sensor Peugeot Expert VU 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: Expert VU, Model: Peugeot Expert VU 2016Pages: 520, PDF Size: 11.35 MB
Page 89 of 520

87
Expert_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het automatisch vergrendelen na 
het sluiten van de schuifdeur kan 
worden geprogrammeerd in het 
configuratiemenu van de auto.
Handsfree-functie schuifdeur(en)
Deze functie biedt de mogelijkheid om, met 
de afstandsbediening op zak, de schuifdeur 
met een voetbeweging te openen, of sluiten en 
vervolgens vergrendelen.
De afstandsbediening moet zich in de achterste 
detectiezone van de auto bevinden, op een 
afstand van tussen ongeveer 30 cm en 2 m van 
de auto.Zorg dat u stabiel en op de juiste 
positie ten opzichte van de auto staat 
alvorens de voetbeweging te maken, 
om te voorkomen dat u uw evenwicht 
verliest (vooral bij regen, sneeuw, ijzel, 
modder,
 
enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging 
de uitlaat raakt, u kunt hierdoor 
brandwonden oplopen.
Maak de schoppende beweging één 
keer, zonder deze te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht 
dan ongeveer 2 seconden en probeer 
het daarna nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
F
 
B
 eweeg uw voet onder de achterbumper 
en haal hem er weer vandaan, alsof u 
een trap geeft (beweeg uw voet daarbij 
omlaag).
De sensor signaleert de schoppende beweging 
van uw voet en activeert het openen of sluiten 
van de schuifdeur.
2 
toegang tot de auto  
Page 137 of 520

135
Expert_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de 
volgende gebruiksadviezen in acht:
F 
L
 et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de 
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en 
overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
 
L
 et erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt. 
Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
 
Z
 et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan 
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
 
C
 ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek 
vervangen.
 W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale 
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon 
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
 
L
 aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem 
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
  g
e
 bruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PE
u
 g
Eo
 t
-
 netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, zet dan de 
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat 
de lucht in het interieur goed ververst 
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij 
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein 
plasje water onder de auto vormt. Dit is 
een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij 
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een 
optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning 
werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto 
op het door u gewenste niveau wilt 
houden, kunt u tijdelijk de functie Stop & 
Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over het Stop & 
Start  -systeem.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop in de richting van 
de buitenzijde van de auto om het 
ventilatierooster te sluiten. Er kan enige 
weerstand voelbaar zijn.
3 
Ergonomie en comfort  
Page 147 of 520

145
Expert_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder 
minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Handmatige binnenspiegel
Verstellen
F S tel de spiegel af als deze in de dagstand 
staat.
Zodra de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld, wordt de spiegel in de 
dagstand gezet voor een maximaal 
zicht naar achteren.
Dag-/nachtstand
F
  t
r
 ek aan het hendeltje om de spiegel in de 
nachtstand te zetten.
F
 
D
 uw het hendeltje naar voren om de 
spiegel terug te zetten in de dagstand.
"Elektrochromatische" 
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die 
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel 
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en 
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
4 
Verlichting en zicht  
Page 150 of 520

148
Expert_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
 
R
 echts: beweeg de verlichtingsschakelaar 
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog  of omlaag, zonder deze door de 
weerstand te drukken. De desbetreffende 
richtingaanwijzers zullen drie keer 
knipperen.
Bij helder of regenachtig weer, 
zowel overdag als 's nachts, 
zijn de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten verblindend voor 
medeweggebruikers en daarom niet 
toegestaan. 
g
e
bruik de mistlampen 
vóór en de mistachterlichten uitsluitend 
bij mist of sneeuwval.
ond
er deze weersomstandigheden 
dient u de mistlampen en het dimlicht 
handmatig in te schakelen, omdat 
de lichtsensor voldoende licht kan 
waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten 
zodra ze niet meer nodig zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting 
handmatig is ingeschakeld en een van 
de voorportieren wordt geopend, klinkt 
een geluidssignaal om aan te geven dat 
de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de 
verlichting wordt uitgeschakeld.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken 
in een land waarin het verkeer aan 
de andere kant van de weg rijdt, 
moet de afstelling van de koplampen 
worden gewijzigd om te voorkomen 
dat tegemoetkomend verkeer wordt 
verblind.
Raadpleeg het PE
u
g
Eo
 t
-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. Als het contact wordt afgezet, wordt 
de verlichting gedoofd, maar kunt u de 
verlichting altijd weer inschakelen met 
de lichtschakelaar. 
Verlichting en zicht  
Page 151 of 520

149
Expert_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting overdag vóór 
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze 
verlichting automatisch ingeschakeld als de 
lichtschakelaar in de stand "0" of " AUTO " staat.
Automatische verlichting
Inschakelen
Met behulp van een lichtsensor worden de 
kentekenplaatverlichting, het achterlicht en 
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. 
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, 
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van 
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. 
Het uitschakelen van de functie wordt 
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor 
gaat de verlichting branden, wordt 
dit pictogram weergegeven op het 
Raadpleeg het PE
u
g
Eo
 t
-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. instrumentenpaneel in combinatie met een 
geluidssignaal en/of een melding.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor 
ten onrechte voldoende licht 
waarnemen; de verlichting wordt dan 
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor 
gecombineerde lichtsensor, die zich 
in aan de bovenzijde van de voorruit 
achter de binnenspiegel bevindt, niet af. 
De aan de sensor gekoppelde functies 
worden dan niet meer bediend.
F
 
D
raai de ring in de stand "AUTO" . Het 
activeren van de functie wordt bevestigd 
door een melding.
4 
Verlichting en zicht  
Page 153 of 520

151
Expert_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Instapverlichting 
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op 
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto 
en het instappen te vergemakkelijken. De 
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar 
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor 
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
F Druk op het geopende hangslot  van de afstandsbediening of op 
de portiergreep van een van de 
voorportieren met het "Keyless 
entry and start"-systeem.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat na een 
bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het 
afzetten van het contact of het vergrendelen 
van de auto.
Programmeren
Het in- en uitschakelen van de functie 
instapverlichting en de duur van het branden van 
de instapverlichting kunnen worden ingesteld.
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden 
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld. Activeer of deactiveer in het configuratiemenu 
van de auto de functie "
Instapverlichting".
Met touchscreen
Met autoradio
Activeer of deactiveer in het menu 
" Persoonlijke instelling - configuratie " de 
functie " Instapverlichting ".
4 
Verlichting en zicht  
Page 159 of 520

157
Expert_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om 
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden en 
er verschijnt een melding.
Duw de hendel nog een keer omlaag 
of zet de hendel in een andere stand 
(Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat uit en er 
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer 
dan 1 minuut is afgezet, moet u 
de automatische werking van de 
ruitenwissers opnieuw activeren door 
de hendel één keer omlaag te duwen.
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen 
detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor aan 
de bovenzijde van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot 
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in de 
intervalstand.
Laat het systeem controleren door het PE
u
g
Eo
 t
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende 
enige tijd).
Ruitenwisser achter
4 
Verlichting en zicht  
Page 172 of 520

170
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de passagiers op de middelste zitplaats 
van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij 
ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van de 
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren 
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan 
de registratiezones voor een aanrijding worden 
blootgesteld:
- 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de 
auto (uitgezonderd de passagiers op de 
middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens 
uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen. 
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas 
snel uit de airbags, zodat het zicht niet 
wordt belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend 
ongeval), worden de airbags niet meer 
opgeblazen.
Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij. 
Veiligheid  
Page 175 of 520

173
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Maak er een gewoonte van om normaal 
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde 
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in 
de buurt van de airbags of in het gebied waar 
de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij 
het afgaan van de airbag ver wonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke 
uitvoering van uw auto, voer met name geen 
wijzigingen door aan de onderdelen in de 
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw 
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen 
mogen uitsluitend door het PE
u
g
Eo
 t
-
n
etwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op 
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, 
de borst of de armen als de airbag wordt 
geactiveerd. 
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor 
goedgekeurde stoelhoezen, die in 
combinatie met actieve zijairbags gebruikt 
kunnen worden. Voor informatie over de 
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto 
kunt u zich wenden tot het PE
u
g
Eo
 t
-
n
etwerk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de accessoires .
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de 
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van 
de airbags kunnen leiden tot verwondingen 
aan armen of borstkas.
ga n
iet onnodig dicht tegen het 
portierpaneel zitten.
De airbag wordt namelijk zeer snel 
opgeblazen (binnen enkele milliseconden) 
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij 
de warme gassen via de daarvoor bestemde 
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op 
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, 
kunnen brandende sigaretten of een pijp 
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten 
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op 
het stuur wiel of op het dashboard. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Adviezen
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een 
maximale effectiviteit van de airbags.
De portierpanelen van de voorportieren 
bevatten de zijdelingse schoksensoren van de 
auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) 
die niet aan de voorschriften voldoen, kan 
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer goed 
werken - In dat geval werken de zij-airbags 
mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren 
uitsluitend uitvoeren door het PE
u
g
Eo
 t
-
n
etwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
5 
Veiligheid  
Page 250 of 520

248
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Ver wijder in dat geval de sneeuw, 
modder enz. van de voorbumper. Als een van de twee sensoren (camera 
of radar) is afgedekt of een beperkt 
bereik heeft terwijl de andere normaal 
werkt, blijft het systeem werken maar 
minder nauwkeurig dan normaal. u  
wordt hier niet over geïnformeerd door 
een melding of een verklikkerlampje.
om s
 toringen in de werking van de 
radar te voorkomen, mag de bumper 
niet worden gespoten.
Reinig het gedeelte van de voorruit voor 
de camera regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap 
of op het dak liggen, omdat de 
detectiecamera erdoor kan worden 
afgedekt.
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem signaleert, met behulp van een 
camera die doorgetrokken of onderbroken 
strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden 
van een rijstrookmarkering en waarschuwt in 
dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als bij 
een wagensnelheid hoger dan 60 km/h een 
rijstrookmarkering wordt overschreden zonder 
dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Dit systeem werkt het meest effectief op 
autowegen en snelwegen.
Detectie - Waarschuwing
u wordt gewaarschuwd door het 
k nipperen van dit verklikkerlampje 
op het instrumentenpaneel in 
combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem waarschuwt niet als de 
richtingaanwijzer is ingeschakeld en 
gedurende ongeveer 20 seconden 
nadat deze is uitgeschakeld.
Het Lane Departure Warning System is een 
hulpmiddel voor de bestuurder, die desondanks 
waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.
De bestuurder dient zich altijd aan de 
verkeersregels te houden en niet langer dan 
twee uur aaneengeschakeld achter het stuur 
te zitten. 
Rijden