stop start Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2016, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2016Pages: 340, PDF Size: 7.27 MB
Page 133 of 340

Openen en sluiten
is. Kinderen kunnen in de bagageruimte
klimmen, de acht
erk
lep sluiten en opgesloten
komen te zitten. In een afgesloten wagen kan
het, afhankelijk van het jaargetijde, zo ex-
treem warm of koud worden dat dit tot ern-
stig letsel, ziekte of zelfs de dood kan leiden. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de achterklep niet volle-
dig g eopend wor dt, of
 dat als de achterklep
geopend is, deze uit zichzelf gesloten wordt
als er een grote hoeveelheid sneeuw op de
achterklep aanwezig is, of een dakdragersys-
teem gemonteerd is. In dit geval moet de ach-
terklep daarnaast ook vastgezet worden. VOORZICHTIG
● Contro l
eer, wanneer u met een aanhangwa-
gen rijdt, of er voldoende vrije ruimte aanwe-
zig is op de achterklep te kunnen openen of
sluiten.
● Verwijder voor het openen van de achter-
klep eers
 t het gemonteerde dakdragersys-
teem, bijvoorbeeld een fietsenrek. VOORZICHTIG
Als het systeem vaak gebruikt wordt, wordt
het sys t
eem uitgeschakeld om oververhitting
te voorkomen.
● Als het systeem afgekoeld is, kan de func-
tie opnieuw gebruikt
  worden. Tijdens deze
periode kan de achterklep handmatig, door kracht op de achterklep uit te oefenen, geo-
pend of ge
s
loten worden.
● Als de wagenaccu losgekoppeld wordt of de
zekering b
 ij een geopende achterklep door-
brandt, moet het systeem van de achterklep
opnieuw geïnitialiseerd worden. Daarom
moet de achterklep gesloten zijn. Let op
Zorg, voordat u de achterklep sluit, dat u de
s leut el
 niet in de bagageruimte gelaten hebt. Elektrische ruitbediening
El ektri s
c
he ruitbediening: functies Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
› 
 p
ag. 11
Na het inschakelen van het contact kunnen
de ruiten gedurende een korte tijd met de
knoppen op het portier worden geopend of
gesloten, mits het bestuurders- of voorpassa-
giersportier niet geopend is. Als de sleutel
uit het contactslot en het bestuurdersportier
geopend is, kunnen alle elektrisch bediende
ruiten tegelijkertijd geopend of gesloten wor-
den door de knop van de ruit op het bestuur-
dersportier ingedrukt te houden. Na enkele
seconden start het comfortopenen of -sluiten
›››  pag. 132. Sluit- en openingsautomaat
Met de sluit
- en openingsautomaat kunnen
de ruiten volledig worden geopend of geslo-
ten. Hiervoor hoeft u de knop die bij de ruit
hoort niet ingedrukt te houden.
Voor de sluitautomaat: trek de knop voor de
betreffende ruit omhoog, tot de tweede
stand.
Voor de openingsautomaat: druk de knop
voor de betreffende ruit omlaag, tot de twee-
de stand.
Automatische versnelling stoppen:  de knop
voor de betreffende ruit opnieuw indrukken
of omhoog trekken.
Weer activeren van de sluit- en openingsau-
tomaat
Als de accu los- of vastgekoppeld wordt, of
de accu wordt ontladen door een ruit die niet
volledig gesloten is, is de sluit- en openings-
automaat buiten werking en moet deze weer
worden geactiveerd.
● Sluit alle portieren en ruiten.
● Trek de knop van de desbetreffende ruit
omhoog en houd de ruit ten mins
 te één se-
conde in deze stand.
● Laat de knop los en trek de knop, al vast-
houdende, verv
 olgens opnieuw omhoog. De
sluit- en openingsautomaat is nu weer be-
drijfsklaar. »
131
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten     
Page 135 of 340

Openen en sluiten
●
In de looprichting  v
an de elektrische ruiten
mag zich niemand bevinden, vooral niet wan-
neer de ruiten zonder de sluitkrachtbegren-
zing gesloten worden.
● De sluitkrachtbegrenzing voorkomt niet dat
vinger
 s of andere lichaamsdelen tegen het
ruitframe worden gedrukt, en kan verwondin-
gen veroorzaken. Let op
De sluitkrachtbegrenzing treedt ook in werk-
in g wanneer met  de w
agensleutel het com-
fortsluiten voor de ruiten wordt gebruikt
›››  pag. 132. Panoramaschuifdak*
P anor
ama
schuifdak: werkingLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
› 
 p
ag. 12
Het panoramaschuifdak werkt alleen bij inge-
schakeld contact. Nadat het contact is uitge-
schakeld, kunt u het nog enkele minuten
openen of sluiten zolang het bestuurders- of
bijrijdersportier niet wordt geopend.
Comfortopenen en -sluiten
Het panoramaschuifdak kan met de wagen-
sleutel van buitenaf worden geopend en ge-
sloten: ●
Houd de ontgrendeling
 s- of vergrende-
lingsknop van de wagensleutel ingedrukt.
Het panoramaschuifdak wordt dan afgesteld
of gesloten.
● Laat de ontgrendelings- of vergrendelings-
knop los om de fu
 nctie te onderbreken.
Bij het comfortsluiten worden eerst de ruiten
en vervolgens het panoramaschuifdak geslo-
ten. ATTENTIE
Het op een onoplettende of onbeheerste ma-
nier gebruik en 
van het panoramaschuifdak
kan leiden tot ernstig letsel.
● Open of sluit het panoramaschuifdak of het
rolg
 ordijn alleen wanneer er zich niemand in
de buurt van het panoramaschuifdak of het
rolgordijn bevindt.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
alle s
 leutels mee.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevende
personen all
 een achter in de wagen - vooral
niet als zij bij de wagensleutel kunnen. Als de
wagensleutel zonder toezicht gebruikt wordt,
kan de wagen vergrendeld worden, de motor
gestart worden, het contact ingeschakeld
worden en het panoramaschuifdak bewogen
worden.
● Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u
het panoram
 aschuifdak nog even openen of
sluiten zolang het bestuurders- of bijrijder-
sportier niet wordt geopend. Let op
● Als  er een s
toring in het panoramaschuif-
dak optreedt, werkt de sluitkrachtbegrenzing
niet correct. Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats.
● Bij het van buitenaf activeren van het com-
forts
 luiten blijft de draaischakelaar van het
panoramaschuifdak in de laatst gekozen
stand staan en moet deze aan het begin van
de rit weer opnieuw worden ingesteld. Rolgordijn openen en sluiten
Afb. 139
In de hemelbekleding: knoppen voor
r o
lg
ordijn.
FunctieNodige handelingen
Volledig openen (automatisch):Druk kort op de toets  ››› afb. 139
1.
Automatisch func-
tioneren stoppen:Druk de knop  ››› afb. 139  1 of
›››  afb. 139  2 kort in.» 133
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten    
Page 192 of 340

BedienenMenuoptiesBeschrijving
Afstelling
in produc-
tieDe vooraf ingestelde waarden in pro-
ductie voor de functies van dit menu
worden opnieuw ingesteld.
TerugEr wordt teruggekeerd naar het hoofd-
menu. De programmering verifiëren
Indien de timer
 geactiveer
d is, zal na het
uitschakelen van het contact het controle-
lampje van de toets voor onmiddellijke in-
schakeling    gedurende een 10-tal secon-
den b lij
ven br
anden. ATTENTIE
Programmeer de interieurvoorverwarming
nooit z od
anig dat deze in afgesloten of niet-
geventileerde ruimtes ingeschakeld wordt en
gaat werken. De gassen van de interieurvoor-
verwarming bevatten o.a. koolmonoxide, een
giftige, kleur- geurloze substantie. Koolmo-
noxide kan tot bewusteloosheid leiden en do-
delijk zijn. Gebruiksaanwijzingen
Het uitlaatsysteem van de interieurvoorver-
w
armin
g, dat
 zich onder de wagen bevindt,
mag niet geblokkeerd of verstopt zijn door
sneeuw, modder of andere voorwerpen. De
uitlaatgassen moeten ongehinderd kunnen worden afgevoerd. De uitlaatgassen die ont-
staan wanneer de int
erieurvoorverwarming
werkt, worden afgevoerd via een uitlaatpijp,
die aan de onderzijde van de wagen is aan-
gebracht.
Bij de verwarming van het interieur, wordt de
warme lucht eerst naar de voorruit geleid, af-
hankelijk van de omgevingstemperatuur, en
daarna naar de rest van het interieur via de
luchtroosters. Indien de luchtroosters bij-
voorbeeld gericht zijn naar de ruiten, kan dit
de wijze van luchtverdeling beïnvloeden.
Naargelang de buitentemperatuur, kan de
temperatuur waarmee de interieurvoorver-
warming het interieur verwarmt iets hoger
zijn indien voor het inschakelen van de ver-
warming de temperatuurregelaar van de ver-
warming of airconditioning op de maximale
stand was ingesteld.
Naargelang de motor kunnen wagens met in-
terieurvoorverwarming uitgerust zijn met een
tweede accu in de bagageruimte, die de inte-
rieurvoorverwarming van stroom voorziet.
In welke gevallen wordt de interieurvoorver-
warming niet geactiveerd?
● De interieurvoorverwarming heeft ongeveer
evenveel
  stroom nodig als het dimlicht. In-
dien het accupeil zeer laag is, wordt de interi-
eurvoorverwarming automatisch uitgescha-
keld of zelfs niet geactiveerd. Op die manier worden problemen bij het starten van de mo-
tor vermeden.
●
D
e verwarming wordt telkens voor een en-
kele keer in
 geschakeld. Daarnaast moet ook
de timer opnieuw geactiveerd worden telkens
men die wenst te gebruiken. Let op
● Tijdens de w erk
ing van de interieurvoorver-
warming zijn geluiden te horen.
● Bij hoge luchtvochtigheid en lage buiten-
temperatur
 en, is het mogelijk dat het verwar-
mingssysteem condenswater afkomstig van
de interieurvoorverwarming verdampt. In dat
geval kan damp uit de onderzijde van de wa-
gen komen. Dit is geen storing van de wagen!
● Indien de interieurvoorverwarming ver-
schil
 lende malen en gedurende langere tijd
gebruikt wordt, kan dit de accu van de wagen
ontladen. Om de accu opnieuw te laden, dient
u een lang traject af te leggen met de wagen.
Als algemene regel geldt: rijd even lang als
de tijd dat de accu gefunctioneerd heeft. 190   
Page 194 of 340

Bedienen
Informatie over de stuurkolom Stuurkolom elektronisch vergrendelen
Wagen
s
 met Keyless Access: de stuurkolom
wordt vergrendeld als het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl het contact is uitge-
schakeld. Hiertoe moet de wagen zijn stilge-
zet en in geval van een automatische versnel-
lingsbak moet de keuzehendel in stand  P zijn
gezet.
Als u eerst het bestuurdersportier en vervol-
gens het contact uitschakelt, wordt de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling via het
contactslot of de in de portiergreep geïnte-
greerde sensor geactiveerd.
Stuurkolom mechanisch vergrendelen
Om pogingen tot diefstal van de wagen te
voorkomen, wordt aangeraden de stuurko-
lom vóór het uitstappen, te vergrendelen.
Stuurkolom vergren-
delenStuurkolom ontgren-
delen
Inparkeren  ››› pag. 197.Draai het stuurwiel licht
om de stuurkolomvergren-
deling op te heffen.
De contactsleutel uit het
contactslot trekken.Sleutel in contactslot ste-
ken.
Draai het stuurwiel licht
tot u hoort dat de stuurko-
lom vergrendeld wordt.Houd het stuurwiel in deze
stand en schakel het con-
tact in. Elektromechanische besturing
In w
ag
ens
 met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor.
Bij geheel of gedeeltelijk uitgevallen stuurbe-
krachtiging moet u er rekening mee houden
dat u voor het sturen aanzienlijk meer kracht
nodig heeft dan gewoonlijk.
Tegensturingssysteem
Het tegensturingssysteem helpt de bestuur-
der in gevaarlijke situaties. Hiertoe helpen
extra krachten in de stuurinrichting de be-
stuurder bij het tegensturen. ATTENTIE
Het tegensturingssysteem en de ESC helpen
de best uur
der de wagen te besturen in ge-
vaarlijke situaties. In alle situaties is het de
bestuurder die de wagen moet besturen. Het
tegensturingssysteem bestuurt de wagen
niet. Motor starten en stoppen
In l
eidin g t
ot thema Indicatie wegrijblokkering
Als
 u een niet
-passende sleutel gebruikt of
als er een systeemstoring optreedt, wordt
 of  Wegrijblokkering actief  in het
instrumentenpaneel weergegeven. De motor
kan niet worden gestart.
Duwen of slepen
De wagen kan om technische redenen door
aanslepen niet worden geduwd of gestart.
Probeer in plaats hiervan de wagen met be-
hulp van startkabels te starten. ATTENTIE
Als u de motor tijdens het rijden uitzet, is de
wagen moei lijk
er te stoppen; u kunt dan de
controle over de wagen verliezen en een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● De remhulpsystemen, de stuurbekrachti-
ging, het airbag
 systeem, de veiligheidsgor-
dels en bepaalde veiligheidsvoorzieningen
zijn alleen actief als de motor draait.
● Zet de motor alleen uit wanneer de wagen
stils
 taat. 192   
Page 196 of 340

Bedienen
●
Trek  de s
leutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Let op
● Als  de s
leutel zich in het contactslot be-
vindt en de motor langere tijd uitstaat, ont-
laadt de accu zich.
● In wagens met automatische versnellings-
bak kan de sl
 eutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat. Druk in dit geval de vergrende-
lingsknop van de keuzehendel in en laat de
knop los. Startknop
Afb. 199
In de middenconsole: startknop van
het  sluit
- en s
tartsysteem zonder sleutel Key-
less Access. Bij wagens met rechts stuur is de
opstelling symmetrisch. Afb. 200
Noodstarten in wagens met Keyless
Acc e
ss. De startknop mag enkel gebruikt worden als
er een p
a
ssende s
leutel in de wagen aanwe-
zig is.
Door het bestuurdersportier te openen  wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld  ››› pag. 191.
Het contact inschakelen of uitschakelen
● Druk de startknop  ››› afb
 . 199 één keer kort
in zonder daarbij het koppelings- of rempe-
daal in te trappen  ›››  .
Nood s
topf
unctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer de batterij van de autosleutel
bijvoorbeel
d bijna leeg is of leeg is:
● Hou de autosleutel direct na het indrukken
van de star
 tknop altijd bij de stuurkolom
›››  afb. 200.
● Het contact wordt ingeschakeld en, zo no-
dig, slaat de mot
 or automatisch aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 1 seconde de startknop twee
keer in of druk de s
 tartknop in en houd de
knop minimaal 2 seconden ingedrukt  ›››  .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot or w
eer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden.
194    
Page 197 of 340

Rijden
ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns tig l
etsel tot gevolg hebben.
● Trap na het indrukken van de startknop  niet
op het rem- of
  koppelingspedaal omdat an-
ders de motor meteen gestart wordt. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sleut el
s kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autosl
 eutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier sytemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
Voor wagens met een dieselmotor en het
Keyle s
s Access-systeem kan even duren voor-
dat de motor aanslaat als hij moet voorver-
warmen. Motor starten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev en 
v
olgorde uit:
 Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.Bij wagens met handgeschakelde versnellings-bak: trap het koppelingspedaal volledig in enhoud het ingetrapt totdat de motor aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of zet de keuzehendel in stand  P of N.
3.
Alleen in wagens met
dieselmotor: draai de
sleutel in het contact-
slot in de stand  ››› afb.
198  2
 voor het voor-
verwarmen. Een contro- lelampje in het instru- mentenpaneel gaat branden 
.
 
4.
Zet de sleutel in het
contactslot in de stand ›››  afb. 198  3
; trap
het gaspedaal niet in.
Druk de startknop in ›››  afb. 199; trap het
gaspedaal niet in. Om de motor te kunnenstarten moet er een
passende sleutel in de wagen aanwezig zijn.
5.
Laat na het aanslaan
van de motor de sleu- tel in het contactslot los.Laat na het aanslaan
van de motor de start- knop los.
 Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
6.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Voer indien nodig een noodstop uit  ››› pag.
194.
7.Schakel de elektronische parkeerrem uit wanneer u met de wagen wilt gaan rijden  ››› pag. 197. ATTENTIE
Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd acht er
. De wagen kan plotseling
gaan rijden, met name als een versnelling of
rijstand ingeschakeld is, waardoor schade of
ernstig letsel kan ontstaan. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een plot selin
ge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten. VOORZICHTIG
● Als  u tijden
s het rijden de motor probeert te
starten of de motor direct nadat u deze hebt
uitgezet start, kan de motor of startmotor be-
schadigd raken. » 195
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten       
Page 198 of 340

Bedienen
●
Vermijd hoge mot or
toerentallen als de mo-
tor nog koud is, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk.
● Duw of sleep de wagen niet aan om de mo-
tor te st
 arten. Niet verbrande brandstof kan
de katalysator beschadigen. Milieu-aanwijzing
Verwarm de motor niet door deze stationair te
l aten dr aaien. G
a direct rijden als het zicht
goed is. Hierdoor bereikt de motor sneller
zijn bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. Let op
● Als  de b
atterij van de sleutel bijvoorbeeld
bijna leeg is of leeg is, kan de motor niet met
de startknop gestart worden. In dit geval
moet u de startknop uit het contactslot halen
en in plaats hiervan de sleutel plaatsen.
● Bij het starten van de motor worden de be-
langrijks
 te stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Na het starten van een koude motor kunnen
er om technis
 che redenen even sterke trillin-
gen voelbaar zijn. Dit is normaal en geen re-
den om u zorgen te maken.
● Bij temperaturen onder de +5°C (+41°F)
kan er een beetje rook
  onder de wagen ont-
staan wanneer de hulpverwarming ingescha-
keld is. Motor afzetten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven 
v
olgorde uit:
 Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand  ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de
wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische ver-
snellingsbak, plaatst u de keuzehendel in stand  P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
197.
5.Draai de sleutel in het
contactslot in de stand
›››  afb. 198  1
.
Druk de startknop kort
in 
›››  afb. 199. Als de
motor niet stopt, voer
dan een nooduitschake-
ling uit  ››› pag. 194.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde ver-
snellingsbak de 1ste versnelling of de achteruit- versnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit als de wagen in bewe-
ging is. U  z
ou de controle over de wagen kun-
nen verliezen en een ernstig ongeval veroor-
zaken.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werking a
 ls het contact is uitgeschakeld. ●
De rembek r
achtiger werkt niet bij uitge-
schakelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet werkt, moet
  u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wordt
  de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
Als u de wagen gedurende lange tijd met een
hoog mot ortoer
ental gereden hebt, kan de
motor na het uitzetten oververhit raken. Laat
de motor ongeveer twee minuten stationair
draaien voordat u de motor uitzet om te voor-
komen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij wagen s
 met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat de 
 ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het
contactslot gehaald is. De ventilator van de
radiateur gaat automatisch uit. 196       
Page 199 of 340

Rijden
Elektronische wegrijblokkering De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met een niet-g
e
autoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met
het Keyless Access-systeem moet de auto-
sleutel zich buiten de wagen bevinden
›››  pag. 120.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten  ››› 
pag.
115.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht  SAFE of Wegrij-
blokkering actief  weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gewaarbor gd w
orden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
In l
eidin g t
ot thema De remhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sys t
eem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r emsy
steem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de   gaat branden, apart of in combi-
natie met een beric
 ht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keert, k an dit
 tot ernstig letsel leiden.
● Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wag
 en nog in beweging is. De stuur-
kolom kan worden vergrendeld waarna het
stuurwiel niet meer gedraaid en de wagen
niet meer bestuurd kan worden.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel van het
  uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout, bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
●
Telk en
s wanneer u de wagen stilzet of par-
keert, moet u de el
 ektronische parkeerrem in-
schakelen.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen achter in de w
 agen. Zij kunnen de elek-
tronische parkeerrem uitschakelen, de keuze-
hendel of de versnellingshendel bedienen en
de wagen in beweging zetten. Dit kan ernsti-
ge ongevallen tot gevolg hebben.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
alle s
 leutels mee. Iemand zou de motor kun-
nen aanzetten en elektrische uitrustingen,
zoals bijv. de ruiten, kunnen bedienen. Dit
kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wagen ac
 hter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. VOORZICHTIG
● Wees  e
xtra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen. » 197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten     
Page 201 of 340

Rijden
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele
sec onden g
aan de lamp
jes uit.ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen  ›››   in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. ATTENTIE
Rijden met slechte remmen kan dit tot ernsti-
ge ong ev
allen leiden.
● Als het controlelampje van het remsysteem
 niet dooft of
  onder het rijden gaat bran-
den, is het remvloeistofpeil in het reservoir te
laag of er is sprake van een storing in het
remsysteem. Zet de wagen onmiddellijk stil
en roep de hulp in van gespecialiseerd perso-
neel  ››› pag. 296, Remvloeistofpeil controle-
ren.
● Als het controlelampje van de remmen  
samen met het ABS-c
 ontrolelampje 
brandt, kan de regelfunctie van het ABS zijn
uitgevallen. Hierdoor kunnen de achterwielen
relatief snel blokkeren als wordt geremd. Als
de achterwielen blokkeren, kunt u de controle
over de wagen verliezen! Verminder indien
mogelijk de snelheid en rij voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde gespecialiseerde werk-
plaats om de motor te laten nakijken. Voor-
kom tijdens de rit naar de werkplaats bruusk
remmen en bruuske manoeuvres.
● Als het waarschuwingslampje van het ABS
 niet uitgaat
  of tijdens de rit naar de werk-
plaats gaat branden, dan werkt het ABS niet correct. De wagen kan alleen worden stilge-
zet met
 norm
ale remmen (zonder ABS). De
bescherming die het ABS biedt, is niet meer
beschikbaar. Ga zo snel mogelijk naar een
gespecialiseerde werkplaats.
● Als de   gaat branden, apart of in combi-
natie met een beric
 ht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren of eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. Elektronische parkeerrem
Afb. 201
Deel van de middenconsole: schake-
l aar 
van el
ektronische parkeerrem. Elektronische parkeerrem inschakelen
D
e p
ark eerr
em kan wanneer de wagen stil-
staat altijd worden ingeschakeld, en ook
wanneer het contact is uitgeschakeld. Tel-
kens wanneer u de wagen verlaat of hebt ge-
parkeerd, moet u de parkeerrem inschakelen. ●
Trek de knop    omhoog tot het controle-
l amp
je 
 op de knop gaat branden.
● De parkeerrem is ingeschakeld wanneer
het contro
 lelampje   op het instrumenten-
paneel  ››› pag. 198 brandt.
Elektronische parkeerrem uitschakelen ● Contact inschakelen.
● Indrukken toets   . Bij draaiende motor te-
g elijk
ertijd k
rachtig het rempedaal of licht
het gaspedaal intrappen.
● De controlemapjes   op de knop en   op
het instrument
 enpaneel gaan uit.
Elektronische parkeerrem bij starten auto-
matisch uitschakelen
De elektronische parkeerrem wordt automa-
tisch uitgeschakeld als de wagen in bewe-
ging wordt gezet, als het bestuurdersportier
gesloten is  en de bestuurder de veiligheids-
gordel heeft omgedaan. In het geval van wa-
gens met  schakelbak moet daarnaast ook
het koppelingspedaal helemaal worden inge-
trapt voordat de motor wordt gestart zodat
het systeem weet dat de parkeerrem uitge-
schakeld moet worden.
Noodstopfunctie
Gebruik de noodstopfunctie alleen als u de
wagen niet met het rempedaal kunt stilzetten
›››  !
»
199
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten     
Page 211 of 340

Rijden
Fabricage
● Vermindering van de hoeveelheid oplos-
mid del
 in g at
endekkende beschermwas.
● Gebruik van kunststof deklaag ter bescher-
ming tijdens het
  wagenvervoer.
● Gebruik van oplosmiddelvrije kit.
● Gebruik van CFK-vrije koelmedia en koel-
systemen.
● Af
valverwerking en terugwinning van ener-
gie uit afval
  (RDF).
● Verbeterde kwaliteit van het afvalwater.
● Gebruik van warmtewisselaars (warmtere-
generator
 en, enthalpisch wiel enz.).
● Gebruik van lak op waterbasis.
Zuinig en milieubewust rijden Het brandstofverbruik, de belasting van het
mi
lieu en de s
lijtag
e van motor, remmen en
banden hangen voornamelijk van drie facto-
ren af:
● Persoonlijke rijstijl.
● Gebruiksomstandigheden van wagen
(weer, toe
 stand van de rijweg).
● Technische voorwaarden.
Afhankelijk 
 van uw rijstijl en enkele eenvou-
dige trucjes kunt u tot 25% op uw brandstof
besparen. Anticiperend schakelen
Algemene aan
wijzingen: de hogere versnel-
lingen zijn altijd de zuinigste. In het alge-
meen kan voor de meeste wagens gesteld
worden dat: u tegen een snelheid van
30 km/h (19 mph) in de derde, bij 40 km/h
(25 mph) in de vierde en bij 50 km/h
(31 mph) in de vijfde versnelling rijdt.
Daarnaast kunt u brandstof besparen door
een versnelling "over te slaan", als het ver-
keer en het rijden dat toelaten.
Belast de versnellingen niet tot het uiterste.
Gebruik de eerste versnelling alleen om te
beginnen met rijden en schakel snel op naar
de tweede. Voorkom het gebruik van de kick-
down in wagens met automatische versnel-
lingsbak.
Wagens waarin op het instrumentenpaneel
de versnellingen worden weergegeven, hel-
pen u zuiniger te rijden omdat op het instru-
mentenpaneel aangegeven wordt wanneer u
het beste kunt op- of terugschakelen.
Laten uitrijden
Als u uw voet van het gaspedaal haalt, wordt
de brandstoftoevoer onderbroken en daalt
het brandstofverbruik.
Laat de wagen uitrijden als u ziet dat u bij-
voorbeeld een rood stoplicht nadert. Alleen
als de wagen te langzaam uitrijdt of als de af
te leggen afstand te lang is, wordt aangera-
den het koppelingspedaal in te trappen om te ontkoppelen. De motor draait vervolgens
stationair
.
Als u denkt dat u langere tijd stil zult staan,
dan kunt u de motor afzetten; bijvoorbeeld
bij een spoorwegovergang. In wagens met
een geactiveerd Start-Stop-functie, wordt de
motor automatisch uitgeschakeld wanneer
de wagen stopt.
Anticiperend rijden en met het verkeer "mee-
stromen"
Als u vaak remt en gas geeft, neemt het
brandstofverbruik aanzienlijk toe. Als u anti-
ciperend rijdt en een veilige afstand tot uw
voorliggers aanhoudt, kunt u de verschillen-
de snelheden waarmee u rijdt compenseren
door slechts uw voet van het gaspedaal te
halen. Het is dan niet meer nodig om actief
te remmen en gas te geven.
Rustig en gelijkmatig rijden
Constantheid is belangrijker dan snelheid:
hoe gelijkmatiger er gereden wordt, des te la-
ger het brandstofverbruik.
Als u op de snelweg rijdt, blijkt het effectie-
ver te zijn om met een constante en matige
snelheid te rijden dan wanneer u constant
gas geeft en remt. In het algemeen geldt dat
u even snel op uw eindbestemming aankomt
wanneer u constant rijdt.
Het snelheidsregelsysteem helpt u een con-
stantere rijstijl aan te nemen. »
209
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten