display Peugeot Partner Tepee 2012 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: Partner Tepee, Model: Peugeot Partner Tepee 2012Pages: 240, PDF Size: 7.44 MB
Page 41 of 240

39
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
   
 
Cockpit  
 
 
ONDERHOUDSINDICATOR 
 
De onderhoudsindicator informeert 
de bestuurder over de afstand tot 
de volgende onderhoudscontrole, 
afhankelijk van het gebruik van de 
auto.  
 
 
De afstand tot de eerstvolgende 
onderhoudscontrole is meer dan 1000 km 
   
Voorbeeld: 
 de afstand tot de 
eerstvolgende onderhoudscontrole 
bedraagt 4800 km. Als het contact wordt 
aangezet geeft het display gedurende 
enkele seconden het volgende aan: 
  Enkele seconden na het aanzetten 
van het contact geeft de teller eerst het 
oliepeil en vervolgens weer de normale 
kilometerstand en de stand van de 
dagteller aan.  
   
De afstand tot de eerstvolgende 
onderhoudscontrole is minder dan 
1000 km 
  Elke keer dat het contact wordt 
aangezet knippert de sleutel en 
de resterende kilometers worden 
aangegeven: 
  Enkele seconden na het aanzetten van 
het contact, wordt het oliepeil aangegeven, 
geeft de teller vervolgens weer de normale 
kilometerstand en de stand van de dagteller aan 
en blijft de sleutel branden. Dit om aan te geven 
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden 
uitgevoerd moeten worden.  
 
 
De afstand tot de  eerstvolgende 
onderhoudscontrole is overschreden 
  Wat het eerst bereikt is: de sleutel gaat 
ook branden als de maximale interval 
van 2 jaar is verstreken.  
     
Werking 
  Als het contact wordt aangezet, 
gaat gedurende enkele seconden 
het sleutelsymbool branden. De 
kilometerteller geeft de resterende 
kilometers (afgerond) tot de 
eerstvolgende onderhoudscontrole 
aan. 
   
 
Het onderhoudsinterval wordt 
berekend vanaf de laatste nulstelling 
van de onderhoudsindicator op basis 
van twee parameters: 
   
 
-   het aantal afgelegde kilometers, 
   
-   de verstreken tijd sinds de laatste 
onderhoudscontrole.  
  Afhankelijk van de 
gebruiksgewoonten van de 
bestuurder kan de factor tijd 
worden meegewogen bij de nog af 
te leggen kilometers.    Bij draaiende motor blijft de 
sleutel branden totdat de 
onderhoudscontrole is uitgevoerd.    
Elke keer als het contact 
wordt aangezet, gaat de 
sleutel gedurende enkele 
seconden knipperen en 
geeft de teller het aantal 
kilometers aan dat er te 
veel gereden is.  
Page 42 of 240

40
Cockpit
   
Nulstelling dagteller 
 
Als u na deze handeling de accu 
wilt loskoppelen, vergrendel 
dan de auto en wacht minimaal 
vijf minuten. Het resetten van de 
onderhoudsindicator zal anders niet 
worden opgeslagen.  
 
 
Op 0 zetten 
 
Het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats zet 
de onderhoudsindicator na elke 
onderhoudscontrole weer op 0. 
  Als u zelf de onderhoudscontrole 
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de 
onderhoudsindicator op de volgende 
wijze op 0 gezet worden: 
   
 
-   zet het contact af, 
   
-   druk op de resetknop van de 
dagteller en houd deze ingedrukt, 
   
-   zet het contact aan.  
  De kilometerteller begint terug te tellen. 
  Laat de knop los als de 
onderhoudsindicator  "=0" 
 aangeeft; de 
sleutel verdwijnt. 
   
Motorolieniveaumeter 
 
Bij het aanzetten van het contact 
wordt eerst de onderhoudsindicator 
weergegeven en vervolgens 
gedurende enkele seconden het 
motorolieniveau.    
Olieniveau correct  
   
Te weinig olie 
  Als de aanduiding 
  "OIL" 
 knippert in 
combinatie met het 
verklikkerlampje 
service, een geluidssignaal en 
een melding op het display, is het 
motorolieniveau te laag, waardoor 
ernstige motorschade kan ontstaan. 
  Controleer het olieniveau met de 
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te 
laag is, moet olie worden bijgevuld.  
   
Storing 
motorolieniveaumeter 
  Als de aanduiding 
  "OIL--" 
 knippert, duidt 
dit op een storing in 
de motorolieniveaumeter. Raadpleeg 
het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats .
   
Een controle van het olieniveau 
is alleen betrouwbaar als de 
auto op een vlakke, horizontale 
ondergrond staat en de motor 
minstens 30 minuten niet heeft 
gedraaid.     
Oliepeilstok 
   
A 
 = maxi, het oliepeil mag 
nooit boven dit niveau 
uitkomen. Een te hoog 
oliepeil kan schade aan de 
motor veroorzaken. 
  Raadpleeg in dat geval 
zo snel mogelijk het 
PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
   
 
B 
 = mini, als het oliepeil niet 
boven dit niveau uitkomt, 
moet het voor de motor van 
uw auto voorgeschreven type 
motorolie worden bijgevuld 
via de vuldop.  
 
 
 
Dimmer dashboardverlichting 
 
Druk, terwijl het contact 
aan is, de knop in tot de 
nullen verschijnen.  
  Druk, tijdens het branden 
van de verlichting, op de 
knop om de sterkte van 
de dashboardverlichting 
te veranderen. Als de 
verlichting de zwakste 
(of felste) stand heeft 
bereikt, laat dan de knop los en druk deze 
vervolgens opnieuw in om de verlichting 
weer feller (of zwakker) te maken. 
  Laat de knop los zodra de gewenste 
lichtsterkte is bereikt.   
Page 48 of 240

46
Stop & Start
   
Motor in START-stand zetten 
  Het controlelampje  "ECO" 
 
gaat uit en de motor wordt 
gestart: 
   
 
-   bij een handgeschakelde 
versnellingsbak, 
 trapt u het 
koppelingspedaal helemaal in, 
   
-   bij een 
  EGS 
  6-versnellingsbak 
: 
   
 
● 
  met de selectiehendel in stand  A 
 
of  M 
, wanneer u het rempedaal 
loslaat, 
   
● 
  of met de selectiehendel in stand 
  N 
 en het rempedaal los, wanneer 
u de selectiehendel in stand  A 
 of 
  M 
 zet, 
   
● 
  of wanneer u de achteruitversnel-
ling inschakelt.  
 
    
Bijzonderheden: automatisch 
activeren van de START-stand 
  De START-functie wordt automatisch 
geactiveerd als: 
   
 
-   u het bestuurderportier opent, 
   
-   de veiligheidsgordel van de 
bestuurder los wordt gemaakt, 
   
-   de snelheid van de auto 
hoger is dan 25 km/h bij een 
handgeschakelde versnellingsbak 
en hoger dan 11 km/h bij een 
elektronisch bediende 
6-versnellingsbak, 
   
-   de parkeerrem wordt aangetrokken, 
   
-  bepaalde bijzondere 
omstandigheden (laadtoestand accu, 
motortemperatuur, rembekrachtiging, 
buitentemperatuur enz.) dit niet 
toelaten.  
  In dat geval knippert 
het lampje  "ECO" 
 enkele 
seconden en gaat 
vervolgens uit. 
   
Dit is volkomen normaal. 
 
  Als u bij een auto met een 
handgeschakelde versnellingsbak in de 
STOP-stand een versnelling inschakelt 
maar daarbij het koppelingspedaal niet 
helemaal intrapt, lgaat er een lampje 
branden of verschijnt er een bericht 
met het verzoek het koppelingspedaal 
helemaal in te trappen, omdat anders 
de motor niet gestart kan worden.  
 
 
 
Uitschakelen 
 
U kunt deze functie op 
elk willekeurig moment 
uitschakelen door de 
schakelaar  "ECO OFF" 
 in te 
drukken. 
  Het controlelampje in de schakelaar 
gaat branden en er verschijnt een 
bericht op het display. 
  Als u het systeem met de motor in de 
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de 
motor direct weer gestart.   
Page 51 of 240

49
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Starten en stoppen
  HILL HOLDER 
 
Deze aan het ESP gekoppelde functie 
vereenvoudigt het wegrijden op een 
helling en wordt geactiveerd onder de 
volgende omstandigheden: 
   
 
-   de auto moet stilstaan met 
draaiende motor en het rempedaal 
ingetrapt, 
   
-   de helling moet steiler zijn dan 5%, 
   
-   bij het omhoog rijden op een helling 
moet de versnellingsbak in de 
neutraalstand staan of moet een 
versnelling zijn ingeschakeld, maar 
niet de achteruitversnelling, 
   
-   bij het afdalen van een helling 
moet de achteruitversnelling zijn 
ingeschakeld.  
  De Hill Holder of hulp bij het wegrijden 
op een helling is een voorziening om 
het rijcomfort te vergroten en kan 
niet gebruikt worden als elektrisch 
bediende handrem. 
   
Werking 
 
Als u het rempedaal en het 
koppelingspedaal hebt ingetrapt, 
hebt u zodra u het rempedaal loslaat 
ongeveer 2 seconden de tijd om, 
zonder dat de auto de helling af begint 
te rollen, gas te geven en weg te rijden. 
  Bij het wegrijden wordt de functie 
automatisch gedeactiveerd door de 
remdruk geleidelijk te laten afnemen. 
Gedurende deze fase is het mogelijk 
dat de remmen hoorbaar zijn, het 
teken dat de auto in beweging komt. 
   
Storing 
 
De Hill Holder wordt gedeactiveerd 
onder de volgende omstandigheden: 
   
 
-   als u het koppelingspedaal laat 
opkomen, 
   
-   als de handrem wordt 
aangetrokken, 
   
-   als de motor wordt afgezet, 
   
-   als de motor afslaat.  
 
  In het geval van een storing 
in het systeem gaat dit 
verklikkerlampje branden 
in combinatie met een 
geluidssignaal en een 
melding ter bevestiging op het display. 
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats om 
het systeem te laten nakijken.   
Page 53 of 240

 51
   
Stuurkolomschakelaars  
ERGONOMI
E
en
 COMFOR
T
3
LED-DAGRIJVERLICHTING 
 
Mistachterlichten 
(amberkleurig, draai de 
ring 2 standen naar voren).    Mistlampen vóór (groen, draai 
de ring 1 stand naar voren).     
Mistlampen vóór/mistachterlicht 
  Deze worden ingeschakeld door 
de ring  B 
 naar voren te draaien en 
uitgeschakeld door de ring naar 
achteren te draaien. Het branden van 
de mistlampen wordt aangegeven 
door een verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel. 
  Deze branden in combinatie met 
parkeer- en dimlicht.   Vergeet niet de mistlampen uit te 
zetten zodra ze niet meer nodig 
zijn. 
  De automatische verlichting schakelt 
het mistachterlicht uit, maar de 
mistlampen vóór blijven branden.  
 
   
Als de motor wordt gestart, wordt 
de dagrijverlichting automatisch 
ingeschakeld. 
  Zodra de parkeerlichten of het dim- of 
grootlicht handmatig of automatisch 
wordt ingeschakeld, gaat de 
dagrijverlichting uit.  
 
 
Programmeren 
 
Voor landen waar het voeren van 
verlichting overdag niet wettelijk 
verplicht is, kunt u de functie in- of 
uitschakelen via het confi guratiemenu.     Draai de ring twee standen naar 
achteren om achtereenvolgens het 
mistachterlicht en de mistlampen vóór 
te doven. 
  Bij helder of regenachtig weer, 
zowel overdag als 's nachts, is het 
mistachterlicht verblindend voor 
medeweggebruikers en daarom niet 
toegestaan. 
   
Automatisch inschakelen van de verlichting 
 
Bij mist of sneeuwval kan de 
lichtsensor voldoende licht 
waarnemen, waardoor de lichten 
niet automatisch zullen worden 
ingeschakeld. Schakel indien nodig het 
dimlicht handmatig in. 
  Dek de lichtsensor, die zich achter 
de binnenspiegel op de voorruit 
bevindt, niet af. Deze sensor dient 
voor de regeling van de automatische 
verlichting en ruitenwissers. 
   
Inschakelen 
  Draai de ring in de stand  AUTO 
. Bij het 
inschakelen van de functie verschijnt 
een melding op het display.  
   
Uitschakelen 
  Draai de ring naar voren of naar 
achteren. Bij het uitschakelen van de 
functie verschijnt een melding op het 
display. 
  De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld 
als de verlichting met de 
lichtschakelaar wordt bediend.   Het parkeerlicht 
en het dimlicht 
worden automatisch 
ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de 
omgeving onvoldoende 
is en als de ruitenwissers wissen. De 
verlichting wordt uitgeschakeld als 
de lichtsterkte van de omgeving weer 
voldoende is of het wissen is gestopt. 
  Deze functie is niet mogelijk in 
combinatie met verlichting overdag.  
Page 54 of 240

52
   
Stuurkolomschakelaars  
   
Bij een storing in de 
lichtsensor 
 gaat de 
verlichting branden en 
wordt het pictogram service 
weergegeven in combinatie 
met een geluidssignaal en een melding 
op het display. 
  Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats.  
 
 
 
Follow me home 
 
Deze functie zorgt ervoor dat bij 
afgezet contact de dimlichten even 
blijven branden om het uitstappen in 
het donker te vergemakkelijken. 
  KOPLAMPVERSTELLING 
 
Afhankelijk van de belading van de 
auto kan het noodzakelijk zijn om de 
koplampen in hoogte te verstellen. 
   
0 -  Geen belading. 
   
1 -  Gedeeltelijke belading. 
   
2 -  Gemiddelde belading. 
   
3 -  Maximaal toegestane belading.     
Handmatige bediening 
   
 
-   Geef binnen 1 minuut na het 
afzetten van het contact een 
"lichtsignaal".  
  De follow me home-verlichting wordt 
na een bepaalde tijd automatisch 
uitgeschakeld.  
   
Automatische werking 
  Raadpleeg in rubriek 9 het 
gedeelte "Menustructuur display".  
    
Stand 0: basisinstelling.     Activeer de functie via het 
menu "Confi g auto". 
Statische bochtverlichting
 
 
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht 
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld 
om de binnenkant van de bocht extra 
te verlichten bij snelheden tot 40 km/h 
(handig in de stad, op bochtige wegen, 
kruispunten, parkeergarages enz.). 
   
Statische bochtverlichting 
ingeschakeld 
  De bochtverlichting wordt in de 
volgende gevallen ingeschakeld: 
   
 
-   bij het inschakelen van een 
richtingaanwijzer,  
 of 
   
-   als het stuurwiel ver genoeg wordt 
verdraaid.  
 
   
Statische bochtverlichting werkt niet 
  De verlichting werkt in de volgende 
gevallen niet: 
   
 
-   bij een geringe stuuruitslag, 
   
-   bij snelheden boven 40 km/h, 
   
-   als de achteruit is ingeschakeld.  
 
   
Programmeren 
  U kunt de statische bochtverlichting 
desgewenst uitschakelen via het 
confi guratiemenu van de auto.  
Standaard is de statische 
bochtverlichting ingeschakeld.