wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier in de richting van de
achterzijde van de auto om de auto volledig te
vergrendelen.
► Draai binnen 5 seconden de sleutel
nogmaals richting de achterzijde van de auto
twee seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uit-/ingeklapt.
Het alarmsysteem, indien aanwezig, wordt
uitgeschakeld wanneer de auto wordt
ontgrendeld.
Ontgrendelen van de auto
Met de afstandsbediening
► Druk op een van deze toetsen
om de auto te ontgrendelen.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier richting de voorzijde van de
auto
om deze te ontgrendelen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
opnieuw uitgeschakeld. Het alarm zal worden
geactiveerd door het openen van een portier
en wordt uitgeschakeld door het contact aan te
zetten.
Selectieve ontgrendeling
van de auto
Standaard is de volledige ontgrendeling
geactiveerd.
Deze functie kan worden ingesteld via het menu
Auto / Rijden en vervolgens Rijfuncties en
Toegang auto .
Druk op deze toets om aanvullende
informatie weer te geven.
Met de afstandsbediening
► Druk eenmaal op deze knop om alleen
het bestuurdersportier te ontgrendelen.
–
Druk nogmaals op deze knop om ook
de
andere portieren en de achterklep te
ontgrendelen.
Selectieve ontgrendeling
van de bagageruimte
Standaard is de volledige ontgrendeling
geactiveerd.
Deze functie kan worden ingesteld via het menu
Auto / Rijden en vervolgens Rijfuncties en
Toegang auto .
– Druk op deze knop om de
bagageruimte te ontgrendelen.
Druk op deze toets om aanvullende
informatie weer te geven.
Vergrendelen van de auto
Met de afstandsbediening
► Druk op deze knop om de auto
volledig te vergrendelen.
W
anneer u de sleutel in de vergrendelstand
gedraaid houdt of de knop van de
afstandsbediening ingedrukt houdt, worden ook
de ruiten gesloten.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto om de auto volledig te
vergrendelen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
ingeschakeld.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, met name bij weinig licht. De auto
dient hiervoor wel vergrendeld te zijn.
► Druk op deze knop.
De plafonniers gaan dan branden en de
richtingaanwijzers knipperen ongeveer tien
seconden.
Verlichting inschakelen met
de afstandsbediening
Druk kort op deze knop om de verlichting
via de afstandsbediening in te schakelen
(inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en
de kentekenplaatverlichting).
Door de toets een tweede keer in te drukken
terwijl de verlichting nog brandt, wordt de
verlichting via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Page 25 of 244
23
Toegang tot de auto
2Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnen- en
buitenportiergrepen niet.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze knop om de auto
volledig te vergrendelen.
–
Druk binnen vijf seconden nogmaals op deze
knop om de supervergrendeling van de auto in
te schakelen.
De supervergrendeling wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Met de sleutel
► Draai de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier in de richting van de
achterzijde van de auto om de auto volledig te
vergrendelen.
►
Draai binnen 5 seconden de sleutel
nogmaals richting de achterzijde van de auto
om de supervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Keyless entry and start
Dit systeem zorgt voor het ontgrendelen,
vergrendelen en starten van de auto als
de elektronische sleutel zich binnen het
detectiebereik “ A” van de auto bevindt.
Het ontgrendelen/vergrendelen wordt
bevestigd door het gedurende ongeveer
twee seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uit-/ingeklapt.
Het alarmsysteem, indien aanwezig, wordt
uitgeschakeld wanneer de auto wordt
ontgrendeld.
Volledige ontgrendeling
► Als u de elektronische sleutel op zak hebt
binnen detectiegebied A
, kunt u de auto
ontgrendelen door uw hand op de achterzijde
van een voorportiergreep te leggen. Trek
vervolgens aan de portiergreep om het portier te
openen.
Selectieve ontgrendeling
Als de selectieve ontgrendeling van het
bestuurdersportier is geactiveerd:
►
W
anneer de elektronische sleutel zich
in de detectiezone aan de bestuurderszijde
bevindt, legt u uw hand achter de portiergreep
van het bestuurdersportier om alleen het
bestuurdersportier te ontgrendelen. Trek
vervolgens aan de portiergreep om het portier te
openen.
