ECU PEUGEOT 5008 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2022Pages: 292, PDF Size: 9.42 MB
Page 65 of 292

63
Ergonomie en comfort
3Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven 
door het desbetreffende lampje) drukt u 
meerdere keren op toets 11 tot de gewenste 
instelling wordt weergegeven.
Gebruik de instellingen " Normal" en "Fast" om 
het comfort te waarborgen van de passagiers 
achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de 
automatische stand worden gebruikt. Maar 
wanneer de stand  AUTO wordt uitgeschakeld, 
blijft het lampje voor de geselecteerde instelling 
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand 
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO 
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe 
totdat de gewenste comfortwaarde is 
bereikt, om de toevoer van koude lucht in de 
auto bij koud weer en een koude motor te 
beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het 
instappen veel lager of hoger is dan de 
ingestelde comfortwaarde, heeft het geen 
zin om de ingestelde waarde te wijzigen 
om de gewenste temperatuur sneller 
te bereiken. Het systeem corrigeert het 
temperatuurverschil automatisch en zo snel 
mogelijk.
Automatisch programma  Zicht
Zie het hoofdstuk Ontwasemen / ontdooien 
voorruit voor meer informatie over toets 8.
Functie "Air Quality 
System" (AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor 
schakelt deze functie automatisch de recirculatie 
van de interieurlucht in als een bepaalde 
grenswaarde voor de vervuiling van de 
buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt 
de recirculatie van de interieurlucht automatisch 
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende 
geurtjes te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld 
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de 
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur 
lager is dan 5
  °C, om te voorkomen dat de 
voorruit en zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door 
de secundaire pagina te openen met de toets 
“OPTIES " en vervolgens op toets  12 te drukken.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies 
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de 
andere functies automatisch blijft regelen:  –
  Luchtstroom.
–   Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets " AUTO" gaat uit 
als een van de instellingen wordt gewijzigd.
►  
Druk nogmaals op toets 
9
  om het 
automatische comfortprogramma weer in te 
schakelen.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen  2  (- of +) om de 
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator) 
wordt opgevuld overeenkomstig de gevraagde 
hoeveelheid.
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, 
stopt de ventilatie.
Naast de ventilator wordt  OFF weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de 
luchtstroomverdeling in het interieur aan te 
passen.
Voorruit en zijruiten. 
Middelste ventilatieroosters en 
zijventilatieroosters.
Voetenruimte. 
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er 
lucht in de aangegeven richting geblazen.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht 
over het interieur kunnen de drie toetsen 
gelijktijdig zijn geactiveerd.   
Page 66 of 292

64
Ergonomie en comfort
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie 
toetsen 3 gedoofd.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde 
efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
– 
In de zomer de temperatuur in de auto 
verlagen.
–
 
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen 
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
 
Druk op toets 
 5 om de airconditioning in of uit 
te schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het 
controlelampje in de toets branden.
De airconditioning werkt niet als de 
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd 
inschakelen om de lucht sneller af te koelen. 
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht 
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan 
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan 
van de ruiten).
Maximale stand van de 
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur 
op de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling 
naar de middelste ventilatieroosters en 
zijventilatieroosters, stelt de luchtstroom in op  maximaal en schakelt de luchtrecirculatie in het 
interieur in.
►
 
Druk op toets 
 6 om de functie in of uit te 
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het 
systeem terug naar de instellingen van vóór de 
inschakeling.
Centrale regeling / 
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan 
voorpassagierszijde kan worden afgestemd 
op de instelling aan bestuurderszijde (functie 
centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de 
secundaire pagina die u kunt openen met de 
toets "OPTIES ".
►
 
Druk op de toets 
 13 om de functie "MONO" 
(centrale regeling) in te schakelen; de functie 
krijgt de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld 
als de passagier de toetsen voor de 
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient 
(functie gescheiden regeling).
Functie "REAR" 
 
 
 
