airbag Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2018Pages: 340, PDF Size: 7.15 MB
Page 64 of 340

Veiligheid
●
Ver s
tel de bestuurdersstoel zo dat er een
minimale afstand van 25 cm (10 inch) is tus-
sen de borstkas en het stuurwiel. Verstel de
bestuurdersstoel zo dat de pedalen helemaal
ingetrapt kunnen worden met de benen licht
gebogen en dat de afstand tot het dashboard
ter hoogte van de knieën minstens 10 cm (4
inch) bedraagt. Indien het vanwege uw li-
chaamsbouw niet mogelijk is om hieraan te
voldoen, dient u direct contact op te nemen
met een gespecialiseerde werkplaats om de
nodige wijzigingen te laten uitvoeren.
● Rij nooit met de rugleuning te ver naar ach-
teren g
ekanteld. Hoe meer de rugleuning
naar achteren gekanteld is, hoe groter het ge-
vaar op lichamelijk letsel door een verkeerd
gordelverloop of verkeerde zithouding!
● Rij nooit met de rugleuning naar voren ge-
kantel
d. Wanneer een voorairbag afgaat, kan
de rugleuning heftig naar achteren bewegen
en de inzittenden van de achterbank verwon-
den.
● Zorg steeds voor een zo groot mogelijke
ruimte tu
ssen het stuurwiel en het dash-
board.
● Zit steeds met de rug recht en goed tegen
de rugleunin
g gedrukt, met goed afgestelde
voorstoelen. Houd geen enkel lichaamsdeel
tegen of heel dicht bij de airbag.
● Het risico op ernstig letsel neemt toe voor
de inzitt
enden van de voorstoelen als ze niet
rechtop zitten, omdat de veiligheidsgordels
dan niet correct gedragen worden. ATTENTIE
Een verkeerde afstelling van de stoelen kan
ong ev
allen en ernstig letsel veroorzaken.
● Verstel de stoelen alleen wanneer de wagen
stil
staat, aangezien de stoelen anders onver-
wacht kunnen verschieten tijdens het rijden
en de bestuurder zo de controle over de wa-
gen kan kwijtraken. Bovendien wordt tijdens
het verstellen van de stoel een verkeerde
houding aangenomen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie v
an de stoel alleen aan wanneer zich
niemand binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● Geen enkel voorwerp mag terechtkomen in
het v
erstelbereik van de stoelen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie v
an de achterbank alleen aan wanneer
niemand zich binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● De verstel- en blokkeerbereiken van de
stoel
en mogen niet vuil zijn. Pedaalruimte
P ed a
len Voorkom dat de vloermatten of andere voor-
w
erpen onder de ped
al
en terecht komen. Gebruik alleen vloermatten die de pedaal-
ruimte vrijl
aten en correct in de voetenruimte
bevestigd kunnen worden.
Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-
daal verder dan gebruikelijk worden inge-
trapt om de wagen tot stilstand te brengen. ATTENTIE
Het plaatsen van voorwerpen in de voeten-
ruimte v
an de bestuurder kan het bedienen
van de pedalen belemmeren. Dit kan leiden
tot het verlies van de controle over de wagen
en zo het risico op een ernstig ongeval verho-
gen.
● Zorg ervoor dat de pedalen op elk moment
bediend kunnen w
orden en dat er geen voor-
werpen onder kunnen rollen.
● Maak de vloermat altijd in de voetenruimte
vas
t.
● Plaats nooit andere vloermatten of vloerbe-
dekking
en op de af fabriek gemonteerde
vloermat.
● Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp in de
voetenruimt
e van de bestuurder kan vallen
onder het rijden. VOORZICHTIG
De pedalen moeten altijd onbelemmerd kun-
nen wor den bediend. A
ls bijvoorbeeld het
remcircuit defect raakt, moet het rempedaal
een langere weg afleggen om de wagen stil te
zetten. Hiertoe moet het rempedaal dieper en
krachtiger dan normaal worden ingetrapt. 62
Page 67 of 340

Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels bieden bescher-
min g Afb. 83
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect
dragen, zullen niet weggeslingerd
worden bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt
enden van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie
optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook garanderen de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt
op deze wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde air-
bag-activeringswaarde in het regelapparaat
niet werd overschreden.
Draag daarom altijd de veiligheidsgordel en
let erop dat de inzittenden van de wagen de veiligheidsgordel vóór het wegrijden juist
hebben omg
egespt!
Frontale botsingen en natuurkundige
wetten Afb. 84
De niet-vastgegespte bestuurder
vlie g
t
naar voren. Afb. 85
De niet-vastgegespte achterpassagier
vlie g
t
naar voren op de vastgegespte bestuur-
der. » 65
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 69 of 340

Veiligheidsgordels
Hoe worden veiligheidsgordels
g oed
v
astgegespt?
Veiligheidsgordel vast- en losgespen Afb. 86
Schuif de gesp van de veiligheidsgor-
del in het
s
lot. Afb. 87
Verloop van de gordelband bij zwan-
g er
e
vrouwen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
z
itt
enden in de zithouding die hen de
hoogste bescherming biedt bij bruusk rem-
men of ongeval ››› .
V ei
ligheid
sgordel omgespen
Gesp de veiligheidsgordel vóór elke rit om.
● Voorstoel en hoofdsteun juist verstellen
›››
pag. 59.
● Zet de rugleuning van de achterbank in ver-
ticale po
sitie ››› .
● Trek aan de gesp van de gordel en plaats
de b and u
nif
orm over de borstkas en het bek-
ken. Zorg er daarbij voor dat de gordel niet
verdraaid wordt ››› .●
St eek
de s
lotgesp alleen in het bij de be-
treffende zitplaats behorende slot ››› afb. 86
A.
● Trek aan de gordel om te controleren of de
ges
p goed vastzit in het slot.
Veiligheidsgordel losmaken
Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen stilstaat ››› .
● Druk op de rode toets in het slot ››
›
afb. 86
B. De gesp springt uit het slot.
● Leid de gordel met de hand zodat de band
vlotter opro
lt, de gordel niet verdraait en de
bekleding niet beschadigd raakt.
Juiste plaatsing van de gordel
Alleen wanneer de gordelband goed ge-
plaatst is, bieden de veiligheidsgordels de
optimale bescherming bij een ongeval en
wordt het risico op ernstig of dodelijk letsel
verlaagd. Een juist verloop van de gordels
houdt de inzittenden tevens in de optimale
positie voor een maximale bescherming door
de airbag. Om die reden moet de veiligheids-
gordel altijd en met een juist verloop gedra-
gen worden.
Een verkeerde zithouding kan ernstige of
zelfs dodelijke letsels veroorzaken ›››
pag.
59, Zithouding van de inzittenden .»
67
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 70 of 340

Veiligheid
● Het s
c
houdergedeelte moet steeds over het
midden van de schouder lopen; nooit over de
nek, boven of onder de arm of achter de rug.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het
bekken lopen en nooit over de
buik.
● Plaats de gordel steeds vlak en strak over
het lich
aam. Trek zo nodig lichtjes aan de
gordelband.
In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheidsgordel uniform over de borstkas
en zo laag mogelijk over het bekken lopen,
met vlakke band zodat de gordel niet drukt
op de buik. De veiligheidsgordel moet gedu-
rende de volledige zwangerschapsperiode
worden gebruikt ››› afb. 87.
Gordelverloop aanpassen aan de lichaams-
lengte
Het verloop van de gordelband kan aange-
past worden met de volgende uitvoeringen: ● Gordelhoogteverstelling voor de voorstoe-
len.
● In hoogt
e verstelbare voorstoelen. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
va l
ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimal
e bescherming wanneer de rugleu- ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen w
or
dt in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● De geplaatste of losliggende veiligheids-
gordel
kan ernstig letsel veroorzaken indien
de gordel verschuift van harde naar zachte li-
chaamsdelen (bijv. de buik).
● Het schoudergedeelte van de gordel moet
over het
midden van de schouder lopen en
nooit over de hals of onder de arm.
● De veiligheidsgordel moet vlak en vast op
het bov
enlichaam liggen.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het
bekken lopen en nooit over de
buik. De veiligheidsgordel moet vlak en vast
op het bekken liggen. Trek zo nodig lichtjes
aan de gordelband.
● In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheid
sgordel zo laag mogelijk en vlak
over het bekken "rond" de buik lopen ››› afb.
87.
● Verdraai de gordelband niet tijdens het dra-
gen.
● Ver
wijder de veiligheidsgordel nooit van
het lich
aam met de hand na juiste plaatsing.
● Laat de gordelband niet over harde of
breekb
are voorwerpen lopen, zoals brillen,
balpennen of sleutels. ●
Wijz ig het
gordelverloop nooit met gordel-
klemmen, bevestigingsogen en dergelijke. Let op
Degenen voor wie wegens hun lichaams-
bou w, de optim
ale positie van de gordelband
niet verwezenlijkt kan worden, moeten infor-
meren bij een gespecialiseerde werkplaats
over mogelijke speciale inrichtingen om de
maximale bescherming van de gordel en de
airbag mogelijk te maken. SEAT raadt u aan
de Technische Dienst te raadplegen. Veiligheidsgordel vast- en losgespen
met
tw
ee s
luitingen Afb. 88
Gordel op de middelste stoel van de
tw eede
z
itrij omgespen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
zitt
enden in de zithouding die hen de
68
Page 72 of 340

Veiligheid
ATTENTIE
Pas nooit de hoogte van de gordel aan tijdens
het rijden. Gordelspanners
Opro l
automaat van de gordel, gordel-
spanner, spanningsbegrenzer De veiligheidsgordels maken deel uit van het
vei
ligheid
sconcept van de wagen en bestaan
uit de volgende belangrijke functies:
Oprolautomaat
Elke veiligheidsgordel is uitgerust met één
oprolautomaat aan het schoudergedeelte. In-
dien traag aan de gordel getrokken wordt of
tijdens het normale rijden, biedt het systeem
volledige bewegingsvrijheid in het schouder-
gedeelte. De oprolautomaat blokkeert echter
de veiligheidsgordel als die snel losgetrok-
ken wordt, in geval van bruusk remmen,
bergachtige trajecten, bochten en bij het ver-
snellen.
Gordelspanner
De veiligheidsgordels aan de voorstoelen en
de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij
zijn uitgerust met gordelspanners. In geval van een frontale botsing, botsing
van op
z
ij of van achteren worden de gordel-
spanners geactiveerd met behulp van senso-
ren en worden de veiligheidsgordels gespan-
nen in de tegenovergestelde richting van de
lostrekrichting. Indien de veiligheidsgordel
los is, wordt hij ingetrokken om op die ma-
nier de beweging naar voren van de inzitten-
den of de beweging in de richting van de
aanrijding te beperken. De gordelspanner
werkt samen met het airbagsysteem. De gor-
delspanner treedt niet in werking bij het om-
slaan van de wagen als de zijairbags niet af-
gaan.
Bij de activering kan fijn stof vrijkomen. Dit is
normaal en geen teken van vuur in de wagen.
Spanningsbegrenzer
De spanningsbegrenzer van de gordel ver-
mindert de kracht die de veiligheidsgordel
uitoefent op het lichaam bij een ongeval. Let op
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
sys t
eem worden verschroot, dienen de betref-
fende veiligheidsvoorschriften te worden op-
gevolgd. Deze voorschriften zijn bekend bij
de gespecialiseerde werkplaatsen ››› pag.
70. Onderhoud en afvoer van de gordel-
s
p
anner
s Bij werkzaamheden aan de gordelspanner en
bij het
uit
- en inbouwen van andere wagen-
onderdelen in verband met andere reparatie-
taken, kan de veiligheidsgordel ongemerkt
beschadigd raken. Als gevolg hiervan is het
mogelijk dat de gordelspanners niet langer
correct werken of niet geactiveerd worden bij
een ongeval.
Neem alle voorschriften in acht om de be-
schermende werking van de veiligheidsgor-
dels niet te beïnvloeden en te voorkomen dat
uitgebouwde onderdelen lichamelijk letsel
en milieuvervuiling veroorzaken. Deze voor-
schriften zijn bekend bij de gespecialiseerde
werkplaatsen. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik of eigen reparaties van
de v ei
ligheidsgordels, oprolautomaten en
gordelspanners verhogen het risico van ern-
stig of zelfs dodelijk letsel. De gordelspanner
zou niet geactiveerd kunnen worden wanneer
dat nodig is of onverwacht in werking kunnen
treden.
● Repareer, verstel of demonteer/monteer
nooit z
elf onderdelen van de gordelspanners
of veiligheidsgordels; laat dit uitvoeren door
een gespecialiseerde werkplaats ››› pag.
260. 70
Page 73 of 340

Airbagsysteem
●
De g or
delspanners en oprolautomaten mo-
gen niet gerepareerd worden en moeten dus
worden vervangen. Milieu-aanwijzing
De airbagmodules en gordelspanners kunnen
per ch
loraat bevatten. Leef de wettelijke bepa-
lingen voor hun verwijdering na. Airbagsysteem
K or
t
e inleiding
Inleiding tot thema Het voertuig beschikt over voorairbags voor
bes
t
uurder en voorpassagier. De voorairbags
kunnen extra bescherming bieden aan de
thorax en het hoofd van de bestuurder en
voorpassagier als de stoelen, veiligheidsgor-
dels en hoofdsteunen en, in het geval van de
bestuurder, het stuurwiel, correct gebruikt en
ingesteld worden. Airbags zijn een extra vei-
ligheidsvoorziening. Een airbag is geen ver-
vanging van de veiligheidsgordel, die altijd
moet worden gebruikt, zelfs als de voorstoe-
len voorairbags hebben. ATTENTIE
Vertrouw nooit blindelings op het airbagsys-
teem a l
s beschermingsmaatregel.
● Zelfs wanneer de airbag geactiveerd wordt,
gaat het
nog slechts om een aanvullende be-
scherming.
● Het airbagsysteem biedt een optimale be-
schermin
g wanneer de veiligheidsgordels
correct omgegespt zijn, waardoor het letselri-
sico vermindert ››› pag. 67, Hoe worden vei-
ligheidsgordels goed vastgegespt? .
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correct
e zithouding aannemen, de veilig-
heidsgordel van hun plaats goed omgespen en die blijven dragen tijdens het rijden. Dit
gel
dt
voor alle inzittenden. ATTENTIE
Indien er zich voorwerpen bevinden tussen
de in zitt
enden en het werkingsgebied van de
airbags, verhoogt het risico op letsel bij acti-
vering van de airbags. Hierdoor wordt het
ontplooiingsgebied van de airbag gewijzigd
of worden de voorwerpen tegen het lichaam
geslingerd.
● Draag nooit voorwerpen in de hand of op
schoot
tijdens het rijden.
● Vervoer nooit voorwerpen op de bijrijders-
stoel
. Bij bruusk remmen of plotselinge ma-
noeuvres kunnen voorwerpen terechtkomen
in de actieradius van de airbags en door het
interieur geslingerd worden bij activering er-
van.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
Zorg ervoor dat zowel de kinderen als de an-
dere inzittenden deze aanbeveling naleven. ATTENTIE
De beschermende werking van het airbagsys-
teem i s
slechts voor één ongeval toereikend.
Na activering van de airbag moet het systeem
vervangen worden.
● Laat de geactiveerde airbags en de hier-
door beïnvloede onderdel
en van het systeem» 71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 74 of 340

Veiligheid
vervangen door nieuwe onderdelen die door
SEA
T g
oedgekeurd zijn voor de wagen.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. De gespecialiseerde werkplaat-
sen beschikken over de noodzakelijke ge-
reedschappen, diagnose-apparatuur, repara-
tie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of
afkomstig zijn van gebruikte wagens.
● Voer nooit veranderingen uit aan de onder-
delen v
an het airbagsysteem. ATTENTIE
Wanneer de airbags afgaan kan fijn stof vrij-
komen. Dit i
s normaal en geen teken van vuur
in de wagen.
● Dit fijnstof kan de huid en ogen irriteren en
ademha
lingsmoeilijkheden veroorzaken,
vooral bij personen die lijden aan astma of
andere aandoeningen van de luchtwegen. Om
de ademhalingsmoeilijkheden te verminde-
ren, verlaat de wagen en open portieren en
ruiten voor de ventilatie van het interieur.
● Als u in aanraking komt met het stof, was
uw handen en g
ezicht met een milde zeep en
water vóór de volgende maaltijd.
● Voorkom dat het stof in aanraking komt
met de ogen of
met open wonden.
● Spoel uw ogen met water uit als er stof in
gekomen i
s. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len w or
dt het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken.
● Reinig het dashboard en het oppervlak van
de airbagmodul
es nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Beschrijving van het airbagsysteem
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
v
ei
ligheid
sgordel! Het airbagsysteem biedt
in combinatie met de veiligheidsgordels een
bijkomende bescherming voor de bestuurder
en bijrijder.
Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van
de installatie) uit de volgende modules:
● Elektronisch regelapparaat
● Voorairbags voor de bestuurder en bijrijder
● Knie-airbag voor de bestuurder
● Zijairbags
● Hoofdairbags
● Controlelampje van de airbag in het
in-
strumentenpaneel
● Sleutelschakelaar voor de voorairbag van
de bijrijder ●
Contro
lelampje voor het uitschakelen/in-
schakelen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het con-
trolelampje :
● gaat niet branden wanneer het contact
wordt
ingeschakeld,
● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
contact
werd ingeschakeld,
● weer gaat branden nadat het contact werd
inge
schakeld en het controlelampje uitging,
● gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbag
systeem wordt niet geactiveerd
bij:
● uitgeschakeld contact,
● lichte frontale botsingen,
● lichte botsingen van opzij;
● botsingen van achteren;
● over de kop slaan.
72
Page 75 of 340

Airbagsysteem
ATTENTIE
● De m ax
imale beschermende werking van de
veiligheidsgordels en het airbagsysteem
wordt alleen bij een correcte zitpositie be-
reikt ››› pag. 59.
● Als er een storing in het airbagsysteem is,
moet het sy
steem direct in een werkplaats
van een officiële dealer worden gecontro-
leerd. Anders bestaat het gevaar dat de air-
bags bij een botsing helemaal niet of niet op-
timaal worden geactiveerd. Airbag activeren
De airbag wordt in een fractie van een secon-
de en met
hog
e s
nelheid opgeblazen om bij
een ongeval extra bescherming te kunnen
bieden.
Het airbagsysteem is enkel klaar voor werk-
ing met ingeschakeld contact.
In bijzondere omstandigheden van ongeval-
len kunnen verscheidene airbags tegelijk af-
gaan.
Bij lichte botsingen frontaal, van opzij of van
achteren, kantelen of doorrollen van het voer-
tuig, zullen de airbags niet afgaan.
Factoren van activering
Er kunnen geen algemene uitspraken worden
gedaan over de omstandigheden die leiden
tot het activeren van het airbagsysteem in elke situatie. Wel zijn er een aantal factoren
die een belangrijk
e rol spelen, zoals bijvoor-
beeld de eigenschappen van het voorwerp
dat botst tegen het voertuig (hard/zacht),
botshoek, rijsnelheid enz.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is het traject van vertraging.
Het regelapparaat analyseert het traject van
de botsing en activeert het betreffende be-
vestigingssysteem.
Indien tijdens de botsing de gemeten vertra-
ging van het voertuig die daaruit volgt onder
de vooraf ingestelde referentiewaarden in het
regelapparaat blijft, zullen de airbags niet af-
gaan zelfs al kan het voertuig ernstig ver-
vormd worden.
Bij ernstige frontale botsingen worden de
volgende airbags geactiveerd:
● Voorairbag van de bestuurder.
● Voorairbag van de bijrijder.
● Knie-airbag voor de bestuurder.
Bij ernstig
e botsingen van opzij worden de
volgende airbags geactiveerd:
● Zij-airbag vooraan aan de zijde van het on-
geval
.
● Zij-airbag achteraan aan de zijde van het
ongev
al.
● Hoofdairbag aan de zijde van het ongeval. Bij een ongeval met activering van de airbag:
●
gaan de lampjes van het interieur branden
(indien de sch
akelaar voor binnenverlichting
in portierschakelaarstand staat);
● worden de knipperlichten tegelijk inge-
sch
akeld;
● worden alle portieren ontgrendeld;
● wordt de toevoer van brandstof naar de
motor afg
esloten.
Veiligheidsaanwijzingen voor
de airbags V
oorairbags Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 19. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de voorair-
bags
steeds vrij.
● Maak nooit voorwerpen vast aan de dek-
sels noc
h in het werkingsgebied van de air-
bagmodules, bv. blikjes- of telefoonhouders.
● Tussen de personen voorin en het wer-
king
sbereik van de airbag mogen zich verder » 73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 76 of 340

Veiligheid
geen personen, dieren of voorwerpen
bevinden.
●
Maak
geen enkel voorwerp aan de voorruit
aan de kant
van de voorpassagier vast boven
de voorairbag.
● Plak geen stickers op de opgevulde plaat
van het s
tuurwiel noch het oppervlak van de
voorairbagmodule in het dashboard aan de
zijde van de voorpassagier, noch deze delen
anderszins bedekken of veranderen. ATTENTIE
De voorairbags worden ontvouwen voor het
s tuur
wiel ›››
afb. 25 en het dashboard
››› afb. 26.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel al-
tijd met beide handen aan de b
uitenste rand
vasthouden: positie van 9 en 3 uur.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat er ten
minst
e 25 cm ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel. Als het door
uw lichaamsbouw niet mogelijk is om hieraan
te voldoen, neem dan onmiddellijk contact op
met een gespecialiseerde werkplaats.
● Verstel de bijrijdersstoel zo dat de afstand
tus
sen de voorpassagier en het dashboard zo
groot mogelijk is. Knie-airbag*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 20. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● De airbag voor de knieën wordt ontvouwen
voor de knieën v
an de bestuurder. Houd het
werkingsgebied van de airbag voor de knieën
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werk
ingsgebied van de airbag voor de
knieën.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat min-
sten
s 10 cm (4 inch) ruimte tussen de knieën
en de airbag voor de knieën aanwezig is. Als
het door uw lichaamsbouw niet mogelijk is
om hieraan te voldoen, neem dan onmiddel-
lijk contact op met een gespecialiseerde
werkplaats. Zijairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de zijairbags
steed
s vrij.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge- bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dier
en of
voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken
van de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Gebruik alleen stoelhoezen die goedge-
keurd
zijn voor de wagen. Bij een ongeval zou
de zijairbag anders niet ontvouwen kunnen
worden. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de bestuurders- en
b ijrijder s
stoel kan de correcte werking van de
zijairbag beïnvloeden en ernstig letsel ver-
oorzaken.
● Bouw de voorstoelen nooit uit en wijzig
geen enkel
onderdeel ervan.
● Door overmatige druk uit te oefenen op de
zijkant
en van de rugleuningen, is het moge-
lijk dat de zijairbags niet correct, helemaal
niet of onverwacht geactiveerd worden.
● Beschadigingen aan de originele stoelhoe-
zen of de n
aad in de module van de zijairbag
moeten direct door een gespecialiseerde
werkplaats worden gerepareerd. Hoofdairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21.
74
Page 77 of 340

Airbagsysteem
ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de hoofdair-
bags
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werk
ingsgebied van de hoofdairbag.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken
van de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Plaats geen gordijnen aan de ruiten die niet
uitdrukkelijk
goedgekeurd zijn voor gebruik
in de wagen.
● Draai de rolgordijnen enkel naar de ruiten
indien geen enkel
voorwerp, bv. balpen of ga-
ragedeuropener, aan de gordijnen vastge-
maakt zijn. Airbags buiten werking stellen
C ontr
o
lelampje Afb. 90
Controlelampje in het dashboard voor
de uits c
h
akeling van de voorairbag van de
voorpassagier.
Gaat branden in het instru-
mentenpaneel
Storing in het
systeem van air-
bags en gordel-
spanners.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Gaat branden in het dash-
board
Storing in het air-
bagsysteem.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Voorairbag van
de voorpassagier
buiten werking
gesteld.Controleer of de airbag uitgescha-
keld moet blijven Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Indien de voorairbag van de bijrijder uitge-
schakeld is en het controlelampje
niet blijft branden , of brandt samen
met het controlelampje van het instru-
mentenpaneel, kan het zijn dat er een storing
aanwezig is in het airbagsysteem ››› .
ATTENTIE
In geval van storing van het airbagsysteem, is
het mog elijk
dat de airbag moeilijk, helemaal
niet of onverwacht afgaat. Dit kan ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
● Laat het airbagsysteem onmiddellijk door
een ges
pecialiseerde werkplaats nakijken.
● Monteer nooit een kinderzitje op de voor-
stoel
››› pag. 82, of verwijder het ingebouw-
de kinderzitje! De voorairbag van de voorpas-
sagier zou ondanks het defect af kunnen
gaan bij een aanrijding. » 75
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid