airbag PEUGEOT 4008 2012 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: 4008, Model: PEUGEOT 4008 2012Pages: 332, PDF Size: 9.67 MB
Page 5 of 332

Inhoud
Richtingaanwijzers 145
Alarmknipperlichten 145
Claxon 145
Hulpsystemen bij het remmen 146
Stabiliteitscontrole 148
Veiligheidsgordels 150
Airbags 154
Kinderzitjes 159
ISOFIX-kinderzitjes 164
Kinderslot
169
Veiligheid
Bandenreparatieset 170
Wiel verwisselen 174
Een lamp vervangen 180
Zekeringen vervangen 186
12V-accu 192
Automatische onderbreking
van de voeding van elektrische functies 195
Ruitenwisserbladen vervangen 195
Slepen van uw auto 196
Trekken van eenaanhanger 199
Allesdragers monteren 201
Accessoires 202
Praktische informatie
Motorkap 205
Benzinemotoren 206
Dieselmotoren 207
Brandstoftank 208
Brandstoftank leeg (Diesel) 210
Niveaus controleren 211
Controles 214
Onderhoud
Benzinemotoren 217
Gewichten (uitvoeringen met benzinemotor) 218
Dieselmotoren 219
Gewichten (uitvoeringen met dieselmotor) 220
Afmetingen 221
Identificatie 222
Technische gegevens
AUDIO-EN TELEMATICASYSTEEM 223
AUDIO-CD-systeem 283
Audio en telematica
Index
Visuele index
Page 11 of 332

.
9
In één oogopslag
Cockpit
1.
Schakelaars buitenspiegels.
Schakelaars ruitbediening. 2.Hendel motorkapontgrendeling.
3.Zekeringkast. 4. Handmatige koplampverstelling.
Paneel met schakelaars buitenzijde.
5. Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
6
.Instrumentenpaneel.
7. Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers. 8.Hendel stuurwielverstelling.9.
Schakelaars Bluetooth-functies of telefoon.10.Schakelaars systeem Audio-CD en systeem Audio-telematica.11.
Airbag bestuurder.
Claxon. 12. Schakelaars snelheidsregelaar. 13.Handrem.
Page 12 of 332

10
In één oogopslag
Cockpit
1.
Schakelaar stoelverwarming.2.
Selectiehendel CVT. 3.
Contact-/stuurslot.
4.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers.5.
Schakelflippers CVT.
6.Voorruitontwaseming.7. Airbag aan passagierszijde. 8.Dashboardkastje.
Uitschakeling airbag aan passagierszijde.
Noodstartmodule (met "Keyless entry and
start"-systeem). 9. Uitstroomopening zijruitontwaseming vóór.
Page 19 of 332

.
17
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
A.Snelheidsmeter. B.Display instrumentenpaneel.C.To erenteller. D.Dimmer dashboardverlichting.E.
Knop INFO.
Met deze knop kunt u de verschillendeschermen van het display van het
instrumentenpaneel weergeven.
Instrumentenpaneel
A.Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag.
Schakelaars op centraal
bedienin
gspaneel
155 1
.Als u het contact aanzet, gaan de oranje en rode controlelampjes branden.
2. Bij een draaiende motor moeten dezelampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.
25
24
Controlelampjes
145
151
B. Alarmknipperlichten.
C.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder niet vastgemaakt.
Page 20 of 332

18
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Handmatige koplampverstelling.
Paneel met schakelaars
buitenzijde
137
1.Open het dashboardkastje.
2. Steek de sleutel in de schakelaar. 3.
Selecteer de stand:"OFF"(uitschakelen) wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" is bevestigd, "ON"
(inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje "methet gezicht in de rijrichting" is bevestigd.4.Verwijder de sleutel zonder de stand vande schakelaar te veranderen.
Airbag voorpassagier
155
B.Uitschakelen van het ASC/ TCL-systeem.
127 C
.Uitschakelen van de parkeerhulp.
148
Veiligheid voor de
inzittenden
120
D. Uitschakelen van de functie Stop & Start (Auto Stop & Go).
Starten
- Stand 1: LOCK
- Stand 2: ACC
-
Stand 3: ON
- Stand 4: START
Wanneer u zonder een pedaal in te trappen op
de knop START/STO
Pdrukt, wordt de stand
van het contact gewijzigd.
- Eén keer indrukken: Stand ACC
- Twee keer indrukken: Stand ON
- Drie keer indrukken: Stand OFF 10
6
107
Contactslot
Kno
p START/STOP
Page 29 of 332

1
27
Controle tijdens het rijden
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Laadstroom accu*
permanent.Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (ver vuilde of losgeraakteaccuklemmen, aandrijfriem dynamo nietcorrect gespannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Antiblokkeersysteem (ABS)permanent.Er is een storing in het antiblokkeersysteem.De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mo
gelijk het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel vóór losgemaakt/
niet vastgemaaktt
permanent, en knippert
ver volgens in combinatie
met een
geluidssignaal.
De bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel losgemaakt of niet
vast
gemaakt.Doe de
gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting.
*
Volgens land van bestemming.
Airbags engordelspannerstijdelijk. Als u het contact aanzet, gaat dit lampje een paar seconden branden
en gaat ver volgens uit.Raadplee
g het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats als het lampje blijft branden.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische gordelspanners.Laat dit controleren door het PEU
GEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 40 of 332

38
Controle tijdens het rijden
Display 1Display 2OorzaakOplossing - ActieOpmerkingen
U bent weggereden terwijl dehandrem nog aangetrokken was. Zet de handrem vrij.
Onvoldoende motoroliedruk of
storing in het oliecircuit. Zet de auto stil en raadpleeghet PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing laden accu. Zet de auto stil en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storin
g in de airbags of in degordelspanners. Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats
om de systemen te laten controleren.
Storing in de automatische koplampverstelling. Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats. Alleen bij auto's met
xenonverlichting.
Storin
g in de dynamische
stabiliteitscontrole (ASC). Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing in de vierwielaandrijving. Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 101 of 332

99
3
Comfort
Vloermat
Om de vloermat aan de bestuurderszijde
te verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
zo ver mogelijk naar achteren en neem debevestigingen los.
Leg de vloermat weer terug op de pennen en
klem de bevesti
gingen vast. Controleer of de
vloermat goed bevestigd is.
Om te voorkomen dat de pedalen blokkeren:
- maak uitsluitend gebruik van mattendie op de reeds in de auto aanwezige bevestigingen passen. Het gebruik vandeze bevestigingen is verplicht.
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Zonnekleppen
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kan een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen. ) Trek de handgreep omhoog om het teopenen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt in
werking zodra het wordt geopend.
In het dashboardkastje bevindt zich de schakelaar voor het uitschakelen van de airbagaan passagierszijde A. Als uw auto is voorzien van airconditioning,bevat het dashboardkastje een
ventilatieopening B , via welke dezelfdegekoelde lucht als die voor het interieur wordt
aangevoerd.
Als uw auto voorzien is van het systeem
"keyless entry and start", bevat deze de
noodstartmodule C.
De zonnekleppen kunnen naar voren wordengeklapt, en naar de zijkant wanneer ze zijn losgeklikt.Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en
een opbergvakje voor tickets.
Page 155 of 332

153
6
Veiligheid
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat degordel gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoonworden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetPEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan deveiligheidsgordels worden uitgevoerddoor het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamhedenvolgens de voorschriften uitvoer t. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordelsbeschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT- net wer k . Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordelzich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.
Page 156 of 332

154
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormeneen aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór ( A), in de lengterichting Avan de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op eenhorizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen hetdashboard en de inzittende om te verhinderen
dat deze naar voren klapt. De airbags vóór beschermen het hoo
fd en de
borst van de bestuurder en de passagier bij een
frontale aanrijding.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.