air condition Peugeot Expert Tepee 2010 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2010, Model line: Expert Tepee, Model: Peugeot Expert Tepee 2010Pages: 237, PDF Size: 11.21 MB
Page 5 of 237
9
Interieur
IN ÉÉN OOGOPSLAG
1
MIDDENCONSOLE EN DAKCONSOLE
1. Plaats van de schakelaars:
- vergrendeling elektrisch kinderslot,
- centrale vergrendeling/ ontgrendeling.
2. Bediening verwarming en/of
airconditioning.
3. Pasjeshouder of schakelaars:
- uitschakeling ESP,
- uitschakeling inbraakalarm, verklikkerlampje alarm,
- uitschakeling parkeerhulp.
4. CD-wisselaar of opbergvak.
5. Autoradio of opbergvak.
6. Middelste verstelbare
ventilatieroosters.
7. Schakelaar alarmknipperlichten.
8. Display of opbergvak.
9. Plafonnier.
10. Verklikkerlampje uitschakeling
passagiersairbag.
11. Pasjeshouder, schakelaar
uitschakeling ventilatie achter,
schakelaars stoelverwarming.
TIJD INSTELLEN - een middenconsole met display: zie in de rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd
instellen",
- een middenconsole zonder display: zie in de rubriek 2 het gedeelte "Cockpit".
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto is
deze voorzien van:
Page 43 of 237
38
Stuurkolomschakelaars
Mistlampen vóór (groen)
en mistachterlicht
(amberkleurig, draai
de ring 2 standen naar
voren).
Draai de ring twee standen naar
achteren om achtereenvolgens het
mistachterlicht en de mistlampen vóór te
doven.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als ‘s nachts, is
het mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra het niet meer nodig is.
De automatische verlichting schakelt het
mistachterlicht uit, maar de mistlampen vóór
blijven branden. Verlichting overdag
Afhankelijk van het land van bestemming, kan
de auto zijn uitgerust met verlichting overdag.
Als de auto wordt gestart, wordt het dimlicht
ingeschakeld.
De verlichting van de cockpit
(instrumentenpaneel, display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer de
automatische stand van de verlichting wordt
ingeschakeld of wanneer de verlichting
handmatig wordt ingeschakeld.
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze worden ingeschakeld door de ring
B naar voren te draaien en uitgeschakeld
door de ring naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen wordt
aangegeven door een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
Deze branden in combinatie met parkeer- en
dimlicht.
Mistlampen vóór (groen, draai de
ring 1 stand naar voren). Dit verklikkerlampje gaat branden
op het instrumentenpaneel.
Page 53 of 237
48
Ventilatie
HANDMATIGE BEDIENING
Het bedieningspaneel van de handmatige
airconditioning (volgens uitvoering) bevindt
zich op de middenconsole.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar: de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de
middelste ventilatieroosters en de
beenruimte,
de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
Luchtopbrengst
De airconditioning werkt niet als de knop
van de aanjager in de stand 0 staat.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten,
aangegeven door "
Page 54 of 237
49
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Toevoer van buitenlucht
Tips voor het instellen
Voor een optimale werking van het handbediende systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken:
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Het lampje van de toets brandt.
Deze stand dient bovendien om
de toevoer van buitenlucht bij
stank en stofoverlast af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl de
airconditioning en de aanjager
(stand 1 t/m 4) zijn ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar rood) of de
airconditioning (knop temperatuurregeling
naar blauw) sneller vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet langer dan
nodig is.
Schakel zodra de omstandigheden dit
toelaten de toevoer van buitenlucht weer
in om de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Gewenste
werking
Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie Airconditioning (A/C)
Warm
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
Luchtrecirculatie in het interieur
Page 55 of 237
50
Ventilatie
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen kan de temperatuur lager dan 15
worden ingesteld door de knop naar links te
draaien tot LO wordt weergegeven of hoger
dan 27 worden ingesteld door de knop naar
rechts te draaien tot HI wordt weergegeven.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
de waarde links en rechts zo in te stellen dat
het verschil niet meer dan 3 bedraagt.
Het bedieningspaneel (volgens uitvoering)
bevindt zich op de middenconsole.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem
compenseert automatisch en zo snel
mogelijk het temperatuurverschil.
Page 56 of 237
51
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit. Automatische werking Zorg ervoor dat de zonnesensor, die
zich achter de binnenspiegel op de
voorruit bevindt, niet wordt afgedekt. Deze
sensor regelt de airconditioning.
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning.
Druk op deze toets. Het symbool
AUTO verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het systeem
de luchtverdeling, de luchtopbrengst en
de luchttoevoer om het comfort en de
luchtcirculatie in het interieur optimaal te
houden. U hoeft het systeem niet meer zelf
bij te regelen.
Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten opgeslagen,
mits de temperatuur in het interieur
nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval,
dan treedt het automatische programma
weer in werking. Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor een
optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van
uw wensen een afstelling tussen 18 en 24
gebruikelijk.
Page 57 of 237
52
Ventilatie
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets "kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst op het
display, de propeller, wordt afhankelijk van
de ingestelde waarde geleidelijk voller. Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld. Bij het
indrukken van de toets AUTO zal het systeem
weer volledig automatisch functioneren. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie Bij het indrukken van deze toets wordt de
lucht in het interieur gerecirculeerd. Het
symbool van de luchtrecirculatie wordt weergegeven.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten .
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt no dig
is (om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie niet meer
nodig is nogmaals in om de toevoer van buitenlucht
te hervatten.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde malen
in om de luchtstroom te verdelen
naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets
"kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling tot
het symbool van de propeller is
verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld, behalve de luchtrecirculatie en
de achterruitverwarming (volgens uitvoering).
De ingestelde waarde wordt niet meer
geregeld en verdwijnt van het display.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Druk op de toets "grote
propeller" van de
luchtopbrengstregeling 7 of op de
toets AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden
in te schakelen. Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets: het symbool
A/C wordt weergegeven en de
airconditioning wordt geactiveerd.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
Page 58 of 237
53
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
GEBRUIKSVOORSCHRIFT VOOR DE VENTILATIE EN DE AIRCONDITIONING
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd open
Voor een optimale verdeling van de warme
of koude lucht over het interieur hebt u de
beschikking over ventilatieroosters in het
midden en opzij, die gekanteld en naar
links of rechts en naar het bovenlichaam
van de voorste inzittenden gedraaid kunnen
worden. Sluit de ventilatieroosters niet,
maar richt de luchtstroom voor een optimaal
comfort tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen naar de beenruimte in
de auto completeren het geheel.
Interieurfilter, koolstoffilter
Zorg ervoor dat dit filter in goede staat
verkeert en laat de filterelementen
regelmatig vervangen.
Zie in rubriek 6 het gedeelte
"Controles".
Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder alle
weersomstandigheden gesloten zijn. Als
de auto echter langdurig in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het interieur
zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel
even geopend worden om de ventilatie te
bevorderen. Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken: het
systeem regelt de luchtopbrengst, de
comforttemperatuur in het interieur, de
luchtverdeling, de luchttoevoer of -
recirculatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Laat de airconditioning minimaal één keer
per maand 5 à 10 minuten functioneren om
het systeem in perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning kan
ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt, dit is een
normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en laat het systeem in dat geval door
het PEUGEOT netwerk controleren.
Page 59 of 237
54
Ventilatie
Schakel de airconditioning in.
Handbediening
Zet de knop van de
temperatuurregeling in deze stand.
Zet de aanjager in de hoogste
stand.
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Schakel zodra de
omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in
om de lucht in het interieur te
verversen (lampje uit).
Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Page 60 of 237
55
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Druk bij draaiende motor op deze toets
om de achterruitverwarming en/of de
verwarming van de elektrisch verstelbare
buitenspiegels in te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
- door op de toets te drukken,
- door de motor af te zetten,
- automatisch, om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels
Automatische airconditioning:
programma "zicht"
Voor het snel ontwasemen of ontdooien van
de ruiten (bij vocht, veel inzittenden, vorst)
kan het programma "comfort" (AUTO) niet
toereikend blijken.
Kies dan het programma "zicht". Het
verklikkerlampje van het programma "zicht"
gaat branden.
Het systeem schakelt de airconditioning
in, regelt de luchtopbrengst, schakelt
de achterruitverwarming in en stuurt de
optimale luchtstroom naar de voorruit
en de zijruiten.
De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.