tow Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 117 of 244
11 5
Rijden
6Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert niet
meer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken. De
werking van de snelheidsregelaar wordt dan
automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw te
activeren bij een rijsnelheid hoger dan 40
km/h.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand 0: de informatie
over de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Er worden streepjes weergegeven (knipperend
en vervolgens permanent brandend) bij een
storing van de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Adaptieve cruise control
Lees de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen en het gedeelte
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand tot de voorligger wordt
gehouden. Dit systeem regelt automatisch het
accelereren en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie (bij de automatische EAT8-
transmissie) regelt het systeem het remmen
totdat de auto volledig tot stilstand is gekomen.
De remlichten gaan branden als de auto
langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
Hiervoor is de auto voorzien van een radar in de
voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een
langzamer voertuig, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u de
voorligger dichter nadert om het inhalen te
vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Sommige voertuigen op de weg worden
mogelijk niet goed gedetecteerd of
verkeerd geïnterpreteerd door de camera en /
of radar (bijvoorbeeld een vrachtwagen), wat
kan leiden tot een slechte inschatting van de
afstanden en het onjuist versnellen of
afremmen van de auto.
Page 126 of 244
124
Rijden
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat
er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar (door sneeuw of modder), of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Active Lane Keeping Assistance
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen op de weg, corrigeert de
koers van de auto en waarschuwt de bestuurder
zodra overschrijding van de rijstrookmarkering
dreigt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/u.
– Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
–
ESP
ingeschakeld en in werking.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de
rijstrook dreigt te verlaten. Het zorgt niet dat
de auto een veilige afstand of snelheid
aanhoudt en grijpt ook niet in op het
remsysteem van de auto.
De bestuurder moet altijd beide handen
aan het stuurwiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet
meer kan (bijvoorbeeld wanneer er geen
rijstrookmarkeringen meer op de weg zijn
aangebracht).
Werking
Zodra het systeem herkent dat de auto op
het punt staat om ongewild een van de
gedetecteerde rijstrookmarkeringen of (berm)
randen van de weg te overschrijden, corrigeert
het systeem de koers van de auto totdat deze
weer netjes binnen de rijstrook rijdt.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel
voelen.
Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt meteen onderbroken als
de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als gewild en worden er
geen correcties uitgevoerd.
Maar als de Dodehoekbewaking
is ingeschakeld
en de bestuurder van rijstrook gaat wisselen
terwijl er een ander voertuig in de dode hoek
wordt gedetecteerd, voert het systeem ondanks
het inschakelen van de richtingaanwijzers toch
een koerscorrectie uit.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het Dodehoekbewaking.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Selecteer eerst het tabblad “ Rijhulpsystemen" op het display van het instrumentenpaneel.
Status functie Verklikkerlampje Weergave en/of
bijbehorend bericht Aanwijzingen
UIT
(grijs)
Functie uitgeschakeld.
AAN
(grijs) Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de
werkingsvoorwaarden:
–
snelheid lager dan 70 km/h;
– geen rijstrookmarkering gedetecteerd;
– ASR-/DSC-systemen uitgeschakeld of ingrijpen van het
ESP;
– rijden in "sport"-stand.
AAN
(grijs)
Systeem automatisch uitgeschakeld/in stand-by
(bijvoorbeeld door detectie van een aanhanger of gebruik
van het noodreservewiel dat bij de auto is geleverd).
AAN
(groen) Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 70 km/h.
Page 130 of 244
128
Rijden
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
–
De snelheid van uw auto moet tussen 12 en
140
km/u liggen.
–
W
anneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 10 km/u is.
–
W
anneer u door een andere auto wordt
ingehaald en het verschil in snelheid minder dan
25
km/u is.
–
Het verkeer stroomt vloeiend door
.
–
De inha
almanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
–
U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
–
Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
– Bij stilstaande voorwerpen (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.).
–
Bij tegemoetkomend verkeer
.
–
Op bochtige wegen of in zeer scherpe
bochten.
–
Bij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt.
–
Bij snelle inhaalmanoeuvres.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
–
Als de functie Park
Assist is geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral als de auto op een nat wegdek rijdt of
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomt, kan er een vals alarm worden
gegeven (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Actief dodehoekbewakings-
systeem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is de combinatie van de Active Lane
Keeping Assistance en de Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
140 km/h liggen.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Page 131 of 244
129
Rijden
6de dode hoek worden aangezien voor een
voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Actief dodehoekbewakings-
systeem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is de combinatie van de Active Lane
Keeping Assistance en de Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
140
km/h liggen.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Active Lane Keeping
Assistance en de Dodehoekbewaking.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik van de sensoren vallen.
Parkeerhulp achter
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld als er weer
een andere versnelling wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem geeft de aanwezigheid van
obstakels binnen het detectiegebied van de
sensor aan.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen
van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt
het geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links)
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Grafische weergave
Page 160 of 244
158
Praktische informatie
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt
overschreden, schakelt de transmissie stand P
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de "handsfree" functie (Handsfree
toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. moet u dDeze materialen kunnen
zeer corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees altijd voorzichtig!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte spons met
zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te
wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en
droge auto.
Neem de instructies die op het product
worden vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukreiniger om de
auto te wassen. Dan bestaat de kans dat
u de stickers beschadigt of dat ze loskomen.
Reinig de auto met een waterstraal met
water met een temperatuur van 25 °C tot
40 °C.
Beweeg de waterstraal loodrecht over het
oppervlak dat moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd
water.
Page 243 of 244
10-31-1282
Automobiles PEUGEOT verklaart dat er in overeenstemming met de voorschriften van de Europes\
e regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot
autowrakken wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en da\
t er recyclebare materialen worden gebruikt voor de productie van produc\
ten die
door het bedrijf worden verkocht.
Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verbod\
en zonder schriftelijke toestemming van Automobiles PEUGEOT.Gedrukt in de EU
05-20