Wanneer deze functie wordt geactiveerd, wordt 
de achterste aanjager ingeschakeld. Zo kunnen 
de achterpassagiers de luchtstroom uit deze 
ventilatieroosters regelen onafhankelijk van de 
luchtstroomregeling van de airconditioning voor 
de voorste ventilatieroosters.
Wanneer deze functie wordt gedeactiveerd, 
wordt de maximale luchtstroom uit de 
achterste ventilatieroosters begrensd door de 
luchtstroominstelling van de airconditioning voor 
de voorste ventilatieroosters.
U kunt deze functie inschakelen op de 
secundaire pagina die u kunt openen met de 
toets "OPTIES ".
►
 
Druk op de toets 
 14 om de functie "REAR" 
(centrale regeling) in te schakelen; de functie 
krijgt de status "ON".
►
 
Druk op de knop " grote ventilator
" of "kleine 
ventilator" om de luchtstroom te verhogen of te 
verlagen.
De betreffende lampjes gaan branden.   
Page 286 of 292

284
Trefwoordenregister
Noodoproep ~ Urgence-oproep     90–91
Noodprocedure afzetten van  
de motor
    
120–121
Noodprocedure starten
    
120, 221
Noodremassistentie ~ Brake Assist System 
(BAS)
    
93, 160
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist 
System (BAS)
    
93
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
    
22
O
Oliefilter    196
Oliefilter (vervangen)     
196
Olieniveau
    
18, 194
Oliepeilstok
    
18, 194
Olieverbruik
    
194
Onder de motorkap ~ Motorruimte
    
192–193
Onderhoud (adviezen)
    
177, 201
Onderhoudsadviezen
    
177, 201
Onderhoudscontroles
    
17, 196, 198
Onderhoudsindicator ~ 
Onderhoudsintervalindicator
    
17, 22
Ontdooien
    
51, 65
Ontgrendelen
    
27, 29
Ontgrendelen achterklep
    
28, 30
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte 
ontgrendelen
    
28, 30
Ontgrendelen portieren ~ Portieren  
ontgrendelen
    
31–32
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur 
ontgrendelen    
31
Ontluchten brandstofsysteem ~ 
Brandstofsysteem ontluchten
    
203
Ontwasemen
    
51, 65
Ontwasemen achter
    
65
Ontwasemen achter ~  
Achterruitverwarming
    
66
Ontwasemen voor
    
65
Op afstand bedienbare functies
    
26, 185
Op afstand bedienbare functies  
(plug-in hybride)
    
26, 66
Opbergvak
    
67, 78
Opbergvakken
    
67, 70, 72, 74, 78
Opbergvakken portieren
    
67
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte  
openen
    
29, 34
Openen motorkap ~ Motorkap,  
openen
    
192–193
Openen portieren ~ Portieren openen
    
29, 34
Openen ruiten ~ Ruiten openen
    
27
Oplaadbaar hybridesysteem
    
5, 8, 25,  
119, 131, 177
Opladen via normaal stopcontact (plug-in 
hybride)
    
184–185
Opschakelindicator
    
131
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht
    
236
Overzicht van het verbruik
   
25–26
Overzicht zekeringen ~  
Zekeringentabel
    
216, 219P
Panoramisch schuifdak     42–44
Park Assist     
170–172
Parkeerhulp achter
    
164
Parkeerhulp achter met grafische   
weergave en geluidssignalen
    
164
Parkeerhulpsystemen (algemene  
adviezen)
    
135
Parkeerhulp vóór
    
165
Parkeerlichten
    
80, 215
Persoonlijke instellingen
    
10
Plafonniers
    
71
Portieren
    
34
Portieren sluiten
    
30–31, 34
Profielen
    
249, 274
Programmeerbare verwarming
    
26, 66
Pyrotechnische gordelspanners
    
100
R
Radar (waarschuwingen)     135
Radio     
243, 268
Radiozender
    
243, 268–269
RDS
    
243, 268
READY (verklikkerlampje)
    
192
Recuperatief remmen (vertragen  
door remmen op de motor)
    
128
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager,  
regeling
    
63, 65