audio PEUGEOT EXPERT 2018 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2018Pages: 416, PDF Size: 14.27 MB
Page 137 of 416

135
Zonder statische bochtverlichting
Activering
-bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
- als het stuur wiel ver genoeg wordt verdraaid.
Geen activering
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit systeem is standaard geactiveerd.
Het systeem wordt geactiveerd:
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Rijverlichting ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Rijverlichting ".
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
De grootlichtassistent is een hulpsysteem
bij het rijden.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de verlichting van zijn auto
aan te passen aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25
km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Met statische bochtverlichting
4
Verlichting en zicht
Page 138 of 416

136
Inschakelen / uitschakelen
Met / zonder audiosysteem
Inschakelen van het systeem:Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem: Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Grootlichtassistent ".
F
Z
et ver volgens de ring van de
lichtschakelaar in de stand "AUTO" of
"dimlicht/grootlicht".
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
Geef een lichtsignaal
om de werking
van de functie te
onderbreken; het
verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld
op de stand
"automatische
verlichting":
De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen
door de lichtschakelaar naar zich toe te
trekken. Bij het geven van een lichtsignaal wordt
het systeem niet uitgeschakeld.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
a
ls het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij
sneeuwval, zware regenval of dichte
mist, ...),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
w
eggebruikers van wie de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
w
eggebruikers die zich aan de top of
de voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Verlichting en zicht
Page 141 of 416

139
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
Storingen
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met
de lichtsensor aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd en
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto. Dit systeem is standaard geactiveerd.
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Met audiosysteem
Open het menu "
Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Ruitenw. aan
bij achteruit ".
Op het touchscreen
Open het menu " Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Ruitenwisser
achter bij inschakelen achteruit ".
4
Verlichting en zicht
Page 201 of 416

199
Dan knippert dit verklikkerlampje
een paar seconden, waarna het
uitgaat.
Overgang naar de
S TA R T- s t a n d
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak dooft het Stop & Start-
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en
wordt de motor automatisch opnieuw gestart
als u het koppelingspedaal volledig intrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie
dooft het Stop & Start-verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel en wordt de motor
automatisch opnieuw gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de
keuzeschakelaar in de stand D of M staat,
-
u
, met de selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in
de stand D of M zet,
-
u
de achteruitversnelling inschakelt.
Dit is volkomen normaal.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak
dooft het Stop & Start-verklikkerlampje
en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de keuzeschakelaar in
de stand A of M staat,
-
u
, met de keuzeschakelaar in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, de keuzeschakelaar in de
stand A of M zet,
-
u
de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: START-
stand wordt automatisch
geactiveerd
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd onder bepaalde tijdelijke
omstandigheden (bijv. laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging of
instelling airconditioning) om een goede
werking van het systeem te garanderen en in
de volgende gevallen:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
e
en schuifdeur wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan
25
km/h of 3 km/h (afhankelijk van de
motoruitvoering) bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan
3
km/h bij een automatische transmissie.In dat geval knippert dit
verklikkerlampje een paar seconden,
waarna het uitgaat.
Uitschakelen/inschakelen
Met / zonder audiosysteem
Dit is volkomen normaal.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Stop and
Start-systeem ".
Als het systeem met de motor in de STOP-
stand wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor onmiddellijk opnieuw gestart.
Uitschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop: het lampje
ervan gaat branden, het
systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop: het lampje
er van dooft, het systeem is
ingeschakeld.
6
Rijden
Page 203 of 416

201
Raadpleeg voor meer informatie over het
navigatiesysteem de rubriek "Audio en
telematica ".
Knoppen
Inschakelen / uitschakelen
1.Aan.
2. Uit (lang indrukken).
3. Instellen van de lichtsterkte.
4. Instellen weergavehoogte. F
D
ruk bij draaiende motor op de knop 1 om
het systeem in te schakelen en het scherm
uit te klappen.
Hoogteverstelling
Stel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de knoppen 4:
-
o
mhoog om het display hoger af te
stellen,
-
o
mlaag om het display lager af te stellen.
Helderheid instellen
F Stel bij een draaiende motor de helderheid van het informatiedisplay in met toets 3 :
-
"
zon" om de lichtsterkte te verhogen,
-
"
maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Leg nooit voorwerpen rondom het scherm
(of in de uitsparing) zodat het uitklappen
en de goede werking van het scherm niet
verhinderd worden.
Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of
sneeuw, zeer zonnig weer, ...) kan de informatie op
het head-up display tijdelijk minder goed leesbaar
zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de
informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek (bijvoorbeeld
een brillendoekje of microvezeldoekje) om
het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit
een droge doek, een schuurspons, of een
schoonmaak- of oplosmiddel om te voorkomen
dat er krassen ontstaan op het scherm of de anti-
reflecterende laag beschadigd raakt.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en
de instellingen worden opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
F
H
oud de knop 2
ingedrukt om
het systeem uit te schakelen en
het scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van
het head-up display blijft behouden als de
motor opnieuw wordt gestart.
F
6
Rijden
Page 206 of 416

