Peugeot 508 Hybrid 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: 508 Hybrid, Model: Peugeot 508 Hybrid 2011Pages: 340, PDF Size: 11.18 MB
Page 21 of 340

.
19
In één oogopslag
Onder het rijden
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2.Ver lagen van de ingestelde snelheid. 3.Ver hogen van de ingestelde snelheid. 4.
Onderbreken/hervatten van de snelheidsbegrenzing (pause).
5. Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
128
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Ver lagen van de ingestelde snelheid.3.
Ver hogen van de ingestelde snelheid.4.
Onderbreken/hervatten van desnelheidsregeling (pause).
5. Uitschakelen van de snelheidsregelaar.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
130
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van
het systeem op het instrumentenpaneel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbe
grenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en hetactiveren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een rijsnelheid hoger dan
40 km/h, vanaf de 4e versnelling bij eenhandgeschakelde versnellingsbak (2e bij een2Tr o n i c v e r s n e l l i ngsbak of een automatische
transmissie).
Page 22 of 340

20
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van eenhandgeschakelde versnellingsbak, rijddan rustig weg, schakel zo snel mogelijkde tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogereversnelling. Volg de aanwijzingen van deschakelindicator (indien aanwezig) die op hetinstrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatischeversnellingsbak of een EGS-versnellingsbak,laat de selectiehendel dan in de stand Drive"D"
of Auto "A"
(afhankelijk van het typeversnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bijvoorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaalgeleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruikdan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alleruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken(blinderingspaneel van het panoramadak,zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en deontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch wordenaangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op alsu rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD -speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus hetbrandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Page 23 of 340

.
21
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen inde bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.Beperk de belading en de luchtweerstand(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk dewinterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan debandenspanning die staat vermeld op de sticker op de por tiersponning aan bestuurderszijde.Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet isgebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van hetreser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie ver versen, oliefilter en luchtfilter ver vangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u datbrandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruikzich stabiliseert.
Page 24 of 340

22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel benzine - diesel
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 2. Motorolietemperatuurmeter. 3.Brandstofniveaumeter.4.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 5.
Snelheidsmeter (km/h of mph).
6.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
7
. Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (gestuurdeA
.Dimmer verlichting.
B.Weergave logboek
waarschuwingsmeldingen.
Informatie over het onderhoud.C.Resetten van de dagteller. hand
geschakelde versnellingsbak of
automatische transmissie).8. Display: waarschuwingsmeldingen,
meldingen over de status van functies,
boordcomputer.
9.Dagteller (km of miles).
10. Automatische ruitenwissers Onderhoudsindicator
(km of miles) ver volgens,
kilometerteller. Beide functies worden achtereenvolgend
weergegeven na het aanzetten van het contact.
Meters en displays Bedieningstoetsen
Page 25 of 340

1
23
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder
informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van
een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en/of op het display van het
instrumentenpaneel enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt
gestart, moeten dezelampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van hetinstrumentenpaneel.
Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeftbeide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van een
controlelampje duidt op een storing, isafhankelijk van de werkingsfase van de auto.
1
2
2
2
3
3
3
2
3
3
Gebruik, als de auto stilstaat, de linker
draaiknop van het stuur wiel om door de menu's
te scrollen en de parameters van de auto in te
stellen (comfort- en rijsystemen, ...).
- Draaien (buiten menu om): u scrolt door dediverse beschikbare actieve functies.
- Indrukken: toegang tot het algemene menu,bevestigen van uw keuze.
- Draaien (in het menu): verplaatsen naar boven of naar beneden in het menu.
Algemeen menu
Parameters van de auto Instellin
gen display
Voorverwarming / voor ventilatie
Instellingen bestuurdersplaats
Alleen ont
grendelen kofferdeksel
Hulp bij het rijden
Geprogrammeerde snelheden
Achterruitenwisser aan bij achteruit
Elektrische parkeerrem
Verlichting
Instapverlichting
Follow me home-verlichtin
g
Bochtverlichting
Instellingen
Taal
Eenheid
Verbruik
Te m p e r a t u u r
Kleurstellin
g
3
1
2
2
3
2
3
1
2
Page 26 of 340

24
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer linksknipper t, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaagbeweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichtenpermanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlichtpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand "Dimlicht".
Grootlichtpermanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.
Mistlampen vóórpermanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichtenpermanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichtenuit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
Page 27 of 340

1
25
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Voorgloeien dieselmotor
permanent.De star tknop "START/STOP"
is
ingedrukt (Contact). Wacht met star ten tot het controlelampje uitgaat.
Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor
onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat het
rempedaal ingetrapt blijft bij auto's met automatische
versnellingsbak of EGS-versnellingsbak; en het koppelingspedaal bij een handgeschakelde
versnellingsbak.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor star t.
Handrem
permanent. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de rubriek "Handrem" voor meer informatieover de handrem.
Uitschakelingvan de automatische werking van de elektrischeparkeerrem
permanent. De functies "automatisch aantrekken" (bij het afzetten van de motor)en "automatisch vrijzetten" zijn
uitgeschakeld of werken niet.
Activeer de functie (volgens land van bestemming)
via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
als de parkeerrem niet meer automatisch wordt
aan
getrokken of vrijgezet.
De parkeerrem kan met behulp van de procedure voor
de noodontgrendeling handmatig worden vrijgezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de elektrischeparkeerrem de desbetreffende rubriek.
Page 28 of 340

26
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Automatischeruitenwisserspermanent.De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen.De automatische stand van de ruitenwissers vóór isgeactiveerd.Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.
Airbag aan
passagierszijde
permanent op het
displa
y van de
verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "ON". De passagiersairbag vóór is geactiveerd.Plaats in dit geval geen kinderzitje metde rug in de rijrichting op de stoel van de
voorpassagier.
Zet de schakelaar in de stand "OFF"
om de
passagiersairbag vóór uit te schakelen.
In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.
Stop & Start
permanent. Het Stop & Star t-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet(verkeerslicht, stopbord, opstopping,enz.). Het lamp
je gaat uit en de motor wordt automatischgestart als u wilt wegrijden.
knippert enkeleseconden en gaatdan uit. De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de STA R T- s t a n d g e z e t . Raadplee
g voor meer informatie over de
bijzonderheden van de STOP- en STA R T- s t a n d d e
rubriek "Stop & Start".
Page 29 of 340

1
27
Controle tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display van het instrumentenpaneel.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent, op het displayvan de verklikkerlampjes
voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Z
et de schakelaar in de stand "ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitjemet de rug in de rijrichting.
CDS/ASR(ESP)
permanent. De toets (op het wegklapbare paneel, linksonder op het dashboard)wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie CDS/ASR wordt
uitgeschakeld.CDS: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als het systeem is uitgeschakeld, wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 30 of 340

28
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeemen moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display van het
instrumentenpaneel wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOPpermanent, in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,een geluidssignaal en een
melding op het display. Dit waarschuwingslampje brandt bij een
lekke band, een storing met betrekking tot
het remsysteem of de stuurbekrachtiging, een te lage motoroliedruk, een te hoge koelvloeistoftemperatuur of een ernstigeelektrische storing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veiligeplaats, omdat u anders het risico loopt op ernstigemotorschade.
Zet het contact af en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Servicetijdelijk.Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:
- het motorolieniveau,
- de mate van ver vuilin
g van het roetfilter (diesel),
- de stuurbekrachtiging,
- een kleine elektrische storing,
-
...
Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanen
t. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de storin
g met behulp van de melding op het display en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.