display Peugeot Partner Tepee 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: Partner Tepee, Model: Peugeot Partner Tepee 2016Pages: 296, PDF Size: 10.28 MB
Page 75 of 296

73
PARTNER-2-VP_NL_CHAP04_ERGONOMIE_ED02-2015
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
-
de voorruit,
-
de voorruit en de beenruimte,
-
de beenruimte,
-
de linker
, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
-
de linker
, rechter en middelste
ventilatieroosters. Regeling luchtopbrengstDe luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets "kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst op het
display, de propeller, wordt afhankelijk van
de ingestelde waarde geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool
A/C wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine
propeller" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en
de achterruitverwarming (volgens
uitvoering). Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool
van de luchtrecirculatie wordt
weergegeven.
Het is raadzaam om niet
langdurig met uitgeschakelde
airconditioning te rijden. Druk
op de toets
"grote propeller"
of op de toets AUTO om het
systeem weer met de laatst
ingestelde waarden in te
schakelen.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie
alleen als dit echt nodig is (om te
voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
De ingestelde waarde wordt niet meer
geregeld en verdwijnt van het display.
ERGONOMIE en COMFORT
4
Ventilatie
Page 117 of 296

11 5
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
11 5
De parkeerhulp met geluidssignalen
(voor en achter) en/of een grafische
weergave (achter) bestaat uit
parkeersensoren die zijn aangebracht
in de bumpers.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder voor elk obstakel (persoon,
auto, boom, hek, …) dat zich binnen
het bereik van het systeem achter de
auto bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten
die zich direct onder de bumper
bevinden.
Paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te
dicht genaderd is.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
PAR
k
EERHULP
Weergave op het display
Een geluidssignaal bevestigt dat
het systeem in werking treedt
zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot
het obstakel aan. Hoe dichter de auto
bij het obstakel komt, hoe korter de tijd
tussen de geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
VEILIGHEID
5
Parkeerhulp
VEILIGHEID
5
Page 118 of 296

11 6
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
11 6
Activeren / deactiverenStoring
Als het systeem niet correct werkt, gaat
het lampje van de schakelaar branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van
een aanhanger of de montage van
een fietsdrager (auto met een door
PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fietsdrager).
Druk op deze schakelaar om
het systeem te activeren of te
deactiveren.
De geactiveerde of
gedeactiveerde toestand
van het systeem wordt
opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Inschakelen van een versnelling
vooruit
De parkeerhulp voor is een aanvulling
op de parkeerhulp achter. Het systeem
treedt in werking zodra een obstakel
vóór de auto wordt gedetecteerd bij
een wagensnelheid lager dan 10
km/h.
Aan de hand van het geluid van
de luidspreker (voor of achter) kan
worden bepaald of het obstakel
zich voor of achter de auto
bevindt.
Uitschakelen van de
parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de
neutraalstand. De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die
desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Parkeerhulp
Page 120 of 296

ABS
ABS
11 8
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
ANTIBLOkkEERSySTEEM
(ABS)
Het ABS zorgt samen met de
elektronische remdrukregelaar tijdens
het remmen voor een betere stabiliteit
en bestuurbaarheid van uw auto,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van
de wielen, terwijl de remdrukregelaar
de remdruk over de vier wielen
verdeelt. Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het display,
duidt dit op een storing in
het antiblokkeersysteem. Door deze
storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen
verliezen.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met de verklikkerlampjes
remsysteem en STOP,
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in
noodgevallen de optimale remdruk
sneller wordt bereikt: trap het
rempedaal volledig in zonder het los te
laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt groot is en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht
verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van de noodremassistentie
voort te zetten.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking
als één van de wielen dreigt te
blokkeren. Het systeem zorgt niet voor
een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie,
enz.) kan de remweg door de werking
van het ABS langer zijn. Trap het
rempedaal bij een noodstop krachtig
en volledig in en laat het niet los, ook
niet op een glad wegdek. Het ABS
zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die zijn voorzien
van een artikelnummer van PEUGEOT. Stop onmiddellijk op een veilige
plaats.
Raadpleeg in beide gevallen
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 121 of 296

11 9
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELE k TRONISCH
ST
ABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met
het ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle
over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
te voorkomen via de remmen van
de aangedreven wielen en de motor.
Het systeem zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in de
gewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESP-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in modder, sneeuw, mul
zand, ...) kan het nuttig zijn de ASR/
ESP uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen slippen en weer grip kunnen
krijgen.
Storing
Gebruiksvoorschriften
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde
dat de voorschriften van de fabrikant
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en dat
de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Werking
Het lampje knippert tijdens
een ingreep van de ASR of
het ESP.
De systemen worden opnieuw:
-
automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50
km/h,Bij een storing in de
systemen zullen het
verklikkerlampje en de LED
gaan branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het display.
-
Druk op de knop of draai
het knopje in de stand
ESP
OFF (afhankelijk van
de uitvoering).
-
De LED gaat branden: de systemen
ASR en ESP
zijn uitgeschakeld.
-
ingeschakeld als u
de knop indrukt of het
knopje in deze stand
draait (afhankelijk van de
uitvoering). Raadpleeg het PEUGEOT
-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
5
Page 126 of 296

124
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
Uitschakelen
Het systeem kan worden uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit menu kan bij aangezet contact
worden geopend.
De status van het systeem wordt bij het
afzetten van het contact opgeslagen.Als het systeem is uitgeschakeld,
wordt elke keer dat de auto
wordt gebruikt, een melding
weergegeven om aan te geven
dat het systeem is uitgeschakeld. Met het monochrome display C
F
Druk op de toets
MENU om het
hoofdmenu te openen.
F
Selecteer "
Personalisatie-
Configuratie".
F
Selecteer "
Parameters auto
bepalen".
F
Selecteer "
Rijhulpsysteem".
F Selecteer "Automatisch
noodremsysteem: OFF" of
" Automatisch noodremsysteem: ON".
F Druk op de toetsen " 7" of "8" om
het vakje aan of uit te vinken en zo
het systeem in of uit te schakelen.
F
Druk op de toetsen "
5" of "6",
vervolgens op de toets O
k om
het vakje "O
k " te selecteren en
bevestig of druk op de toets Terug
om de handeling af te breken. Met het touchscreen
F
Druk op de toets "
MENU".
F
Selecteer het menu "
Rijden ".
F
Selecteer op de secundaire pagina
"
Configuratie auto ".
F
Selecteer het tabblad
" Rijhulpsysteem ".
F
V
ink het vakje " Automatische
noodremassistentie " aan of
uit om het systeem in of uit te
schakelen.
F
Bevestig uw keuze.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 133 of 296

131
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
131
Window-airbags
De window-airbags beschermen
de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste zitplaats
van zitrij 2) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op hoofdletsel
te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en het bovenste gedeelte van
het interieur.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zij-airbag aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij (B),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet
bevinden.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór of achter in
de auto en de ruiten.
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de
bestuurder en voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de
desbetreffende zijde opgeblazen bij
een ernstige zijdelingse aanrijding
binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op
de lengteas van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór
B.
Impactzone opzijStoring
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het display
,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij
een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan
het zijn dat de airbag niet wordt
geactiveerd.
VEILIGHEID
5
Airbags
Page 134 of 296

132
Partner-2-VP_nl_Chap05_Securite_ed02-2015
132
Frontairbags
Activering
Beide airbags worden geactiveerd,
behalve als de frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld, bij
een ernstige frontale aanrijding binnen
de impactzone A, in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond
moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
dashboard om te voorkomen dat de
inzittende naar voren wordt geworpen.Uitschakelen frontairbag aan
passagierszijde
Alleen de frontairbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
-
Zet het contact af
, steek de
sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de frontairbag aan
passagierszijde.
- Draai deze in de stand "OFF".
-
V
erwijder vervolgens de sleutel
zonder de stand van de sleutel te
veranderen.
Het verklikkerlampje van de
frontairbag aan passagierszijde
op het instrumentenpaneel
brandt zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Als de twee verklikkerlampjes
airbag permanent branden, plaats
dan geen kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing frontairbag
Schakel voor de veiligheid van
uw kind de frontairbag aan
passagierszijde altijd uit als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorstoel plaatst. Anders kan
een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken. Inschakelen
In de stand "OFF" werkt de frontairbag
aan passagierszijde bij een eventuele
aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de frontairbag aan passagierszijde
opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te
garanderen.
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, laat
dan het systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Deze zijn voor de bestuurder in
het midden van het stuurwiel en
voor de passagier in het dashboard
aangebracht.
Airbags
Page 160 of 296

158
PARTNER-2-VP_NL_CHAP07_VERIFICATION_ED02-2015
koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade
te voorkomen uitsluitend door de
fabrikant aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1
uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen en om te voorkomen dat de hete
koelvloeistof uit het koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak
koelvloeistof moet worden bijgevuld,
zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Om het filter te regenereren, wordt
geadviseerd zo snel mogelijk, indien
de omstandigheden dit toelaten,
gedurende minstens 5
minuten met
een snelheid van 60
km/h of hoger te
rijden (totdat de melding op het display
verdwijnt en het verklikkerlampje
Service uit gaat).
Tijdens het regenereren van het
roetfilter, kunnen enkele geluiden
van het relais hoorbaar zijn onder het
dashboard.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als de
melding niet verdwijnt en het lampje
Service blijft branden.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen
de merktekens MINI en MAXI van
het expansievat te staan. Laat het
koelsysteem, als meer dan 1
liter
moet worden bijgevuld, controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid de
producten van PEUGEOT te gebruiken.
Bovendien mag het vloeistofniveau
niet worden bijgevuld met of worden
vervangen door water, om bevriezing te
voorkomen en een goede reiniging te
garanderen.
Inhoud reservoir ruitensproeiers:
ongeveer 3
liter.
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud
van het reservoir 6
liter.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid; het is bovendien een erg
bijtend middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond, maar deponeer
deze in de daarvoor bestemde
containers bij het PEUGEOT-netwerk.
Een te laag additiefniveau wordt
aangegeven door het verklikkerlampje
Service in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.
Als dit bij draaiende motor gebeurt,
komt dit doordat het roetfilter verstopt
dreigt te raken (uitzonderlijke
rijomstandigheden: veelvuldig
stadsverkeer, lage snelheid, lange
files, ...).
Niveaus
Page 164 of 296

DIESEL
162
PARTNER-2-VP_NL_CHAP07_VERIFICATION_ED02-2015
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHA
k ELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
-
zet het contact af (stand ST
OP),
-
neem de sleutel uit het contactslot,
-
plaats de sleutel in het contactslot,
-
zet het contact aan en start de
motor
.
HANDOPVOERPOMP DIESELBrandstof voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
rijden op biobrandstoffen die aan de
huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet
aan de richtlijn EN 590
gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN 14214) en die aan de pomp getankt
kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0
tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30
is bij
bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie,
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit). In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten.
Overige HDi-motoren
- Vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel.
-
Bedien de handopvoerpomp
voor de ontluchting (onder de
beschermkap in de motorruimte).
-
Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.
BlueHDi-motor
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel.
-
Zet het contact aan (zonder de
motor te starten).
-
W
acht ongeveer 6 seconden en zet
het contact af.
-
Herhaal de handelingen 10
keer.
-
Bedien de startmotor om de motor
te starten.
Brandstof