204
Weergave van de snelheidInschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Snelheidsadviezen ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in
het menu "Rijden/Auto " de
functie " Weergave van de
adviessnelheid. ".
Grenzen van het systeem
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
-
s
lecht weer (regen, sneeuw),
-
luchtvervuiling,
-
t
rekken van een aanhanger, caravan,
-
r
ijden met sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders, Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, regen, mist),
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
s
nelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
Zorg dat het gedeelte van de voorruit voor
de camera regelmatig wordt gereinigd.
Opslaan van de ingestelde
snelheid
Deze functie vormt een aanvulling op de
weergave van de snelheidslimietherkenning .
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt
geen informatie over de snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet
wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde
w e e r.
De bestuurder kan, als hij dat wil,
zijn snelheid aanpassen op basis
van de door het systeem geleverde
gegevens.
De bestuurder kan er voor kiezen de ingestelde snelheid
af te stemmen op de door de snelheidslimietherkenning
aangegeven snelheidslimiet door op de knop voor het
opslaan van de schakelaar van de snelheidsbegrenzer of
de (adaptieve) snelheidsregelaar te drukken.
Deze snelheid ver vangt dan de op dat moment
ingestelde snelheid voor de snelheidsbegrenzer en/of de
snelheidsregelaar.
Rijden
Page 222 of 416

220
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Bovendien wordt waarschuwingsniveau
1
nooit weergegeven als de stand
" Dichtb. " is geselecteerd.
Instellen van de stand voor de
activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
-
"Ver " om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
-
"Normaal ",
-
"Dichtb. " om later gewaarschuwd te
worden.
Met audiosysteem
Active Safety Brake
Als de radar en de camera de
aanwezigheid van een voertuig of een
voetganger hebben bevestigd, knippert dit
lampje als het systeem wordt geactiveerd.
Belangrijk : als de werking van het
automatische noodremsysteem
wordt geactiveerd, moet u de
controle over uw auto overnemen en
remmen met het rempedaal om het
automatisch remmen aan te vullen
of te beëindigen.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Het moment van activeren van de remmen
kan worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals stuuracties of het
intrappen van het gaspedaal.
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om
de snelheid van de aanrijding te beperken
of de frontale aanrijding met de voorligger te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de
camera activeert het systeem de remmen van
de auto.
Activeer of deactiveer in het
menu " Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Wijzig vervolgens het waarschuwingsniveau.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op
aanrijding en automatisch
remmen ".
Wijzig vervolgens het waarschuwingsniveau.
Druk op " Bevestigen" om de wijziging op te
slaan.
Rijden
Page 223 of 416

221
Als het systeem in werking is, kunnen er
lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot
2
seconden geactiveerd.
Als het automatische noodremsysteem
niet is ingeschakeld, wordt u hier voor
gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een
melding.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze
door het automatische noodremsysteem tot
stilstand is gebracht. Houd het rempedaal
ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Als het automatische noodremsysteem
niet is ingeschakeld, wordt u hier voor
gewaarschuwd door het permanent
branden van dit lampje in combinatie met
een melding.
Intelligente noodremassistentie
(AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt
om de aanrijding te voorkomen, zorgt het
systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Uitschakelen / inschakelen van
de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Als de storing aanhoudt, neem dan contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren. Als een van de twee sensoren (camera of
radar) is afgedekt of een beperkt bereik
heeft ter wijl de andere normaal werkt,
blijft het systeem werken maar minder
nauwkeurig dan normaal. Dit wordt niet
aangegeven door een melding of een
lampje.
Om storingen in de werking van de radar
te voorkomen, mag de bumper niet
worden gespoten.
Slechte weersomstandigheden (zware
regenval, opeenhoping van sneeuw
rond de radar en de camera) kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. In dat geval verschijnt er
een storingsmelding. De functie is niet
beschikbaar zolang deze melding wordt
weergegeven.
Activeer of deactiveer in het
menu "
Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op
aanrijding en automatisch
remmen ".
6
Rijden
Page 224 of 416

222
Lane Departure Warning
System
Detectie – waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen
van dit lampje op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en tot ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met / zonder audiosysteem
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem:
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
" Rijden/Auto " de functie "Lane
Departure Warning ".
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Het lampje van deze knop knippert.
of
De toets knippert en er wordt een storing
weergegeven.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn en er weinig
contrast is tussen het wegdek en de
markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde extreme
weersomstandigheden: mist, zware
regenval, sneeuw, schaduw, fel
zonlicht of directe blootstelling aan de
zon (lage zon, uitrijden van een tunnel
e n z .) .
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden
van een rijstrookmarkering en waarschuwt in
dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als
bij een rijsnelheid hoger dan 60
km/h een
rijstrookmarkering wordt overschreden zonder
dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen. Inschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft;
het systeem is uitgeschakeld.
Rijden
Page 225 of 416

223
Vermoeidheidsherkenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een
waarschuwing zodra het detecteert
dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid
van meer dan 65
km/h zonder dat hij
een pauze heeft genomen. Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15 minuten stil met draaiende motor,
-
h
et contact is enkele minuten afgezet
geweest,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65
km/h.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Detectie
verslapping aandacht ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Detectie
verslapping aandacht ".
Waarschuwing
oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
6
Rijden