sensor PEUGEOT 5008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2016Pages: 364, PDF Size: 13.07 MB
Page 28 of 364

26
5008_nl_Chap01_controle-marche_ed01-2015
ControlelampjebrandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Bochtverlichting knippert. Er is een storing in de 
bochtverlichting. Laat dit controleren door het  
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Bandenspanning 
te laag permanent.
De bandenspanning van een of 
meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te 
worden uitgevoerd.
+ knipperend 
en vervolgens 
permanent, in 
combinatie met het 
verklikkerlampje 
Service.Het controlesysteem voor de 
bandenspanning is defect of de 
sensor van een van de wielen wordt 
niet gedetecteerd.
De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Airbags
tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele 
seconden en dooft als het contact 
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de 
airbags of de pyrotechnische 
gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Aanwezigheid 
water in 
brandstof permanent.
Er bevindt zich water in het 
brandstoffilter. Risico van beschadiging van het inspuitsysteem bij 
dieselmotoren.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. 
Controle tijdens het rijden  
Page 63 of 364

61
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Het airconditioningssysteem is 
chloorvrij en is niet schadelijk voor de 
ozonlaag.Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de 
volgende gebruiksadviezen in acht:
F 
A
 ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, 
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
 Z
et de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
 
L
 et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de 
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en 
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
F
 
K
 ies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig 
gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten 
beslaan.
F
 
L
 et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient 
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
 
Z
 et de airconditioning 1   tot 2   keer per maand 5   tot 10   minuten aan om het systeem in 
perfecte staat te houden.
F
 
C
 ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek 
vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
 W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde 
actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon 
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
 
A
 ls de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit 
heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
 B
ij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling 
bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld 
voor een optimale trekkracht van de motor.
 C
ondensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water 
onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
F
 L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te houden.
F
 
G
 ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Regeling ventilatie 
achter
Draai, na het indrukken van de toets "REAR", aan de 
draaiknop voor de zijventilatieroosters achter om de 
luchthoeveelheid te verhogen of te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en de 
uitstroomopeningen in de vloer niet afgedekt worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt door de 
ventilatieroosters te sluiten en de draaiknop op 0
  te 
zetten.
3 
Comfort  
Page 82 of 364

80
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Verstellen
F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand
Dag-/nachtstand
F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.
F
 
D
 uw het hendeltje naar voren om de 
spiegel terug te zetten in de dagstand.
Binnenspiegel
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter 
de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een 
antiverblindingsstand waardoor de spiegel 
donkerder wordt en de bestuurder minder 
hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon 
en van de koplampen van achteropkomend 
verkeer.Automatisch dimmende binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die 
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel 
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en 
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
 Z
odra de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld, wordt de spiegel in de 
dagstand gezet voor een maximaal 
zicht naar achteren. 
Comfort  
Page 87 of 364

85
5008_nl_Chap04_visibilite_ed01-2015
Uitschakelen van de verlichting 
bij afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten 
automatisch uitgeschakeld, behalve als de 
automatische "follow me home"-verlichting is 
geactiveerd.
Bij helder of regenachtig weer, 
zowel overdag als 's nachts, 
zijn de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten verblindend voor 
medeweggebruikers en daarom niet 
toegestaan.
U moet zelf inschatten wanneer u de 
mistlampen moet inschakelen, omdat 
mogelijk de lichtsterktesensor van 
de automatische verlichting ondanks 
eventueel aanwezige mist toch 
voldoende licht kan constateren.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten 
zodra ze niet meer nodig zijn.
Aanzetten van de verlichting na 
afzetten van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten, draait u 
de ring A in de stand "0"
- lichten gedoofd, en 
kiest u vervolgens de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend, 
klinkt er een geluidssignaal om aan te geven 
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd uit; hoe 
lang dit duurt is afhankelijk van de laadtoestand 
van de accu (overgang naar eco-modus).
4 
Zicht  
Page 88 of 364

86
5008_nl_Chap04_visibilite_ed01-2015
Handbediende follow me 
home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten 
van het contact de dimlichten nog even blijven 
branden om het uitstappen in het donker te 
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
F
 
G
 eef nogmaals een "lichtsignaal" om de 
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de 
handbediende follow me home-verlichting na 
een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Verlichting overdag vóór 
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze 
verlichting automatisch ingeschakeld als de 
lichtschakelaar in de stand " 0" of " AUTO " staat.
Inschakelen
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat 
automatisch uit of gaat uit na het afzetten van 
het contact of het weer vergrendelen van de 
auto. F
 
D
 ruk op het geopende hangslot 
van de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en 
uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Instapverlichting 
buitenzijde
De instapverlichting wordt afhankelijk van de 
door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid 
licht geactiveerd om op donkere plaatsen het 
lokaliseren van de auto en het instappen te 
vergemakkelijken.
De duur van het branden van de 
instapverlichting is gelijk aan die van 
de automatische follow me home-
verlichting. 
Zicht  
Page 89 of 364

