key Seat Alhambra 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2017Pages: 340, PDF Size: 6.99 MB
Page 123 of 340

Openen en sluiten
● Cont
act
inschakelen.
● Druk de startknop in van het sluit- en start-
syst
eem zonder sleutel Keyless Access.
Wanneer het "Safe"-veiligheidssysteem uit-
geschakeld is, dient u met het volgende re-
kening te houden:
● De wagen kan van binnenuit ontgrendeld
en geopend wor
den met de portiergreep.
● Het alarmsysteem is ingeschakeld.
● De bewaking van het interieur en de weg-
sleepbev
eiliging worden uitgeschakeld. ATTENTIE
Het op een onoplettende of onbeheerste ma-
nier ge bruik
en van het "Safe"-veiligheidssys-
teem kan leiden tot ernstig letsel.
● Laat nooit personen achter in de wagen als
deze met de s
leutel vergrendeld is. Als het
"Safe"-veiligheidssysteem ingeschakeld is,
kunnen de portieren niet van binnenuit geo-
pend worden!
● Als de portieren vergrendeld zijn, wordt het
heel moeilijk
om in noodgevallen toegang te
krijgen tot het interieur van de wagen om de
inzittenden te helpen. Deze zouden ingeslo-
ten zijn en kunnen in een noodgeval niet de
portieren ontgrendelen om de wagen te verla-
ten. Alarmsysteem
Met behulp van het alarmsysteem moeten in-
braakpogin
g
en en diefstal van de wagen
worden bemoeilijkt.
Het alarmsysteem wordt automatisch geacti-
veerd wanneer de wagen met de sleutel ge-
sloten wordt.
Wanneer treedt het alarmsysteem in werk-
ing?
Het alarmsysteem laat gedurende 30 secon-
den akoestische signalen horen en geduren-
de vijf minuten optische waarschuwingssig-
nalen zien wanneer, als de wagen vergren-
deld is, de volgende handelingen zonder au-
torisatie worden uitgevoerd:
● Openen van een mechanisch vergrendeld
portier met de w
agensleutel zonder de eerst-
volgende 15 seconden het contact in te scha-
kelen.
● Openen van een portier.
● Openen van motorkap.
● Openen van achterklep.
● Contact inschakelen met niet-geautoriseer-
de sleut
el.
● Wagenaccu loskoppelen.
● Verplaatsing in de wagen (in geval van wa-
gens
met interieurbewaking).
● Slepen van wagen (in geval van wagens
met we
gsleepbeveiliging). ●
Omhoog breng
en van wagen (in geval van
wagens met wegsleepbeveiliging).
● De wagen op een veerpont of trein trans-
porter
en (in geval van wagens met wegsleep-
beveiliging of interieurbewaking).
● Losmaken van een op het alarmsysteem
aange
sloten aanhangwagen ››› pag. 246.
Het alarm uitschakelen
Ontgrendel de wagen met de ontgrendel-
knop op de leutel of schakel het contact met
een passende sleutel in. In de wagens met
het Keyless Access systeem kan het alarm
ook uitgeschakeld worden door de portier-
greep vast te pakken ››› pag. 118. Let op
● Het a l
arm wordt opnieuw geactiveerd wan-
neer de wagen na het deactiveren opnieuw
dezelfde beveiligde zone of een andere zone
binnentreedt. Als bijvoorbeeld na het openen
van een portier, ook de achterklep wordt geo-
pend.
● Het alarmsysteem wordt niet geactiveerd
als
de wagen van binnenuit met de drukknop
voor de centrale vergrendeling vergrendeld
wordt .
● Indien het bestuurdersportier mechanisch
met de s l
eutel ontgrendeld wordt, wordt en-
kel dit portier ontgrendeld en niet de hele
wagen. Alleen na het inschakelen van het
contact blijven alle portieren onbeveiligd -
maar niet ontgrendeld - en wordt de » 121
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 191 of 340

Rijden
Gaat rood knipperen
Storing in elektroni-
sche vergrendeling
van stuurkolom.
Niet verder rijden!
Roep de hulp van specialisten in.
Knippert geel
Vastgeklemde stuur-
kolom.Draai het stuurwiel zacht heen
en weer.
Stuurkolom niet
ontgrendeld of ver-
grendeld.Trek de contactsleutel uit het
contactslot en schakel het con-
tact opnieuw in. Bovendien moe-
ten de aanwijzingen op het dis-
play in het instrumentenpaneel
worden opgevolgd.
Rijd niet verder als
de stuurko-
lom geblokkeerd blijft nadat het
contact is ingeschakeld. Roep de
hulp van vakmensen in. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Informatie over de stuurkolom
Stuurkolom elektronisch vergrendelen
Wag
en
s met Keyless Access: de stuurkolom
wordt vergrendeld als het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl het contact is uitge-
schakeld. Hiertoe moet de wagen zijn stilge-
zet en in geval van een automatische versnel-
lingsbak moet de keuzehendel in stand P zijn
gezet.
Als u eerst het bestuurdersportier en vervol-
gens het contact uitschakelt, wordt de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling via het
contactslot of de in de portiergreep geïnte-
greerde sensor geactiveerd.
Stuurkolom mechanisch vergrendelen
Om pogingen tot diefstal van de wagen te
voorkomen, wordt aangeraden de stuurko-
lom vóór het uitstappen, te vergrendelen.
Stuurkolom vergren-
delenStuurkolom ontgren-
delen
Inparkeren ››› pag. 194.Draai het stuurwiel licht
om de stuurkolomvergren-
deling op te heffen.
De contactsleutel uit het
contactslot trekken.Sleutel in contactslot ste-
ken.
Draai het stuurwiel licht
tot u hoort dat de stuurko-
lom vergrendeld wordt.Houd het stuurwiel in deze
stand en schakel het con-
tact in. Elektromechanische besturing
In w
ag
en
s met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor.
Bij geheel of gedeeltelijk uitgevallen stuurbe-
krachtiging moet u er rekening mee houden
dat u voor het sturen aanzienlijk meer kracht
nodig heeft dan gewoonlijk.
Tegensturingssysteem
Het tegensturingssysteem helpt de bestuur-
der in gevaarlijke situaties. Hiertoe helpen
extra krachten in de stuurinrichting de be-
stuurder bij het tegensturen. ATTENTIE
Het tegensturingssysteem en de ESC helpen
de bes t
uurder de wagen te besturen in ge-
vaarlijke situaties. In alle situaties is het de
bestuurder die de wagen moet besturen. Het
tegensturingssysteem bestuurt de wagen
niet. 189
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 193 of 340

Rijden
Sleutel die niet voor wagen geautoriseerd is
W or
dt
een sleutel in het contactslot gestoken
die niet voor deze wagen geautoriseerd is,
trek de sleutel dan op de volgende wijze uit
het contactslot:
● Automatische versnellingsbak: op deze ma-
nier k
an de sleutel niet uit het contact wor-
den getrokken. Druk de vergrendelingsknop
van de keuzehendel in en laat de knop los. U
kunt de autosleutel uit het contactslot trek-
ken.
● Handgeschakelde versnellingsbak: trek de
s
leutel uit het contact. ATTENTIE
Als u de autosleutel onbeheerst of ongecon-
tro l
eerd uit het contactslot trekt, kan dit tot
ernstig letsel leiden.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
all
e sleutels mee. Anders zou iemand de mo-
tor kunnen aanzetten en elektrische uitrus-
tingen, zoals bijv. de ruiten, kunnen bedie-
nen. Dit kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wag
en achter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. ●
Trek
de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Let op
● Als
de sleutel zich in het contactslot be-
vindt en de motor langere tijd uitstaat, ont-
laadt de accu zich.
● In wagens met automatische versnellings-
bak kan de s
leutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat. Druk in dit geval de vergrende-
lingsknop van de keuzehendel in en laat de
knop los. Startknop
Afb. 199
In de middenconsole: startknop van
het sluit
- en startsysteem zonder sleutel Key-
less Access. Bij wagens met rechts stuur is de
opstelling symmetrisch. Afb. 200
Noodstarten in wagens met Keyless
Ac c
ess. De startknop mag enkel gebruikt worden als
er een p
a
s
sende sleutel in de wagen aanwe-
zig is.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld ››› pag. 188.
Het contact inschakelen of uitschakelen
● Druk de startknop ›››
afb. 199 één keer kort
in zonder daarbij het koppelings- of rempe-
daal in te trappen ››› .
Nood s
t
opfunctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval »
191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 194 of 340

Bedienen
zijn, wanneer de batterij van de autosleutel
b ij
v
oorbeeld bijna leeg is of leeg is:
● Hou de autosleutel direct na het indrukken
van de st
artknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 200.
● Het contact wordt ingeschakeld en, zo no-
dig, slaat
de motor automatisch aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 1 seconde de startknop twee
keer in of druk
de startknop in en houd de
knop minimaal 2 seconden ingedrukt ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot
or weer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ern s
tig letsel tot gevolg hebben.
● Trap na het indrukken van de startknop niet
op het r
em- of koppelingspedaal omdat an-
ders de motor meteen gestart wordt. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sl eut
els kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autos
leutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier sytemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
Voor wagens met een dieselmotor en het
Keyl e
ss Access-systeem kan even duren voor-
dat de motor aanslaat als hij moet voorver-
warmen. Motor starten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev en
volgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.Bij wagens met handgeschakelde versnellings-bak: trap het koppelingspedaal volledig in enhoud het ingetrapt totdat de motor aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Alleen in wagens met
dieselmotor: draai de
sleutel in het contact-
slot in de stand ››› afb.
198 2
voor het voor-
verwarmen. Een contro- lelampje in het instru- mentenpaneel gaat branden
.
4.
Zet de sleutel in het
contactslot in de stand ››› afb. 198 3
; trap
het gaspedaal niet in.
Druk de startknop in ››› afb. 199; trap het
gaspedaal niet in. Om de motor te kunnenstarten moet er een
passende sleutel in de wagen aanwezig zijn.
5.
Laat na het aanslaan
van de motor de sleu- tel in het contactslot los.Laat na het aanslaan
van de motor de start- knop los.192
Page 195 of 340

Rijden Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
6.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Voer indien nodig een noodstop uit ››› pag.
191.
7.Schakel de elektronische parkeerrem uit wanneer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag. 194. ATTENTIE
Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd ac ht
er. De wagen kan plotseling
gaan rijden, met name als een versnelling of
rijstand ingeschakeld is, waardoor schade of
ernstig letsel kan ontstaan. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een p lot
selinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten. VOORZICHTIG
● Als
u tijdens het rijden de motor probeert te
starten of de motor direct nadat u deze hebt
uitgezet start, kan de motor of startmotor be-
schadigd raken. ●
Vermijd hog e mot
ortoerentallen als de mo-
tor nog koud is, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk.
● Duw of sleep de wagen niet aan om de mo-
tor te s
tarten. Niet verbrande brandstof kan
de katalysator beschadigen. Milieu-aanwijzing
Verwarm de motor niet door deze stationair te
l at en dr
aaien. Ga direct rijden als het zicht
goed is. Hierdoor bereikt de motor sneller
zijn bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. Let op
● Als
de batterij van de sleutel bijvoorbeeld
bijna leeg is of leeg is, kan de motor niet met
de startknop gestart worden. In dit geval
moet u de startknop uit het contactslot halen
en in plaats hiervan de sleutel plaatsen.
● Bij het starten van de motor worden de be-
langrijk
ste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Na het starten van een koude motor kunnen
er om techni
sche redenen even sterke trillin-
gen voelbaar zijn. Dit is normaal en geen re-
den om u zorgen te maken.
● Bij temperaturen onder de +5 °C (+41 °F)
kan er een beetje r
ook onder de wagen ont-
staan wanneer de hulpverwarming ingescha-
keld is. Motor afzetten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
gev
en
volgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de
wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische ver-
snellingsbak, plaatst u de keuzehendel in stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
194.
5.Draai de sleutel in het
contactslot in de stand
››› afb. 198 1
.
Druk de startknop kort
in
››› afb. 199. Als de
motor niet stopt, voer
dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 192.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde ver-
snellingsbak de 1ste versnelling of de achteruit- versnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit als de wagen in bewe-
ging i s. U
zou de controle over de wagen kun-
nen verliezen en een ernstig ongeval veroor-
zaken.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werkin
g als het contact is uitgeschakeld. » 193
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 196 of 340

Bedienen
●
De r embek
rachtiger werkt niet bij uitge-
schakelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet w
erkt, moet u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wor
dt de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
● Zodr a u s
topt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijft het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha-
keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen.
● Als u de wagen gedurende lange tijd met
een hoog motort
oerental gereden hebt, kan
de motor na het uitzetten oververhit raken.
Laat de motor ongeveer twee minuten statio-
nair draaien voordat u de motor uitzet om te
voorkomen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij wag en
s met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat
de ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het contactslot gehaald is. De ventilator van de
ra
di
ateur gaat automatisch uit. Elektronische wegrijblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met een niet
-g
eautoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met
het Keyless Access-systeem moet de auto-
sleutel zich buiten de wagen bevinden
››› pag. 118.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten ››› pag.
113.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrij-
blokkering actief weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gew aarbor
gd worden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
Inl eidin
g tot thema De remhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sy s
teem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r
emsysteem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met
een bericht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keer t, k
an dit tot ernstig letsel leiden.194
Page 301 of 340

Controleren en bijvullen
● Ver
gr
endel de wagen alvorens u de accu
loskoppelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
plusk
abel los ››› .
A c
c
u aansluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moet
en alle stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ›
›› .
Na het aan
s
luiten van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 103. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma.
Wagens met Keyless Access (››› pag. 118): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in. Stroomverbruikers automatisch uitschakelen
Door een intellig
ente elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dy
namo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigst
e stroomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de s
troomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat.
Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
● Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen
zonder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
sch
akelde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
›››
pag. 184. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
acc u k
an leiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd ver
eisen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont
vlambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit
een bevroren of recent ontdooi-
de accu op
. Een lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden.
● V
erbindingskabels die niet correct aange-
sloten
zijn kunnen kortsluiting veroorzaken.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. VOORZICHTIG
● Ac c
u's nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd. » 299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 325 of 340

Trefwoordenlijst
Bandenreparatieset zie
B
andenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304, 313
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . . 243
Bandenspanningscontrolesystemen bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
BAS zie Remhulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Batterij vervangen in de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . 114
Bedieningselementen op het stuur Bediening van het audio- en telefoonsysteem 109
Bedieningselementen op het stuurwiel . . . . . . . 109
Bekerhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 middenconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Bekleding van de zitplaatsen natuurlederen bekleding schoonmaken enverzorgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Bekleding van de zittingen kunstleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
Bekleding: reinigen textielbekledingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Bekleding: schoonmaken kussens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
stoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Beladen aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
railsysteem met bevestigingselementen . . . . 164
scheidingsnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Bescherming tegen de zon . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Bescherming van bodemplaat . . . . . . . . . . . . . . . 56 Besturing
elektromec hanisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
stuurkolom vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Bestuurdersruimte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Beweegbare trekhaak van stang met kogelkop fietsenrek inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
Binnenaanzicht stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 dimbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Blikjeshouders achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Bochtenlicht dynamisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
statisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83 rijden met brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39, 279 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Brandstofmeter benzine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Brandstofverbruik waarom stijgt het brandstofverbruik? . . . . . . . 209
Brillenhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
BSD zie Dodehoekhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 6 Buitenland
lang er verblijf met wagen . . . . . . . . . . . . . . . . 275
verkoop van wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Buitenspiegels buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
buitenspiegels inklappen . . . . . . . . . . . . . . . . 145
de werking controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 248
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
verzorging van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
C Capaciteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Cd-wisselaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169, 174
Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
na activering van airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
noodslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
portieren afzonderlijk openen . . . . . . . . . . . . . 116
sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 117
Cetaangetal (dieselbrandstof) . . . . . . . . . . . . . . . 280
Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 180
Code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 84
Comfortfuncties Herprogrammeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Comfortfunctie van de knipperlichten . . . . . . . . 134
Comfortopenen ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Comfortsluiten ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
323
Page 328 of 340

Trefwoordenlijst
dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . 242
El ektr
oni
sch beheer van het aandrijfkoppel
(XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
launch-control-programma . . . . . . . . . . . . . . . 204
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
park Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
rear View Camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
remkrachtassistent (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
sign Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
uitparkeerhulp (RTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 238
vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 241
I Inbouwen trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 254
Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Informatieoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Informatiesysteem SEAT structuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Ingang USB/AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111, 169
In geval van nood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221 automatisch onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . 224
In- of uitschakelen (parkeerplaats verlaten) . . 224
In- of uitschakelen (parkeren) . . . . . . . . . . . . . 223
ingrijpen van remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
parkeerplaats verlaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223 storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
voorbereidin
gen voor parkeren . . . . . . . . . . . . 222
Inrijden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
nieuwe motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
Instellingen Rugleuning van de bijrijdersstoel naar vorenklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Instelling van de stoelen stoelen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 103 controle- en waarschuwingslampjes . . . . 32, 108
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103, 104
instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 108
weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Interieurbewaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184 afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
afstandsbediening: de batterij vervangen . . . 186
automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 278
bereik van de afstandsbediening . . . . . . . . . . 186
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185, 187
gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
J Jerrycan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277 Juiste houding
best uurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
K
Kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 247, 251
Katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 208
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Keyless Access bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
de wagen ontgrendelen en vergrendelen . . . . 118
keyless-Entry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
keyless-Exit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Kilometerteller dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Kinderstoel Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 bevestigingssystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
geïntegreerd kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
gewichtscategorieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 79
met veiligheidsgordel bevestigen . . . . . . . . . . . 21
op de achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
op de bijrijdersstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
uitschakelen van de voorairbag van de bijrijder . . .74
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 20, 76
vervoer van kinderen in de wagen . . . . . . . . . . 77
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 voorairbag van de bijrijder buiten werkingstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Kledinghaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Klep van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
326
Page 329 of 340

Trefwoordenlijst
Knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 134
K oel
sy
steem
koelvloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
koelvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . 290
Koelvloeistof van de motor G12 plus-plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 292
G13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 292
specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 292
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Koplampen koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 83, 85 steunpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
L Laden algemeen advies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Lak code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Lampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
voorbumper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
zie "Lampen vervangen" . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Lekke band wat te doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Lendensteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Lichtbundelhoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . 138
Lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 133 alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
antimistlamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
AUTO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
bediening van de lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 bochtenlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Coming home
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 133
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
draailicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 133, 135
grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Leaving home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
parkeerlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
stadslicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Lichten aanzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Lichten uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Looprichtinggebonden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Luchtcirculatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
M
Make-upspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Massage van lendensteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Middenarmsteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Milieu milieuvriendelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Milieu-advies tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Milieubewust zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Mobiele telefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111, 260 gebruiken zonder buitenantenne . . . . . . . . . . 261 Motor
geluiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Motorcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Motor en contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190 12 V stopcontacten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190, 192
motor starten met Keyless Access . . . . . . . . . . 191
niet-geautoriseerde autosleutel . . . . . . . . . . . 190
voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11, 284 openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 291
G12 plus-plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
G13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 292
temperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
vulopening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Motormanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39, 287 bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 287
eigenschappen van de olie . . . . . . . . . . . . . . . . 40
motoroliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 288
oliepeilstok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288, 289
Motorregeling controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
327