PEUGEOT EXPERT 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2018Pages: 416, PDF Size: 14.27 MB
Page 211 of 416

209
Snelheidsregelaar
("CRUISE")
Met behulp van de
snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante
ingestelde snelheid rijden zonder
gas te hoeven geven.
Bij het uitschakelen van het contact
worden alle geprogrammeerde snelheden
gewist.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning .
Stuurkolomschakelaars Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Instellen van een snelheid / Verlagen van
de ingestelde snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen
van de ingestelde snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5. Afhankelijk van de uitvoering van
uw auto, weergave van het overzicht
van de opgeslagen snelheden of
opslaan van de snelheid die door
de snelheidslimietherkenning is
aangegeven.
6.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
6
Rijden
Page 212 of 416

210
Inschakelen
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daar voor moet de auto
met een snelheid van minstens 40
km/h rijden.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld. De ingestelde snelheid kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te
trappen.
Om weer terug te keren naar de
ingestelde snelheid is het voldoende het
gaspedaal los te laten tot de rijsnelheid
weer gelijk is aan de geprogrammeerde
snelheid.
Wijzigen van de
oorspronkelijke (ingestelde)
snelheid
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid op de volgende
manieren wijzigen:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1
km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5
km/h.-
a
ls uw auto is voorzien van de functie
opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5 :
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Hierna is de wijziging van kracht.
-
d
oor te drukken op toets 5 als uw auto is
voorzien van snelheidslimietherkenning:
F
h
et instrumentenpaneel toont de snelheid
die moet worden opgeslagen,
F
D
raai de rolknop 1
in de stand CRUISE: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op toets 2
of 3 : de actuele rijsnelheid
van uw auto wordt de ingestelde
kruissnelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Rijden
Page 213 of 416

211
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel.Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidslimietherkenning .
Werking onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of
om veiligheidsredenen, door activering van
h e t E S P.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
F druk nogmaals op toets 5 om de
snelheid op te slaan.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door
op de toets 4
te drukken: het display toont de
onderbreking (Pause).
Storing
F Draai knop 1 in stand 0 . De informatie
van de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Als de streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Adaptieve snelheidsregelaar
("CRUISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de
auto automatisch de door de
bestuurder ingestelde snelheid
aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
Inschakelen/uitschakelen
De rolknop voor de selectie
van de snelheidsregelaar
moet in de stand "CRUISE"
staan, anders wordt uw
commando niet uitgevoerd.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu van
de auto.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
" Rijden/Auto " de functie "Actieve
snelheidsregelaar ".
Bij het afzetten van het contact wordt de
status van de functie opgeslagen.
6
Rijden
Page 214 of 416

212
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
Instellen van een snelheid / Verlagen van de ingestelde
snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen
van de ingestelde snelheid.
4.
Onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling.
5.Afhankelijk van de uitvoering van uw auto,
weergave van het overzicht van de opgeslagen
snelheden of opslaan van de snelheid die door
de snelheidslimietherkenning is aangegeven.
6.Er is keuze uit drie vaste instellingen voor de afstand
tot de voorligger (" Dichtb.", "Normaal", " Ver").
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
7. Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8. Snelheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9. Ingestelde snelheid. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display
.
Inschakelen
De adaptieve snelheidsregelaar moet
handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet
de rijsnelheid tussen 40
km/h en 150 km/h
liggen.
Als de ingestelde snelheid hoger
is dan 150
km/h, gaat de adaptieve
snelheidsregelaar automatisch over op
een conventionele snelheidsregeling
(zonder automatische regeling van de
afstand tot de voorligger).
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een automatische transmissie of
elektronisch gestuurde versnellingsbak,
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidsregelaar .
Standaard is de afstand tot de voorligger
ingesteld op "
Normaal".
In andere gevallen wordt de laatst
gebruikte instelling geactiveerd bij het
inschakelen van de functie.
Rijden
Page 215 of 416

213
De adaptieve snelheidsregelaar moet
worden geselecteerd in het menu
"Rijverlichting/Auto ".
Alleen de ingestelde
snelheid wijzigen
F Draai de rolknop 1 in de stand CRUISE: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op een van de toetsen 2 of 3: de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid op de volgende
manieren wijzigen:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1
km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5
km/h. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning
en in het bijzonder het
opslaan van de weergegeven
snelheidslimiet.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij de
actuele snelheid van uw auto ligt.
-
d oor te drukken op de toets 5 (als uw auto
is voorzien van de functie opslaan van
snelheden):
F
w
orden de zes opgeslagen snelheden
weergegeven op het touchscreen,
F
k
ies een snelheid: deze wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Hierna is de wijziging van kracht. -
d oor te drukken op toets 5 (als uw auto is
voorzien van snelheidslimietherkenning):
F
t
oont het instrumentenpaneel de snelheid
die moet worden opgeslagen,
F
druk nogmaals op toets 5
om de
snelheid op te slaan.
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 216 of 416

214
Afstand tot voorligger Wijzigen van de afstand tot de voorligger
Deze waarde blijft in het geheugen opgeslagen,
ongeacht de status van de functie.
Als de afstandsradar een voorligger detecteert
en de geselecteerde snelheid te hoog ligt
ten opzichte van die van deze voorligger,
wordt het systeem niet geactiveerd en wordt
de waarschuwingsmelding "Inschakelen
geweigerd, omstandigheden ongeschikt"
weergegeven tot de omstandigheden
voldoende veilig zijn voor de activering van het
systeem.
De ingestelde waarde van de afstand tot
de voorligger blijft na het afzetten van het
contact in het geheugen opgeslagen.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Met behulp van een radar met een bereik van
ongeveer 100
meter aan de voorzijde van de
auto detecteert het systeem een voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets " -").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. U wordt dan
gewaarschuwd door een geluidssignaal en een
melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de adaptieve
snelheidsregelaar geleidelijk de rijsnelheid tot
de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij de
voorligger dichter nadert om het inhalen
gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden. F
D
ruk op de toets 6 om een nieuwe
waarde voor de afstand tot de voorligger
te selecteren. U kunt kiezen uit drie
instellingen (" Dichtb.", "Normaal ", "Ver "). De ingestelde snelheid kan tijdelijk
worden overschreden door het
gaspedaal in te trappen.
Het loslaten van het gaspedaal is
voldoende om weer terug te keren
naar de ingestelde snelheid.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden
zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van de snelheid op het
instrumentenpaneel.
Rijden
Page 217 of 416

215
Onderbreken
De werking van de adaptieve snelheidsregelaar
kan handmatig of automatisch worden
onderbroken:
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de afhankelijk van de rijomstandigheden
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
-
d
oor het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
-
d
oor activering van het ESP-systeem
omwille van de veiligheid,
-
a
ls een grenswaarde voor de afstand tot de
voorligger wordt bereikt (berekend op basis
van het snelheidsverschil tussen uw auto en
uw voorligger en de ingestelde afstand tot
de voorligger),
-
a
ls de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
-
a
ls de snelheid van uw voorligger te laag is,
-
a
ls de snelheid van uw auto te laag wordt.
6
Rijden
Page 218 of 416

216
PictogramBijbehorende melding Toelichting
Geen auto gedetecteerd: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Detectie van een voertuig op de limiet van het radarbereik: het systeem werkt als een
normale snelheidsregelaar.
"A ANGEPASTE SNELHEID" Detectie van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waar van de snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid.
Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30
km/h) en houdt de rijsnelheid gelijk aan
die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren.
Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke rijsnelheid hoger
zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"A ANGEPASTE SNELHEID" Als de aangepaste snelheid de grens van het systeem (ingestelde snelheid – 30
km/h)
bereikt, gaan de aangepaste snelheid en de waarde van de ingestelde snelheid knipperen
om aan te geven dat de functie binnen enkele ogenblikken automatisch zal worden
uitgeschakeld.
"Snelheidsregelaar
gepauzeerd". Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de
bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook,
snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken.
Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
Rijden
Page 219 of 416

217
Als de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch is onderbroken, kan deze pas
weer worden geactiveerd als weer aan alle
veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan.
De melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" wordt
weergegeven zolang het niet mogelijk is om de
adaptieve snelheidsregelaar weer te activeren.
Als het activeren weer mogelijk is, is het
raadzaam de functie te activeren door de toets
2
(
SET+) of 3
(
SET-) in te drukken waarbij uw
actuele snelheid als nieuwe ingestelde snelheid
wordt opgeslagen. Het indrukken van de toets
4
(
inschakelen/pauze) om de functie te activeren
met de laatste ingestelde snelheid is ook
mogelijk, maar daarbij kan deze snelheid sterk
afwijken van uw actuele snelheid.
Werkingslimieten
Het bereik van de snelheidsregelaar is
beperkt tot een verschil van maximaal
30
km/h tussen de ingestelde snelheid en
de snelheid van de voorligger.
De werking van het systeem wordt in dat geval
onderbroken als de afstand met de voorligger
te klein wordt. -
a
ls de voorligger te sterk of te plotseling
afremt en u zelf niet remt,
-
a
ls een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger.
-
a
ls het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Aangezien het radardetectiebereik relatief
beperkt is, kan het systeem het volgende
wellicht niet detecteren:
-
s
malle voertuigen, bijvoorbeeld
motorfietsen, -
v
oertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden,
-
v
oertuigen die een bocht in rijden,
-
v
oertuigen die plotseling van rijstrook
wisselen.
De snelheidsregelaar houdt geen rekening
met:
- s tilstaande voertuigen,
- t egemoetkomende voertuigen.
De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de
rijsnelheid uitsluitend door af te remmen op de
motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam
af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van
het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
6
Rijden
Page 220 of 416

218
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de adaptieve
snelheidsregeling is beperkt: de snelheid
wordt niet meer aangepast als het verschil
tussen de ingestelde snelheid van uw auto
en de snelheid van de voorligger te groot
wordt.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.
Waarschuwing kans op aanrijding
en Active Safety Brake Werkingsvoorwaarden
Het systeem Waarschuwing kans op
aanrijding werkt alleen:
-
b
ij een van een kentekenplaat voorzien
voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of
staat,
-
b
ij voetgangers,
-
a
ls de snelheid minimaal 7 km/h is (de
functie wordt uitgeschakeld als de snelheid
daalt tot 5
km/h).
Het systeem Active Safety Brake werkt:
-
t
ussen 5 en 140 km/u, in geval van een
rijdende auto,
-
w
anneer de rijsnelheid lager is dan 80 km/h
bij stilstaande voertuigen,
-
w
anneer de rijsnelheid lager is dan 60 km/h
bij een voetganger,
-
i
ndien de passagiers hun veiligheidsgordel
hebben omgedaan,
-
i
ndien de auto niet snel accelereert,
-
i
ndien de auto geen scherpe bocht maakt,
Het Active Safety Brake -systeem werkt niet:
-
a
ls de voorbumper van de auto is
beschadigd,
-
b
innen 10 seconden na de laatste keer dat
het systeem in werking is getreden,
-
b
ij een storing in het elektronische
stabiliteitsprogramma.
Het systeem Waarschuwing kans op
aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer
er een risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger of een voetganger op de rijstrook.
Het systeem Active Safety Brake treedt
in werking wanneer de bestuurder, na de
waarschuwing, niet snel genoeg reageert en
niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de
bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de
zwaar te van de aanrijding te beperken door de
snelheid van de auto te verminderen.
Deze systemen maken gebruik van een radar
in de voorbumper en een camera boven aan de
voorruit.
Storingen
Bij een storing van het systeem wordt u
door een geluidssignaal en de weergave
van de melding "Storing rijhulpfuncties"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De adaptieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
Rijden