►
W
anneer de elektronische sleutel zich in de
detectiezone zich aan de passagierszijde bevindt
en u uw hand achter de portiergreep van het
voorportier aan passagierszijde legt, wordt de
gehele auto ontgrendeld. Trek vervolgens aan de
portiergreep om het portier te openen.
Page 26 of 244
24
Toegang tot de auto
Het automatisch in- en uitklappen van de
buitenspiegels kan worden uitgeschakeld
door een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen
nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor
korte tijd, zonder de elektronische sleutel van
het Keyless entry and start-systeem mee te
nemen.
Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen
als de sleutel nog in een van de aangegeven
gebieden aanwezig is terwijl de auto niet is
vergrendeld.
Vergrendelen /
ontgrendelen van
binnenuit
Automatische centrale vergrendeling van de
portieren
De portieren kunnen tijdens het rijden
automatisch worden vergrendeld (bij een
snelheid hoger dan 10 km/u).
Houd de knop ingedrukt totdat er een
melding op het display wordt
weergegeven om deze functie in of uit te
schakelen.
Als de ontgrendeling van alleen de achterklep is
geactiveerd:
►
Druk, als de elektronische sleutel zich in
de detectiezone A
bevindt, op de knop voor
het openen van de achterklep om alleen
de achterklep te ontgrendelen en beweeg
vervolgens de achterklep omhoog.
Standaard is de volledige ontgrendeling
geactiveerd.
Deze functie kan worden ingesteld via het menu
Auto / Rijden en vervolgens Rijfuncties en
Toegang auto .
Druk op deze toets om aanvullende
informatie weer te geven.
Vergrendelen
► Druk, als de sleutel zich binnen het
detectiegebied A
bevindt, met een van uw
vingers op een van de voorportiergrepen (bij de
merktekens) of druk op de vergrendelschakelaar
van de achterklep.
Houd uw vinger op de portiergreep tot de ruiten
volledig gesloten zijn.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
niet gehinderd wordt door personen.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnen- en
buitenportiergrepen niet.
Ook de knop van de centrale
portiervergrendeling in het interieur werkt dan
niet.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Via de portieren of de achterklep:
►
Druk, terwijl u de elektronische sleutel bij
u hebt (deze moet zich in de detectiezone A
bevinden), met een vinger op de portiergreep (bij
de merktekens) of op de vergrendelschakelaar
op de achterklep (rechts) om de auto te
vergrendelen.
►
Druk binnen vijf seconden nogmaals op de
portiergreep of op de vergrendelschakelaar van
de achterklep (rechts) om de supervergrendeling
in te schakelen.
Vuil (vocht, stof, modder, zout...) op de
binnenzijde van de portiergreep kan de
detectie negatief beïnvloeden.
Als na het reinigen van de binnenzijde van
de portiergreep met een doek de detectie
niet verbetert, raadpleeg dan een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Plotseling contact met water (waterstraal,
hogedrukspuit...) kan door het systeem
worden beschouwd als een verzoek de auto
te ontgrendelen.
Laat omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal de elektronische
sleutel nooit in de auto achter, ook niet
wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
Als een van de deuren of de bagageruimte nog open is of als de
elektronische sleutel voor het Keyless entry
and start-systeem nog in de auto is
achtergebleven, dan wordt de centrale
vergrendeling niet ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren of de achterklep worden
vervolgens niet geopend, dan wordt de auto
automatisch na ongeveer 30 seconden weer
vergrendeld. Als de auto is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit niet automatisch
ingeschakeld.
Page 28 of 244
26
Toegang tot de auto
Vervangen van de batterij
Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit
lampje op het instrumentenpaneel, een
geluidssignaal, en een melding op het display.
Zonder Keyless entry and start
Batterij, ref.: CR1620 / 3 volt.
Met Keyless entry and start
Batterij, ref.: CR2032 / 3 volt.
► Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door een PEUGEOT-dealer
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u zeker weet dat de sleutels
in uw bezit de enige sleutels zijn waarmee de
auto kan worden gestart.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening,
elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker
met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken en
een nieuwe bestellen.
De auto volledig
ontgrendelen/vergrendelen
met de sleutel
Gebruik in de volgende situaties deze
procedures:
–
lege batterij van de afstandsbediening;
–
storing van de afstandsbediening;
–
auto is in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk verhelpen door de afstandsbediening te
synchroniseren.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken.
►
Steek de sleutel in het portierslot.
►
Draai de sleutel in de richting van de
voorzijde van de auto om deze te ontgrendelen,
of in de richting van de achterzijde om de auto te
vergrendelen.
►
Draai binnen 5 seconden de sleutel
nogmaals richting de achterzijde van de auto
om de supervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik in de volgende situaties deze
procedures:
–
storing van de centrale vergrendeling;
–
accu losgekoppeld of ontladen.
In het geval van een defect van het
centrale vergrendelingssysteem, moet de
accu worden losgekoppeld om de achterklep
te vergrendelen, zodat de auto volledig is
vergrendeld.
Voorportier links of rechts
► Steek de sleutel in het deurslot.
► Draai de sleutel in de richting van de
voorzijde van de auto om deze te ontgrendelen,
of in de richting van de achterzijde om de auto te
vergrendelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt dit niet
ingeschakeld/uitgeschakeld op het moment
dat de auto wordt vergrendeld/ontgrendeld.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier
wordt geopend en kan worden uitgeschakeld
door het contact aan te zetten.
Overige portieren/deuren
► Controleer of de kinderbeveiliging van de
andere portieren niet is geactiveerd.
►
Steek de geïntegreerde sleutel in het slot op
de zijkant van het portier en draai de sleutel een
achtste slag rechtsom (rechterportier) of linksom
(linkerportier).
►
Sluit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.
Page 31 of 244
29
Toegang tot de auto
2Ontgrendelen
► Klap de achterbank naar voren om bij het slot
in de bagageruimte te komen,
►
Steek een kleine schroevendraaier in de
opening A
van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
►
V
erplaats de nok naar rechts.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Fietsen-/accessoiredrager
Het bevestigen van een drager aan de
achterklep is niet toegestaan.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
De volgende beveiligingsfuncties worden door
het systeem uitgevoerd:
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen
van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
kofferbak/de achterklep of de motorkap probeert
te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Als uw auto is uitgerust met een programmeerbaar verwarmings-/
ventilatiesysteem en dit systeem is
ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet
worden gebruikt.
Wegsleepbeveiliging
(Bij GTi-uitvoering.)
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst, aangestoten of aangereden.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Page 32 of 244
30
Toegang tot de auto
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
► Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg voor alle werkzaamheden aan het
alarmsysteem een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet het contact af en verlaat de auto.► Vergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
►
V
ergrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
Na het vergrendelverzoek vanaf de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na
5 seconden en de interieurbeveiliging na 45
seconden geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep, de motorkap
enz. niet goed is gesloten, wordt de auto niet
* Alleen van toepassing op GTi-auto's met alleen wegsleepbeveiliging.
vergrendeld, maar wordt de beveiliging na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op deze ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Wanneer de auto automatisch weer
wordt vergrendeld (als niet binnen 30
seconden een portier of de achterklep wordt
geopend), wordt het alarmsysteem niet
automatisch weer ingeschakeld.
Om het alarmsysteem weer in te
schakelen, moet u de auto ontgrendelen
en weer vergrendelen met de sleutel met
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging (en
wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld, bijvoorbeeld in de
volgende gevallen:
–
Er bevinden zich passagiers in de auto.
–
Een van de ruiten staat op een kier
.
–
De auto wordt gewassen.
–
Wiel verwisselen*.
–
De auto wordt gesleept*.
–
T
ransport via schip of veerboot*.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen tien
seconden op de knop tot het lampje blijft
branden.
►
V
erlaat de auto.
► Vergrendel de auto onmiddellijk met
de afstandsbediening of het "Keyless
entrée en start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje knippert één keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
Page 33 of 244
31
Toegang tot de auto
2elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
►
Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
open het portier; het alarm gaat af;
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje in de knop blijft branden, duidt dit
op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Door de knop voor het vergrendelen (op
de sleutel of de afstandsbediening)
ingedrukt te houden worden de ruiten
automatisch gesloten.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om
de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra
de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit
volledig. Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.