87
5008_nl_Chap04_visibilite_ed01-2015
Automatische verlichting
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het 
activeren van de functie wordt bevestigd 
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.  Het uitschakelen van de functie wordt 
bevestigd door een melding op het display.
Storing
Bij een storing in de lichtsterktesensor gaat 
de verlichting branden, wordt dit pictogram 
weergegeven op het instrumentenpaneel en/
of verschijnt een melding op het display, in 
combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Automatische follow me 
home-verlichting
Als de functie automatische verlichting is 
geactiveerd (lichtschakelaar in de stand 
"AUTO "), blijft onder donkere omstandigheden 
het dimlicht branden bij het afzetten van het 
contact.
Bij mist of sneeuw kan de 
lichtsterktesensor ten onrechte 
voldoende licht waarnemen; de 
verlichting wordt dan niet automatisch 
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor 
gecombineerde lichtsterktesensor, 
die zich in het midden van de voorruit 
achter de binnenspiegel bevindt, niet af. 
De aan de sensor gekoppelde functies 
worden dan niet meer bediend.
Met behulp van een lichtsterktesensor worden 
de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en 
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. 
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, 
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van 
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
InschakelenProgrammeren
Het inschakelen of uitschakelen 
en de tijdsduur van de follow 
me home-verlichting zijn in te 
stellen via het configuratiemenu 
van de auto.
4 
Zicht  
Page 90 of 364

88
5008_nl_Chap04_visibilite_ed01-2015
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting wordt afhankelijk van de door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid 
licht geactiveerd om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te 
vergemakkelijken.
Inschakelen
De duur van het branden van de 
instapverlichting is gelijk aan die van 
de automatische follow me home-
verlichting.
F
 
D
ruk op het geopende hangslot 
van de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en 
uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat 
automatisch uit of gaat uit na het afzetten van 
het contact of het weer vergrendelen van de 
auto. 
Zicht  
Page 96 of 364

94
5008_nl_Chap04_visibilite_ed01-2015
Automatische ruitenwissers 
vóór
De ruitenwissers worden automatisch 
ingeschakeld als de sensor achter de 
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid 
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de 
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag 
te duwen in de stand "AUTO".
Dit wordt bevestigd door een melding op het 
display.
Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervolgens in 
de stand "0"  om de ruitenwissers handmatig te 
bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding op het 
display.
Storing
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in de 
intervalstand.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor in 
het midden van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers 
tot de voorruit ontdooid is om de 
wisserbladen niet te beschadigen.
Als het contact meer dan   
1
 
minuut afgezet is geweest, moet 
de automatische werking van de 
ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd 
door de hendel kort omlaag te duwen. 
Zicht  
Page 145 of 364

143
5008_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Airbags
Airbags vóór
Activering
De airbags worden geactiveerd, behalve als de 
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, 
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een 
gedeelte van) de impactzone vóór (A), in de 
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde 
richting de achterzijde van de auto, die zich op 
een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de 
bestuurder en het stuur of tussen de passagier 
voorin en het dashboard om te verhinderen dat 
deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de middelste passagier achter) bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van 
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers 
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren 
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan 
de registratiezones voor een aanrijding worden 
blootgesteld:
-
 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto 
(uitgezonderd de middelste passagier achter) 
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding 
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het 
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden 
de auto eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen. De airbags vóór helpen de bestuurder en 
voorpassagier te beschermen bij een ernstige 
frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en 
borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in 
het stuur wiel en de passagiersairbag in het 
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken alleen als het 
contact aan is. Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend 
ongeval), worden de airbags niet meer 
opgeblazen.
7 
Veiligheid  
Page 164 of 364

162
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Uitschakelen
Weer inschakelen
F Druk nogmaals op de schakelaar 1  om het 
systeem weer in te schakelen.
 D
e laatste geprogrammeerde waarde blijft 
behouden en het verklikkerlampje gaat 
branden.
Storing
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld 
als de sensor het voertuig vóór u niet goed 
waarneemt (slechte weersomstandigheden, 
sensor slecht afgesteld, ...). Er verschijnt een 
melding op het multifunctionele display.
Onder bepaalde omstandigheden is het 
mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden 
gedetecteerd, bijvoorbeeld:
-
 
a
 ls u in een bocht rijdt,
-
 
a
 ls u van rijstrook wisselt,
-
 
a
 ls het voertuig vóór u te ver weg is 
(maximaal bereik van de sensor: 100
  m.) of 
stilstaat (in een file, ...),
Wanneer de gevolgde auto zeer dichtbij is (tijd 
tussen de twee auto's korter dan 0,5
  s), blijft de 
weergave 0,5
  s. Laat het systeem, als het 
verklikkerlampje 1
  knippert, controleren 
door het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem is geen anti-botsradar en 
grijpt niet in als de afstand te kort wordt. 
Het systeem geeft uitsluitend informatie 
en bij gebruik ervan moet de bestuurder 
te allen tijde zijn aandacht op het 
verkeer blijven vestigen.
F
 
D
ruk op de schakelaar 1
 
om het systeem 
uit te schakelen, het verklikkerlampje gaat 
uit. 
Rijden