service Peugeot Expert Tepee 2010 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2010, Model line: Expert Tepee, Model: Peugeot Expert Tepee 2010Pages: 237, PDF Size: 11.21 MB
Page 14 of 237

Afstandsbediening
SLEUTEL
Met de sleutel kunnen de sloten van de auto
vergrendeld en ontgrendeld worden en kan
de motor worden gestart.
AFSTANDSBEDIENING
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie van
de startblokkering mogelijk te maken.
Synchroniseren van de afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of het
losnemen van de accukabels kan het zijn
dat de afstandsbediening gesynchroniseerd
moet worden.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het contactslot
met de knoppen (hangslot) van de
afstandsbediening naar u toe. Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot) en houd
deze ten minste 5 seconden ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Als de batterij niet wordt vervangen door
een batterij van hetzelfde type, kan de
afstandsbediening defect raken.
Gebruik uitsluitend batterijen van hetzelfde typ e
als de oorspronkelijke batterijen of de door het
PEUGEOT-netwerk voorgeschreven batterijen.
Gooi de batterij van de afstandsbediening niet
weg, de batterij bevat metalen die schadelijk
zijn voor het milieu.
Lever de batterij in bij het PEUGEOT-netwerk
of een speciaal verzamelpunt.
Batterij vervangen
Batterij: CR1620/3 V .
Als de batterij leeg is, verschijnt een melding
op het display in combinatie met een
geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij het
oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het vervangen
van de batterij niet werkt, moet deze
opnieuw gesynchroniseerd worden. Bij verlies van uw sleutels
Neem het kentekenbewijs van uw
auto en een geldig identiteitsbewijs
mee naar een servicepunt van het
PEUGEOT-netwerk .
Het PEUGEOT-netwerk kan de sleutel- en
transpondercode achterhalen om nieuwe
sleutels te bestellen.
Page 16 of 237

Afstandsbediening
SLEUTEL
Met de sleutel kunnen de sloten van de auto
vergrendeld en ontgrendeld worden en kan
de motor worden gestart.
AFSTANDSBEDIENING
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie van
de startblokkering mogelijk te maken.
Synchroniseren van de afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of het
losnemen van de accukabels kan het zijn
dat de afstandsbediening gesynchroniseerd
moet worden.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het contactslot
met de knoppen (hangslot) van de
afstandsbediening naar u toe. Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot) en houd
deze ten minste 5 seconden ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Als de batterij niet wordt vervangen door
een batterij van hetzelfde type, kan de
afstandsbediening defect raken.
Gebruik uitsluitend batterijen van hetzelfde typ e
als de oorspronkelijke batterijen of de door het
PEUGEOT-netwerk voorgeschreven batterijen.
Gooi de batterij van de afstandsbediening niet
weg, de batterij bevat metalen die schadelijk
zijn voor het milieu.
Lever de batterij in bij het PEUGEOT-netwerk
of een speciaal verzamelpunt.
Batterij vervangen
Batterij: CR1620/3 V .
Als de batterij leeg is, verschijnt een melding
op het display in combinatie met een
geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij het
oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het vervangen
van de batterij niet werkt, moet deze
opnieuw gesynchroniseerd worden. Bij verlies van uw sleutels
Neem het kentekenbewijs van uw
auto en een geldig identiteitsbewijs
mee naar een servicepunt van het
PEUGEOT-netwerk .
Het PEUGEOT-netwerk kan de sleutel- en
transpondercode achterhalen om nieuwe
sleutels te bestellen.
Page 19 of 237

20
Afstandsbediening
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking, knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 30 seconden en zal het rode
lampje snel knipperen.
-
Plaats om het alarm uit te schakelen de sleutel
in het contactslot en zet het contact aan
.
Als het alarm tien keer achter elkaar is
afgegaan, wordt het systeem uitgeschakeld.
Voer dan de procedure voor het inschakelen
opnieuw uit. Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
rode lampje gedurende 10 seconden blijft
branden, duidt dit op een storing in de
verbinding met de sirene.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om
het systeem te controleren.
PORTIEREN
Van binnenuit
Vergrendelen van de auto zonder het
alarm in te schakelen
- Vergrendel de auto met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
Schakel het alarm niet in tijdens het wassen
van de auto.
Storing afstandsbediening
Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de
afstandsbediening niet meer werkt:
- Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal
afgaan.
- Zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt. Automatisch inschakelen
Het alarmsysteem wordt ongeveer 2 minuten
nadat een laatste portier, schuifdeur of achterdeur
is gesloten, automatisch ingeschakeld (volgens
land van bestemming).
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier, schuifdeur of achterdeur te
voorkomen, moet nogmaals op de ontgrendelknop
op de afstandsbediening worden gedrukt.
Breng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden tot
storingen.
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Steek de sleutelbaard in het slot van het
bestuurdersportier als de afstandsbediening
niet werkt.
Druk één keer op de schakelaar
om de auto centraal te
vergrendelen.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de auto centraal te ontgrendelen.
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of met de sleutel in het
portierslot.
Page 20 of 237

20
Afstandsbediening
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking, knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 30 seconden en zal het rode
lampje snel knipperen.
-
Plaats om het alarm uit te schakelen de sleutel
in het contactslot en zet het contact aan
.
Als het alarm tien keer achter elkaar is
afgegaan, wordt het systeem uitgeschakeld.
Voer dan de procedure voor het inschakelen
opnieuw uit. Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
rode lampje gedurende 10 seconden blijft
branden, duidt dit op een storing in de
verbinding met de sirene.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om
het systeem te controleren.
PORTIEREN
Van binnenuit
Vergrendelen van de auto zonder het
alarm in te schakelen
- Vergrendel de auto met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
Schakel het alarm niet in tijdens het wassen
van de auto.
Storing afstandsbediening
Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de
afstandsbediening niet meer werkt:
- Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal
afgaan.
- Zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt. Automatisch inschakelen
Het alarmsysteem wordt ongeveer 2 minuten
nadat een laatste portier, schuifdeur of achterdeur
is gesloten, automatisch ingeschakeld (volgens
land van bestemming).
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier, schuifdeur of achterdeur te
voorkomen, moet nogmaals op de ontgrendelknop
op de afstandsbediening worden gedrukt.
Breng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden tot
storingen.
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Steek de sleutelbaard in het slot van het
bestuurdersportier als de afstandsbediening
niet werkt.
Druk één keer op de schakelaar
om de auto centraal te
vergrendelen.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de auto centraal te ontgrendelen.
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of met de sleutel in het
portierslot.
Page 29 of 237

27
Cockpit
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en wijzer
in het rode
gebied. een abnormale verhoging van
de temperatuur.
Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het nive
au.
knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpl
eeg
het PEUGEOT-netwerk.
Service blijft kort
branden.
lichte storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het display.
Zie rubriek 9, het gedeelte " Boordcomputer" en
vervolgens "Logboek waarschuwingsmeldingen.
Raadpleeg, afhankelijk van de ernst van de storing, het
PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
1e zitrij niet
vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
dat de bestuurder en/of
voorpassagier zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelslui
ting.
in combinatie
met een
geluidssignaal en
blijft vervolgens
branden. tijdens het rijden is de
veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier
niet vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 4 het gedeel
te
"Veiligheidsgordels".
De bestuurder moet controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel op de juiste wijze hebben vastgem aakt.
Page 37 of 237

34
Cockpit Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten
van de onderhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten
Het PEUGEOT-netwerk zet de
onderhoudsindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende wijze
op 0 gezet worden:
- zet het contact af,
- druk op de resetknop van de dagteller
en houd deze ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhoudsindicator
"=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau. Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding
"OIL"
knippert in combinatie met
het verklikkerlampje service,
een geluidssignaal en een
melding op het display, is het motorolieniveau
te laag, waardoor ernstige motorschade kan
ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld.
Storing
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert, duidt
dit op een storing in
de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor minstens 15 minuten niet heeft
gedraaid. Oliepeilstok
A = maxi, het oliepeil mag nooit
boven dit niveau uitkomen. Een te
hoog oliepeil kan schade aan de
motor veroorzaken.
Raadpleeg in dat geval zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
B = mini, als het oliepeil niet
boven dit niveau uitkomt, moet
het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie
worden bijgevuld via de vuldop.
Nulstelling dagteller
Druk, terwijl het contact aan
is, de knop in tot de nullen
verschijnen.
Dimmer
dashboardverlichting
Druk, tijdens het branden
van de verlichting, op de
knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te veranderen. Als de
verlichting de zwakste (of felste) stand heeft
bereikt, laat dan de knop los en druk deze
vervolgens opnieuw in om de verlichting
weer feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Page 38 of 237

34
Cockpit Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten
van de onderhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten
Het PEUGEOT-netwerk zet de
onderhoudsindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende wijze
op 0 gezet worden:
- zet het contact af,
- druk op de resetknop van de dagteller
en houd deze ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhoudsindicator
"=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau. Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding
"OIL"
knippert in combinatie met
het verklikkerlampje service,
een geluidssignaal en een
melding op het display, is het motorolieniveau
te laag, waardoor ernstige motorschade kan
ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld.
Storing
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert, duidt
dit op een storing in
de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor minstens 15 minuten niet heeft
gedraaid. Oliepeilstok
A = maxi, het oliepeil mag nooit
boven dit niveau uitkomen. Een te
hoog oliepeil kan schade aan de
motor veroorzaken.
Raadpleeg in dat geval zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
B = mini, als het oliepeil niet
boven dit niveau uitkomt, moet
het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie
worden bijgevuld via de vuldop.
Nulstelling dagteller
Druk, terwijl het contact aan
is, de knop in tot de nullen
verschijnen.
Dimmer
dashboardverlichting
Druk, tijdens het branden
van de verlichting, op de
knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te veranderen. Als de
verlichting de zwakste (of felste) stand heeft
bereikt, laat dan de knop los en druk deze
vervolgens opnieuw in om de verlichting
weer feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Page 44 of 237

