Seat Alhambra 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2017Pages: 340, PDF Size: 6.99 MB
Page 231 of 340

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Overzicht van oriëntatiepunten.
B et
ek
enis van op scherm geprojecteerde ori-
ëntatielijnen en -oppervlakken ››› afb. 217.
Alle lengtes van de oriëntatielijnen gebruiken
als referentiepunt een wagen die op een hori-
zontaal oppervlak staat.
Veiligheidsafstand: zone van wegdek die
zich ongeveer 40 cm achter de wagen be-
vindt.
Zijbereik van wagen.
Draaipunt bij parkeren. Wanneer de gele
lijn de stoeprand of een andere limiet van
de open ruimte voor het parkeren raakt,
is het punt bereikt waarop de wagen ge-
draaid moet worden (loep).
Benodigde vrije ruimte voor parallel par-
keren van wagen. Het weergegeven op-
pervlak moet volledig in de open ruimte
vallen.
Mogelijk geparkeerde wagen naast rand
van wegdek.
Parkeren
● Plaats de wagen op 1 m afstand parallel
aan de parkeerp
laats en schakel de achter-
uitversnelling in.
● Schakel op het display van het navigatie-
syst
eem modus 2 in om de wagen parallel te
parkeren.
● Rijd langzaam achteruit en draai het stuur-
wiel
zodanig dat het gele op het scherm
1
2
3
4
5 weergegeven oppervlak eindigt voor een mo-
g
elijk
o
bstakel 5 (bijv. een andere wagen).
● Draai het stuurwiel maximaal tot de open
ruimt e en rijd l
an
gzaam achteruit.
● Wanneer de gele lijn 3 het zijbereik van
de open ruimt e r
aakt, b
ijvoorbeeld het zij-
spoor of de stoeprand (loep), draai dan het
stuurwiel maximaal in tegengestelde rich-
ting.
● Rijd verder achteruit tot de wagen parallel
aan het we
gdek in de open ruimte staat. Cor-
rigeer indien nodig de positie. Afstandsregeling* (Snelheids-
reg
elsysteem - GRA)
Waarschuwings- en controlelampjes Afb. 218
Display in het instrumentenpaneel:
s t
at
usaanduidingen van GRA.
Springt aan
Het snelheidsregelsysteem regelt de snelheid van de
wagen.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. »
229
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 232 of 340

Bedienen
Weergave op het display
Het s
nelheid
sregelsysteem is in verscheide-
ne versies beschikbaar. In wagens met multi-
functie-indicator (MFA) wordt de geprogram-
meerde snelheid op het display in het instru-
mentenpaneel weergegeven.
Status afb. 218:
GRA tijdelijk uitgeschakeld. De gepro-
grammeerde snelheid wordt in kleine cij-
fers weergegeven.
Systeemfout. Raadpleeg een gespeciali-
seerde werkplaats.
GRA ingeschakeld. Het snelheidsgeheu-
gen is leeg.
De GRA is actief. De geprogrammeerde
snelheid wordt in grote cijfers weergege-
ven. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Snelheidsregelsysteem gebruiken
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 32
Het snelheidsregelsysteem (GRA) zorgt er-
voor dat tijdens het vooruit rijden met snel-
heden vanaf ongeveer 20 km/u (12 mijl per A
B
C
D uur) de geprogrammeerde snelheid constant
w
or
dt
aangehouden.
Het GRA vermindert alleen de snelheid wan-
neer het gaspedaal wordt bediend en er niet
geremd wordt ››› .
Hel lin
g
en afdalen met de SRS
Als het SRS de snelheid van de wagen bij het
omlaag rijden van een helling niet constant
kan houden, rem de wagen dan met het rem-
pedaal af en schakel indien nodig terug.
Automatisch uitschakelen
Het snelheidsregelsysteem SRS wordt auto-
matisch uitgeschakeld of tijdelijk onderbro-
ken:
● Als het systeem een storing detecteert die
de werkin
g van het SRS beïnvloeden kan.
● Als gedurende een bepaalde tijd de wagen
met een snelheid g
ereden wordt die hoger is
dan de geprogrammeerde snelheid vanwege
het intrappen van het gaspedaal.
● Als het rem- of koppelingspedaal wordt in-
getrapt
.
● Als er wordt op- of teruggeschakeld.
● Als de airbag geactiveerd wordt. ATTENTIE
Als u met een constante snelheid niet op een
vei lig
e afstand van andere weggebruikers kunt rijden, kan het gebruik van het snel-
heidsr
e
gelsysteem tot ongevallen en ernstig
letsel leiden.
● Gebruik het snelheidsregelsysteem nooit in
druk v
erkeer, als de veiligheidsafstand onvol-
doende is, op steile wegen, op bochtige of
gladde wegen (sneeuw, ijs, regen of stenen),
en op overstroomde wegen.
● Gebruik het SRS ook nooit buiten de ver-
harde w
egen of op onverharde wegen.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan t
ot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Schakel het snelheidsregelsysteem altijd
na ge
bruik uit om te voorkomen dat de snel-
heid onverwacht geregeld wordt.
● Het is gevaarlijk weer terug te gaan naar de
opge
slagen snelheid wanneer die snelheid te
hoog is voor de omstandigheden van dat mo-
ment (wegdek, verkeer, weersgesteldheid).
● Bij het bergafwaarts rijden kan het snel-
heidsre
gelsysteem de snelheid niet constant
houden. Door het eigen gewicht van de wa-
gen kan de snelheid toenemen. Schakel terug
of rem de wagen met de voetrem af. 230
Page 233 of 340

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Rijstrookassistent (Lane As-
s i
s
t)*
Inleiding tot thema ATTENTIE
De intelligente techniek in de rijstrookassis-
tent (Lane As
sist) kan de natuurkundig en
door het systeem zelf bepaalde grenzen niet
overwinnen. Het onachtzame of ongecontro-
leerde gebruik van de rijstrookassistent kan
ernstig letsel en ongevallen veroorzaken. On-
danks het systeem moet de bestuurder te al-
len tijde opmerkzaam blijven.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan t
ot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd altijd de handen aan het stuur.
● De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekm
arkeringen. Onder bepaalde om-
standigheden kan de rijstrookassistent een
slechte toestand van het wegdek, construc-
ties op het wegdek of bepaalde objecten on-
bedoeld aanzien voor wegdekmarkeringen. In
dergelijke situaties moet u de rijstrookassis-
tent onmiddellijk uitschakelen.
● Let op de aanwijzingen op het display van
het ins
trumentenpaneel en volg ze op.
● Let altijd goed op de omgeving van de auto. Let op
De rijstrookassistent is exclusief ontwikkeld
voor rijden op a sf
altwegen. Let op
Als de rijstrookassistent niet werkt zoals be-
sc hr
even is in dit hoofdstuk, moet dit sys-
teem uitgeschakeld worden en moet u naar
een gespecialiseerde werkplaats gaan. Let op
Ga bij storingen in het systeem naar een ge-
spec i
aliseerde werkplaats om het systeem te
laten nakijken. Controlelampjes
Knippert of gaat geel branden
Rijstrookassis-
tent (Lane As-
sist) ingescha-
keld, maar niet
actief.Het systeem kan de rijstrook niet
duidelijk registreren. Zie
pag. 232,
De rijstrookassistent is niet actief
(controlelampje licht geel op) .
Knippert of gaat groen bran-
den
Rijstrookassistent (Lane Assist) ingeschakeld en actief.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkin
gscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Werkwijze
Afb. 219
Op de voorruit: Zichtveld van de ca-
mer a
v
an de rijstrookassistent. Met behulp van de camera in de voorruit regi-
s
tr
eer
t de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig
een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het systeem dit aan de bestuurder via een
waarschuwing in de vorm van stuurvibraties .
Deze stuurvibraties kunnen altijd worden op-
geheven door het stuurwiel te draaien. »
231
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 234 of 340

Bedienen
Als een van de richtingaanwijzers wordt aan-
g ez
et, w
ordt geen waarschuwing gegeven,
omdat het systeem dan weet dat de bestuur-
der bewust van rijstrook gaat wisselen.
Stuurvibraties
In de volgende situaties treden stuurvibraties
op als waarschuwing en moet de bestuurder
actief sturen:
● Als de grenswaarden van het systeem be-
reikt w
orden.
● Als het maximale stuurmoment tijdens de
waars
chuwing onvoldoende is om de wagen
binnen de rijstrook te houden.
● Als tijdens de waarschuwing het systeem
de rijstr
ook niet meer registreert.
Rijstrookassistent in- en uitschakelen
● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets
van de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
pag. 26.
● OF: activeer of deactiveer het systeem in
het menu Instellingen , s
ubmenu As-
sistent , menu Lane Assist ›››
pag.
26. Het "bevestigingsteken" geeft aan dat
het hulpsysteem voor de bestuurder inge-
schakeld is.
Automatisch uitschakelen: de rijstrookassis-
tent kan automatisch uitgeschakeld worden
als een storing is opgetreden in het systeem.
Het controlelampje gaat uit. De rijstrookassistent is niet actief (controle-
lampj
e licht geel op)
● Als de rijsnelheid daalt tot onder ca.
65 km/u (40 mph).
● Als de rijstrookassistent de grenslijnen van
de rijstr
ook niet registreert, bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden, sneeuw, vuil, vocht of
tegenlicht.
● Als de straal van een bocht te klein is.
● Als er geen grenslijn aanwezig is.
● Als de afstand t.o.v. de volgende grenslijn
te groot
is.
● Als er meer dan twee wegdekmarkeringen
per rijstr
ook aanwezig zijn.
● Als het ASR is uitgeschakeld.
● Als het systeem langere tijd geen actief
draaien v
an het stuurwiel door de bestuurder
registreert.
● Tijdelijk bij zeer dynamisch rijden.
● Als een richtingaanwijzer aan staat. Let op
● Contr o
leer voordat u begint te rijden of het
zichtveld van de camera niet geblokkeerd is
››› afb. 219.
● Houd het zichtveld van de camera altijd
schoon. Rijstrookassistent in de volgende si-
t
uatie
s
uitschakelen In de volgende situaties moet u de rijstroo-
ka
s
sistent uitschakelen wegens de techni-
sche grenzen van het systeem:
● Als de bestuurder goed moet opletten.
● Bij zeer sportief rijden.
● Bij slechte weersomstandigheden.
● Op een slecht wegdek.
● Bij wegwerkzaamheden. 232
Page 235 of 340

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Dodehoekhulp (BSD) met uit-
p ark
eerhu
lp (RTA)
Inleiding tot thema
›› ›
Tab. op pag. 2
De dodehoekhulp (BSD) helpt om de ver-
keerssituatie te detecteren aan de zijkanten
en achterkant van de wagen.
De ingebouwde uitparkeerhulp (RTA) helpt de
bestuurder om naar achteren een schuine
parkeerplek te verlaten en te manoeuvreren.
De dodehoekhulp is ontwikkeld voor het rij-
den op verhard wegdek. ATTENTIE
De intelligente technologie in de dodehoek-
hulp (BSD) met inbe
grepen uitparkeerhulp
(RTA) kan de limieten opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. Indien de dodehoekhulp of uitparkeer-
hulp op nalatige of onbedoelde wijze wordt
gebruikt, kunnen ongevallen en ernstige let-
sels optreden. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpas
sen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer. ●
Houd de handen s t
eeds op het stuur en
wees klaar om op elk moment zelf te kunnen
sturen.
● Houd rekening met de controlelampjes die
gaan branden in de b
uitenspiegels en op het
scherm van het instrumentenpaneel, en han-
del overeenkomstig.
● De dodehoekhulp kan reageren bij speciale
cons
tructies aan de zijkant, zoals bijv. hoge
of niet in lijn staande vangrails. In dergelijke
geval kunnen er verkeerde waarschuwingen
optreden.
● Gebruik de dodehoekhulp met uitparkeer-
hulp nooit op on
verharde wegen. De dode-
hoekhulp met uitparkeerhulp is bestemd voor
gebruik op wegen met verhard wegdek.
● Let altijd goed op de omgeving van de wa-
gen.
● Gebruik
de dodehoekhulp met uitparkeer-
hulp nooit indien de r
adarsensoren vuil, afge-
dekt of beschadigd zijn. De werking van het
systeem kan in dergelijke gevallen negatief
beïnvloed worden. VOORZICHTIG
● De r a
darsensoren van de achterbumper
kunnen beschadigd of verschoven worden in-
dien ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of uit-
parkeren. Als gevolg hiervan kan het systeem
automatisch worden uitgeschakeld of min-
stens de werking ervan verstoord worden. ●
Om de juis t
e werking van de radarsensoren
te garanderen, houdt u de achterbumper vrij
van sneeuw en ijs, en dekt u hem niet af.
● De achterbumper mag enkel gelakt worden
met door S
EAT goedgekeurde laksoorten. In-
dien andere laksoorten worden gebruikt, kan
de dodehoekhulp mogelijk enkel beperkt of
helemaal niet werken.
● Bij zonnestraling zijn de controlelampjes
van de buit
enspiegels mogelijk slechts be-
perkt zichtbaar. Let op
Indien de dodehoekhulp met uitparkeerhulp
niet w erkt
zoals beschreven in dit hoofdstuk,
gebruik deze dan niet en raadpleeg een ge-
specialiseerde werkplaats. Controlelampjes
Controlelampje in de buitenspiegels:
Gaat branden
Gaat eenmaal kort branden: de dodehoekhulp is geacti-
veerd en bedrijfsklaar.
Gaat branden: de dodehoekhulp detecteert een voertuig
in de dode hoek.»
233
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 236 of 340

Bedienen
Knippert
Er is een voertuig gedetecteerd in de dode hoek en
daarnaast is het knipperlicht bediend in de richting van
dat voertuig
›››
.
In wagens die ook zijn uitgerust met de rijstrookassis-
tent (Lane Assist) ››› pag. 231, wordt de bestuurder ook
bij het niet bedienen van het knipperlicht gewaar-
schuwd indien hij/zij de rijstrook verlaat. Is er geen indicatie door het controlelampje
in de buit
en
spiegel, betekent dit dat de do-
dehoekhulp op dat moment geen enkel voer-
tuig detecteert in de omgeving van de wagen
››› in Inleiding tot thema op pag. 233.
W anneer de rij
v
erlichting is ingeschakeld,
wordt de intensiteit waarmee de controle-
lampjes gaan branden in de buitenspiegels
verminderd (nachtmodus). ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de ov er
eenstemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neg
eren.
● De noodzakelijke handelingen uitvoeren. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de ov er
eenstemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Dodehoekhulp (BSD)
Afb. 220
In de buitenspiegels: indicatie van
de dodehoek hu
lp
. Afb. 221
Achteraanzicht van de wagen: zones
van de r a
darsensoren. De dodehoekhulp bewaakt de zones aan de
z
ijk
ant
en en achterkant van de wagen met
behulp van radarsensoren. Daarvoor meet
het systeem de afstand en het snelheidsver-
schil ten opzichte van andere voertuigen. De
dodehoekhulp werkt niet bij snelheden on-
der ca. 15 km/u (9 mph). Het systeem infor-
meert de bestuurder via optische signalen in
de buitenspiegels.
Indicatie in de buitenspiegel
Het controlelampje (uitvergrote afbeelding)
informeert in de overeenkomstige buiten-
spiegel ››› afb. 220 over de verkeerssituatie
achter de wagen indien die kritisch geacht
wordt. Het controlelampje van de linker bui-
tenspiegel A informeert over de verkeerssi-
tuatie aan de linkerzijde van de wagen, het
controlelampje van de rechter buitenspiegel
B over de situatie aan de rechterzijde.
234
Page 237 of 340

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bij gekleurde ruiten of ruiten met gekleurde
f o
lie i
s het mogelijk dat de indicaties van de
buitenspiegel niet duidelijk of niet juist wor-
den opgemerkt.
Houd de buitenspiegels schoon, zonder
sneeuw of ijs, en dek ze niet af met stickers
e.d.
Radarsensoren
De radarsensoren bevinden zich links en
rechts achter de bumper en zijn van buiten niet zichtbaar
››› afb. 221. De sensoren bewa-
ken een gebied van ca. 20 meter achter de
wagen, alsook de dode hoeken aan de linker-
en rechterzijde. Het gebied aan de zijkanten
van de wagen reikt ongeveer tot voorbij de
breedte van een rijstrook.
De breedte van de rijstrook wordt niet indivi-
dueel gedetecteerd, maar ligt vast in het sys-
teem. Om die reden kunnen de indicaties ver-
keerd zijn indien men rijdt op smalle rijstro-
ken of in het midden van twee rijstroken. Het systeem kan ook voertuigen die op de aan-
grenz
ende rijstrook rijden (indien aanwezig)
of vaste voorwerpen, zoals vangrails, detec-
teren en een verkeerde indicatie tonen.
235
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 238 of 340

Bedienen
Rijsituaties Afb. 222
Schematische weergave: Situatie
v an het
inhalen met verkeer aan de achterzij-
de. Indicatie van de dodehoekhulp in de
linker buitenspiegel. Afb. 223
Schematische weergave: Situatie
v an het
inhalen en daarna opnieuw invoegen
in de rechter rijstrook. Indicatie van de do-
dehoekhulp in de rechter buitenspiegel. In de volgende situaties wordt een indicatie
g
et
oond in de b
uitenspiegel ››› afb. 222 B
(pijl) of ››› afb. 223 B (pijl):
● Wanneer de wagen wordt ingehaald door
een ander voer
tuig ››› afb. 222 A.
● Wanneer de wagen een ander voertuig in-
haalt ›
›› afb. 223 A met een snelheidsverschil
van ca. 10 km/u (6 mph). Indien het inhalen aanzienlijk sneller gebeurt, wordt geen enke-
le indicatie g
etoond.
Hoe sneller een voertuig nadert, hoe vroeger
de indicatie wordt getoond in de buitenspie-
gel, aangezien de dodehoekhulp rekening
houdt met het snelheidsverschil ten opzichte
van andere voertuigen. Zelfs als de afstand
tot een ander voertuig identiek is, wordt de
indicatie dus vroeger of later getoond naar-
gelang de situatie. Fysieke beperkingen en beperkingen eigen
aan het sys
teem
In bepaalde rijomstandigheden is het moge-
lijk dat de dodehoekhulp de verkeerssituatie
niet juist inschat. Bijvoorbeeld in de volgen-
de situaties:
● in scherpe bochten
● in rijstroken met wisselende breedte
● op de top van hellingen
236
Page 239 of 340

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● bij s
l
echte weersomstandigheden
● bij speciale constructies aan de zijkant,
zoal
s bijv. hoge of niet in lijn staande van-
grails
Uitparkeerhulp (RTA) Afb. 224
Schematische voorstelling van de
uitp ark
eerhu
lp: bewaakt gebied rond de wa-
gen die een parkeerplaats verlaat. De uitparkeerhulp bewaakt met behulp van
de r
a
d
arsensoren in de achterbumper ››› afb.
221 het verkeer in dwarsrichting aan de ach-
terzijde van de wagen wanneer die achteruit
uit een schuine parkeerplaats rijdt of ma-
noeuvreert, bijvoorbeeld in onoverzichtelijke
situaties. Wanneer het systeem een weggebruiker de-
tecteer
t die nadert aan de achterzijde van de
wagen ››› afb. 224, klinkt een geluidssignaal.
● In wagens zonder ParkPilot klinkt een
"gong" en w
ordt een bericht getoond in het
instrumentenpaneel.
● Is de wagen uitgerust met ParkPilot, dan
klinkt het
continue geluidssignaal van de
ParkPilot.
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
Indien de uitparkeerhulp een weggebruiker
detecteert die nadert aan de achterzijde van
de wagen zonder dat de bestuurder het rem-
pedaal intrapt, bedient het systeem automa-
tisch de remmen.
Het uitparkeersysteem helpt de bestuurder
met remmen, zodat de omvang van de scha-
de beperkt blijft. De remmen worden automa-
tisch bediend indien men achteruit rijdt met
een snelheid van ca. 1-12 km/u (1-7 mpu).
Zodra het systeem detecteert dat de wagen
stilstaat, wordt hij onbeweeglijk gehouden
gedurende ca. 2 seconden.
Na het automatisch bedienen van de remmen
om de schade te verminderen, moeten onge-
veer 10 seconden voorbijgaan voordat het
systeem opnieuw kan ingrijpen in het rem-
systeem. Het automatisch bedienen van de remmen
kan wor
den onderbroken door het gas- of
rempedaal krachtig in te trappen, waardoor
de bestuurder opnieuw de controle over de
wagen krijgt. ATTENTIE
De intelligente technologie in de uitparkeer-
hulp k an de limiet
en opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. U moet zich vanwege het vergrote ge-
mak dat de uitparkeerhulp biedt nooit laten
verleiden risico's te lopen. Ondanks het sys-
teem moet de bestuurder te allen tijde op-
merkzaam blijven.
● Gebruik het systeem nooit wanneer het
zicht
beperkt is of in complexe verkeerssitua-
ties, bijv. op erg drukke wegen of om ver-
scheidene rijstroken over te steken.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aang
ezien het systeem bijv. fietsen
of voetgangers niet in alle situaties perfect
opmerkt.
● De uitparkeerhulp remt de wagen niet altijd
vanz
elf af tot volledige stilstand. 237
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 240 of 340

Bedienen
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RT
A) in- en uit
schakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld in het menu "As-
sistenten" van het SEAT-infotainmentsysteem
of, naargelang de uitrusting, door middel van
de toets van de hulpsystemen op de groot-
lichthendel.
Menu Assistenten openen.
● Dodehoekhulp (BSD)
●
Uitparkeerhulp
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
Het controlelampje van het instrumentenpa-
neel geeft de staat van het systeem aan.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op-
nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en weer inschakelen van het contact. Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
D
e r
adarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht
Rijden met aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu.
Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoekhulp en uitparkeer- hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhan
gwagen wordt gereden.
Verkeerstekenherkenning
(Sign Assi
st)*
Inleiding tot thema De verkeersborddetectie kan de bestuurder
helpen met inf
orm
atie over bijvoorbeeld
snelheidsbeperkingen of een inhaalverbod.
Verkeersborden en aanvullende informatie
die worden geregistreerd door het systeem,
worden op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven en op de kaart van het
navigatiesysteem.
Toepassingsgebied:
Verkeersborddetectie wordt ondersteund in
de volgende landen:
Andorra, België, Denemarken, Duitsland, Fin-
land, Frankrijk, Ierland, Italië, Liechtenstein,
Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, San Marino, Zwe-
den, Zwitserland, Spanje, Zweden, Zwitser-
land, Spanje, Tsjechische Republiek, Vere-
nigd Koninkrijk, Vaticaanstad.
238