39
Stuurkolomschakelaars
ERGONOMIE EN COMFORT
3
Automatisch inschakelen van de verlichting Inschakelen
Draai de ring in de stand AUTO .
Bij het inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden en wordt het pictogram
service weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op het
display.
Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
Afhankelijk van de belading van de auto kan
het noodzakelijk zijn om de koplampen in
hoogte te verstellen.
0 - 1 of 2 personen voorin.
1 - 5 personen.
2 - 6 - 9 personen.
3 - Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Dek de lichtsensor, die zich achter
de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af. Deze sensor dient voor de
regeling van de automatische verlichting en
ruitenwissers.
Het parkeerlicht en het
dimlicht worden automatisch
ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is en als de ruitenwissers wissen.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of het wissen is gestopt.
Deze functie is niet mogelijk in combinatie
met verlichting overdag. Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar achteren.
Bij het uitschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als
de verlichting met de lichtschakelaar wordt
bediend.
Stand 0: basisinstelling.
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht waarnemen,
waardoor de lichten niet automatisch zullen
worden ingeschakeld. Schakel indien nodig
het dimlicht handmatig in.
Page 119 of 237

110
Niveaus
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade te
voorkomen uitsluitend door de constructeur
aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken als de
sleutel uit het contactslot is verwijderd en
het koelsysteem onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart omwenteling
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof uit
het koelsysteem spuit. Trek, als de druk
eenmaal gedaald is, de dop los en vul
koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak koelvloeistof
moet worden bijgevuld, zo snel mogelijk
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door het
verklikkerlampje service in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Als dit bij draaiende motor gebeurt, komt
dit doordat het roetfilter verstopt dreigt te
raken (uitzonderlijke rij-omstandigheden:
veelvuldig stadsverkeer, lage snelheid,
lange files, ...).
Om het filter te regenereren, wordt
geadviseerd zo snel mogelijk, indien de
omstandigheden dit toelaten, gedurende
minstens 5 minuten met een snelheid van
60 km/uur of hoger te rijden (totdat de
melding op het display verdwijnt en het
verklikkerlampje service uit gaat).
Tijdens het regenereren van het roetfilter,
kunnen enkele geluiden van het relais
hoorbaar zijn onder het dashboard.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als de
melding niet verdwijnt en het lampje service
blijft branden.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MAXI van het
expansievat te staan. Laat het koelsysteem,
als meer dan 1 liter moet worden bijgevuld,
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid de producten uit
de groep "Tecnic PEUGEOT" te gebruiken.
Inhoud reservoir ruitensproeiers: ongeveer
4,5 liter.
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud van
het reservoir 7,5 liter.
Voor een optimale reiniging en om
bevriezing te voorkomen is het (bij)vullen
van het reservoir met water niet toegestaan.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk.
Page 140 of 237

130
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD (RECHTERZIJDE)
- Kantel het opbergvak omlaag en trek het met kracht naar buiten om bij de
zekeringen te komen.
Zekering A (Ampère) Functie
1 15 Ruitenwisser achter
2 - Vrij
3 5 Elektronische eenheid airbags
4 10 Sensor verdraaiing stuurwiel, diagnoseaansluitin g, sensor
ESP, handbediende ventilatie, schakelaar koppelings pedaal,
koplampverstelling, pomp roetfilter
5 30 Elektrisch verstelbare buitenspiegels, motor rui tbediening
passagierszijde
6 30 Voeding ruitbediening vóór
7 5 Plafonniers en verlichting dashboardkastje
8 20 Multifunctioneel display, sirene inbraakalarm, a utoradio,
CD-wisselaar, autoradio/telefoon, servicecentrale
trekhaakaansluiting (montage achteraf)
9 10 Diagnoseaansluiting 2e zitrij
10 30 Niveauregeling achter, stuurkolomschakelaars,
instrumentenpaneel
11 15 Diagnoseaansluiting, contact-/stuurslot
12 15 Handsfree set, elektronische eenheid airbags, el ektronische
eenheid parkeerhulp
13 5 Servicecentrale motor, servicecentrale trekhaaka ansluiting
14 15 Regensensor, ventilatie achter, automatische air conditioning,
instrumentenpaneel
15 30
Vergrendeling/ontgrendeling/supervergrendeling te openen carrosseriedelen
16 - Vrij
17 40 Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming