key Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2018Pages: 340, PDF Size: 7.15 MB
Page 124 of 340

Bedienen
● Druk op de s
luitknop
van de afstandsbe-
diening en raak dan binnen de 5 volgende
seconden het sensoroppervlak van vergren-
deling van de bestuurdersportiergreep ››› afb.
131 B aan. Neem de portiergreep niet vast,
w ant
d
an kan de auto niet vergrendeld wor-
den. De uitschakeling kan ook plaatsvinden
indien de auto wordt vergrendeld via het slot
van het bestuurdersportier.
● Om te controleren of de functie is uitge-
sch
akeld, wacht u minstens 10 seconden;
neem dan de portiergreep vast en trek eraan.
Het portier mag niet opengaan.
De auto kan de volgende keer enkel ontgren-
deld worden met de afstandsbediening of via
het slot. Na de volgende vergrendeling/ont-
grendeling is de sleutelloze toegang (Keyless
Access) weer actief.
Comfortfuncties
Om alle elektrische ruiten en het schuifdak
en de elektrische panoramische windgeleider
te sluiten met de comfort functie , dient u ge-
durende enkele seconden uw vinger te hou-
den op het sensoroppervlak om te vergren-
delen B aan de buitenzijde van de portier-
gr eep
v
an de bestuurder of van de bijrijder
tot de ruiten en het dak gesloten zijn.
Het openen van de deuren bij het aanraken
van het sensoroppervlak van de portiergreep
gebeurt in functie van de instellingen die werden ingeschakeld in het menu
Configu-
ratie - Comfort ›››
pag. 28. VOORZICHTIG
De sensoroppervlaken van de portiergrepen
ku nnen g
eactiveerd worden wanneer ze ge-
raakt worden door een water- of stoomstraal
van een hogedrukspuit en er een passende
autosleutel in de omgeving aanwezig is. Als
ten minste één van de ruiten geopend is en
het sensoroppervlak B van een van de por-
tiergr epen c
onstant ingeschakeld is, worden
alle ruiten gesloten. Als de waterstraal of ho-
gedrukspuit even niet gericht wordt op het
sensoroppervlak A van een van de portier-
grepen en d aarn
a er opnieuw op gericht
wordt, dan worden alle ruiten waarschijnlijk
geopend ››› pag. 122, Comfortfuncties. Let op
● Als
de accu van de wagen nog weinig span-
ning heeft of helemaal leeg is, of de batterij
van de autosleutel bijna leeg of leeg is, dan is
het mogelijk dat de wagen niet ontgrendeld
of vergrendeld kan worden met het Keyless
Access systeem. De wagen kan handmatig
worden ontgrendeld of vergrendeld ››› pag.
93.
● Als er zich geen enkele passende sleutel
binnenin de wag
en bevindt of het systeem
hem niet herkent, zal er een melding verschij-
nen op het display van het instrumentenpa-
neel. Dit zou kunnen gebeuren als er een an-
der radiofrequentiesignaal zou interfereren met het signaal van de sleutel (bijv. van een
of ander
e ac
cessoire voor mobiele apparaten)
of als de sleutel afgedekt wordt door een
voorwerp (bijv. door een metalen koffer).
● De werking van de sensoren aan de portier-
grepen v
an de deuren kan aangetast geraken
als de sensoren veel vuil vertonen, bijvoor-
beeld, een laagje zout. Zo nodig, reinig de
wagen ››› pag. 267.
● Als de wagen uitgerust is met een automa-
tisc
he versnellingsbak, kan hij enkel vergren-
deld worden als de versnellingspook in de
stand P staat. "Safe"-vergrendeling
FunctieNodige handelingen
De wagen vergrendelen
en het "Safe"-veilig-
heidssysteem active-
ren.Een keer de knop van de
autosleutel indrukken. 122
Page 125 of 340

Openen en sluitenFunctieNodige handelingen
De wagen vergrendelen
zonder het "Safe"-vei-
ligheidssysteem te ac-
tiveren.
Twee keer de knop van de
wagensleutel indrukken.
Tik tweemaal op het senso-
roppervlak van de vergrende-
ling van het sluit- en startsys-
teem zonder sleutel Keyless
Access aan de buitenzijde
van de portiergreep ››› pag.
120.
De drukknop voor de centrale
vergrendeling in de be-
stuurdersportier een keer in-
drukken. Naargelang van de wagen kan er bij het star-
t
en
v
an het contact op het display van het in-
strumentenpaneel een melding verschijnen
dat het "Safe"-veiligheidssysteem ingescha-
keld is ( Vergrendelen SAFE of SAFE-
LOCK ).
Het "Safe"-beveiligingsysteem uitschakelen
Het "Safe"-veiligheidssysteem kan uitgescha-
keld worden op een van de volgende manie-
ren: ● Twee keer de knop van de auto
sleutel in-
drukken.
● Tik tweemaal op het sensoroppervlak van
de v
ergrendeling van het sluit- en startsys-
teem zonder sleutel Keyless Access aan de
buitenzijde van de portiergreep ›››
pag. 120. ●
Contact
inschakelen.
● Druk de startknop in van het sluit- en start-
syst
eem zonder sleutel Keyless Access.
Wanneer het "Safe"-veiligheidssysteem uit-
geschakeld is, dient u met het volgende re-
kening te houden:
● De wagen kan van binnenuit ontgrendeld
en geopend wor
den met de portiergreep.
● Het alarmsysteem is ingeschakeld.
● De bewaking van het interieur en de weg-
sleepbev
eiliging worden uitgeschakeld. ATTENTIE
Het op een onoplettende of onbeheerste ma-
nier ge bruik
en van het "Safe"-veiligheidssys-
teem kan leiden tot ernstig letsel.
● Laat nooit personen achter in de wagen als
deze met de s
leutel vergrendeld is. Als het
"Safe"-veiligheidssysteem ingeschakeld is,
kunnen de portieren niet van binnenuit geo-
pend worden!
● Als de portieren vergrendeld zijn, wordt het
heel moeilijk
om in noodgevallen toegang te
krijgen tot het interieur van de wagen om de
inzittenden te helpen. Deze zouden ingeslo-
ten zijn en kunnen in een noodgeval niet de
portieren ontgrendelen om de wagen te verla-
ten. Anti-diefstal alarmsysteem
Met behulp van het alarmsysteem moeten in-
braakpogin
g
en en diefstal van de wagen
worden bemoeilijkt.
Het alarmsysteem wordt automatisch geacti-
veerd wanneer de wagen met de sleutel ge-
sloten wordt.
Wanneer treedt het alarmsysteem in werk-
ing?
Het alarmsysteem laat gedurende 30 secon-
den akoestische signalen horen en geduren-
de vijf minuten optische waarschuwingssig-
nalen zien wanneer, als de wagen vergren-
deld is, de volgende handelingen zonder au-
torisatie worden uitgevoerd:
● Openen van een mechanisch vergrendeld
portier met de w
agensleutel zonder de eerst-
volgende 15 seconden het contact in te scha-
kelen.
● Openen van een portier.
● Openen van motorkap.
● Openen van achterklep.
● Contact inschakelen met niet-geautoriseer-
de sleut
el.
● Wagenaccu loskoppelen.
● Verplaatsing in de wagen (in geval van wa-
gens
met interieurbewaking).
● Slepen van wagen (in geval van wagens
met we
gsleepbeveiliging). »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 126 of 340

Bedienen
● Omhoog br en
g
en van wagen (in geval van
wagens met wegsleepbeveiliging).
● De wagen op een veerpont of trein trans-
porter
en (in geval van wagens met wegsleep-
beveiliging of interieurbewaking).
● Losmaken van een op het alarmsysteem
aange
sloten aanhangwagen ››› pag. 249.
Het alarm uitschakelen
Ontgrendel de wagen met de ontgrendel-
knop op de leutel of schakel het contact met
een passende sleutel in. In de wagens met
het Keyless Access systeem kan het alarm
ook uitgeschakeld worden door de portier-
greep vast te pakken ››› pag. 120. Let op
● Het a l
arm wordt opnieuw geactiveerd wan-
neer de wagen na het deactiveren opnieuw
dezelfde beveiligde zone of een andere zone
binnentreedt. Als bijvoorbeeld na het openen
van een portier, ook de achterklep wordt geo-
pend.
● Het alarmsysteem wordt niet geactiveerd
als
de wagen van binnenuit met de drukknop
voor de centrale vergrendeling vergrendeld
wordt .
● Indien het bestuurdersportier mechanisch
met de sl
eutel ontgrendeld wordt, wordt en-
kel dit portier ontgrendeld en niet de hele
wagen. Alleen na het inschakelen van het
contact blijven alle portieren onbeveiligd -
maar niet ontgrendeld - en wordt de druk- knop voor de centrale vergrendeling geacti-
veer
d.
● A
ls de wagenaccu helemaal of voor de helft
ontladen i
s, werkt het alarmsysteem niet cor-
rect. Interieurbewaking en wegsleepbevei-
liging*
Afb. 132
In de dakconsole: sensoren voor in-
t erieurbew
ak
ing. De interieurbewaking activeert het alarm als
de w
ag
en
vergrendeld wordt en er in de wa-
gen een beweging gedetecteerd wordt. De
wegsleepbeveiliging activeert het alarm als
de wagen vergrendeld wordt en de wagen
opgetild wordt. Interieurbewaking en wegsleepbeveiliging
insc
hakelen
Sluit het opbergvak ››› afb. 132 1 van de
d ak
c
onsole omdat anders de werking van de
interieurbewaking (pijl) zonder beperkingen
niet gewaarborgd is.
De wagen met de sleutel vergrendelen. Als
het alarmsysteem ingeschakeld is, zijn de in-
terieurbewaking en de wegsleepbeveiliging
ook geactiveerd.
Interieurbewaking en wegsleepbeveiliging
uitschakelen
De interieurbewaking kan worden gedeacti-
veerd door tweemaal op de vergrendelknop
op de afstandsbediening te drukken.
● Alle portieren en de achterklep sluiten.
● De wagen met de sleutel vergrendelen. De
interieurbewak
ing resp. het afsleepalarm
wordt tot het volgende vergrendelen van de
wagen uitgeschakeld.
Schakel de interieurbewaking en het alarm-
systeem uit voordat u de wagen vergrendeld,
bijvoorbeeld in de volgende situaties:
● Wanneer er dieren in de wagen aanwezig
zijn ››
› pag. 117.
● Wanneer de wagenaccu opgeladen moet
worden.
● W
anneer de wagen bijvoorbeeld op een
veerpont g
etransporteerd wordt.
124
Page 195 of 340

Rijden
Startknop Afb. 198
In de middenconsole: startknop van
het s
luit
- en startsysteem zonder sleutel Key-
less Access. Bij wagens met rechts stuur is de
opstelling symmetrisch. Afb. 199
Noodstarten in wagens met Keyless
A c
c
ess. De startknop mag enkel gebruikt worden als
er een p
as
sende sleutel in de wagen aanwe-
zig is. Door het bestuurdersportier te openen
wan-
neer u de auto
verlaat, wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld ››› pag. 206.
Het contact inschakelen of uitschakelen
● Druk de startknop ›››
afb. 198 één keer kort
in zonder daarbij het koppelings- of rempe-
daal in te trappen ››› .
Nood s
t
opfunctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn, wanneer de batterij van de autosleutel
bijvoorbeeld bijna leeg is of leeg is:
● Hou de autosleutel direct na het indrukken
van de st
artknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 199.
● Het contact wordt ingeschakeld en, zo no-
dig, slaat
de motor automatisch aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 1 seconde de startknop twee
keer in of druk
de startknop in en houd de
knop minimaal 2 seconden ingedrukt ››› .●
De mot
or g
aat automatisch uit.
Functie om de motor weer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ern s
tig letsel tot gevolg hebben.
● Trap na het indrukken van de startknop niet
op het r
em- of koppelingspedaal omdat an-
ders de motor meteen gestart wordt. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sl eut
els kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autos
leutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier sytemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. » 193
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 196 of 340

Bedienen
Let op
Voor wagens met een dieselmotor en het
Keyl e
ss Access-systeem kan even duren voor-
dat de motor aanslaat als hij moet voorver-
warmen. Starten van de motor
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
gev
en
volgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.Bij wagens met handgeschakelde versnellings-bak: trap het koppelingspedaal volledig in enhoud het ingetrapt totdat de motor aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Alleen in wagens met
dieselmotor: draai de
sleutel in het contact-
slot in de stand ››› afb.
197 2
voor het voor-
verwarmen. Een contro- lelampje in het instru- mentenpaneel gaat branden
.
Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
4.
Zet de sleutel in het
contactslot in de stand ››› afb. 197 3
; trap
het gaspedaal niet in.
Druk de startknop in ››› afb. 198; trap het
gaspedaal niet in. Om de motor te kunnenstarten moet er een
passende sleutel in de wagen aanwezig zijn.
5.
Laat na het aanslaan
van de motor de sleu- tel in het contactslot los.Laat na het aanslaan
van de motor de start- knop los.
6.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Voer indien nodig een noodstop uit ››› pag.
193.
7.Schakel de elektronische parkeerrem uit wanneer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag. 196. ATTENTIE
Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd ac ht
er. De wagen kan plotseling
gaan rijden, met name als een versnelling of
rijstand ingeschakeld is, waardoor schade of
ernstig letsel kan ontstaan. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een p lot
selinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten. VOORZICHTIG
● Als
u tijdens het rijden de motor probeert te
starten of de motor direct nadat u deze hebt
uitgezet start, kan de motor of startmotor be-
schadigd raken.
● Vermijd hoge motortoerentallen als de mo-
tor nog koud i
s, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk.
● Duw of sleep de wagen niet aan om de mo-
tor te s
tarten. Niet verbrande brandstof kan
de katalysator beschadigen. Milieu-aanwijzing
Verwarm de motor niet door deze stationair te
lat en dr
aaien. Ga direct rijden als het zicht
goed is. Hierdoor bereikt de motor sneller
zijn bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. Let op
● Als
de batterij van de sleutel bijvoorbeeld
bijna leeg is of leeg is, kan de motor niet met
de startknop gestart worden. In dit geval
moet u de startknop uit het contactslot halen
en in plaats hiervan de sleutel plaatsen. 194
Page 197 of 340

Rijden
●
Bij het s t
arten van de motor worden de be-
langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Na het starten van een koude motor kunnen
er om techni
sche redenen korte tijd sterke
trillingen voelbaar zijn. Dit is normaal en
geen reden om u zorgen te maken.
● Bij temperaturen onder de +5°C (+41°F)
kan er een beetje r
ook onder de wagen ont-
staan wanneer de hulpverwarming ingescha-
keld is. Motor afzetten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev
en
volgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de
wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische ver-
snellingsbak, plaatst u de keuzehendel in stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
196.
5.Draai de sleutel in het
contactslot in de stand
››› afb. 197 1
.
Druk de startknop kort
in
››› afb. 198. Als de
motor niet stopt, voer
dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 193.
Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
6.Schakel in geval van een handgeschakelde ver-
snellingsbak de 1ste versnelling of de achteruit- versnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit als de wagen in bewe-
ging i s. U
zou de controle over de wagen kun-
nen verliezen en een ernstig ongeval veroor-
zaken.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werkin
g als het contact is uitgeschakeld.
● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-
sch
akelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet w
erkt, moet u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wor
dt de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
● Zodr a u s
topt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijft het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha-
keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen.
● Als u de wagen gedurende lange tijd met
een hoog motort
oerental gereden hebt, kan de motor na het uitzetten oververhit raken.
Laat de mot
or on
geveer twee minuten statio-
nair draaien voordat u de motor uitzet om te
voorkomen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij w agen
s met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat
de ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het
contactslot gehaald is. De ventilator van de
radiateur gaat automatisch uit. Elektronische startblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met
een niet
-g
eautoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met »
195
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 198 of 340

Bedienen
het Keyless Access-systeem moet de auto-
s l
eut
el zich buiten de wagen bevinden
››› pag. 120.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten ››› pag.
115.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrij-
blokkering actief weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gew aarbor
gd worden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
In l
eidin
g tot themaDe r
emhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sy s
teem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r
emsysteem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met
een bericht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keer t, k
an dit tot ernstig letsel leiden.
● Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de w
agen nog in beweging is. De stuur-
kolom kan worden vergrendeld waarna het
stuurwiel niet meer gedraaid en de wagen
niet meer bestuurd kan worden.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout,
bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
● Telkens wanneer u de wagen stilzet of par-
keert, moet
u de elektronische parkeerrem in-
schakelen.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen acht
er in de wagen. Zij kunnen de elek-
tronische parkeerrem uitschakelen, de keuze-
hendel of de versnellingshendel bedienen en
de wagen in beweging zetten. Dit kan ernsti-
ge ongevallen tot gevolg hebben. ●
Neem telk en
s wanneer u de wagen verlaat
alle sleutels mee. Iemand zou de motor kun-
nen aanzetten en elektrische uitrustingen,
zoals bijv. de ruiten, kunnen bedienen. Dit
kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wag
en achter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. VOORZICHTIG
● Wee s
extra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen.
● Let in het bijzonder op voor inritten, hellin-
gen, st
oepranden en ander voorwerpen, enz.
De onderste delen van de wagen zoals bum-
pers, spoilers en elementen van het onder-
stel, alsook de motor en het uitlaatsysteem,
kunnen beschadigd raken wanneer erover-
heen wordt gereden. 196
Page 209 of 340

Rijden
bij elektromechanische stuurbekrachtiging
al l
een ener
gie voor het draaien van het stuur-
wiel nodig.
In wagens met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor. ATTENTIE
Als de stuurbekrachtiging niet werkt, moet
bij het s
turen veel meer kracht worden uitge-
oefend en is de wagen moeilijker te besturen.
● De stuurbekrachtiging werkt alleen bij
draaiende motor
.
● Laat de wagen nooit met uitgeschakelde
motor uitro
llen.
● Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de w
agen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
Elektromechanische
stuurbekrachtiging
defect.De stuurinrichting moet on-
middellijk door een gespeciali-
seerde werkplaats worden na-
gekeken.
Gaat geel branden
Verminderde werking
van elektromechani-
sche stuurinrichting.De stuurinrichting moet on-
middellijk door een gespeciali-
seerde werkplaats worden na-
gekeken.
Als na het opnieuw starten van
de motor en het rijden van een
korte afstand het gele waar-
schuwingslampje niet meer
gaat branden, hoeft u
geen
contact op te nemen met een
gespecialiseerde werkplaats.
De wagenaccu was
losgemaakt en is op-
nieuw vastgemaakt.Rijd een korte afstand met een
snelheid van ongeveer 15-20
km/u (9-12 mph).
Gaat rood knipperen
Storing in elektroni-
sche vergrendeling
van stuurkolom.
Niet verder rijden!
Roep de hulp van specialisten
in.
Knippert geel
Vastgeklemde stuur-
kolom.Draai het stuurwiel zacht heen
en weer.
Knippert geel
Stuurkolom niet ont-
grendeld of vergren-
deld.Trek de contactsleutel uit het
contactslot en schakel het con-
tact opnieuw in. Bovendien
moeten de aanwijzingen op
het display in het instrumen-
tenpaneel worden opgevolgd.
Rijd niet verder als
de stuurko-
lom geblokkeerd blijft nadat
het contact is ingeschakeld.
Roep de hulp van vakmensen
in. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. Informatie over de stuurkolom
Elektronisch stuurslot
W
ag
en
s met Keyless Access: de stuurkolom
wordt vergrendeld als het bestuurdersportier »
207
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 304 of 340

Aanwijzingen
Accu loskoppelen
A l
s
de accu losgekoppeld moet worden van
de elektrische installatie, dient u het volgen-
de in acht te nemen:
● Schakel het contact en alle stroomverbrui-
kers
uit.
● Vergrendel de wagen alvorens u de accu
loskop
pelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
plusk
abel los ››› .
A c
c
u aansluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moet
en alle stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ›
›› .
Na het aan
s
luiten van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 105. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma. Wagens met Keyless Access
(›››
pag. 120): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in.
Automatisch uitschakelen van apparaten
Door een intelligente elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dy
namo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigst
e stroomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de s
troomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat. Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
●
Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen
zonder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
sch
akelde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
›››
pag. 187. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
acc u k
an leiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd ver
eisen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont
vlambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit
een bevroren of recent ontdooi-
de accu op
. Een lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden. 302
Page 327 of 340

Trefwoordenlijst
Batterij opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
B edienin
g
selementen aan het stuurwiel . . . . . . 111
bediening van het audio- en telefoonsysteem 111
Bedieningselementen van de ruiten . . . . . . 13, 131
Beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 106
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178 achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
middenconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Bekleding van de stoelen kunstleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
natuurleer reinigen en verzorgen . . . . . . . . . . 275
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Brandstofvoorraadmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Bescherming tegen bevriezing . . . . . . . . . . 42, 295
Bescherming tegen de zon . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Besturing elektromechanisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
neiging naar één kant te trekken . . . . . . . . . . 309
stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207, 208
tegensturingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 207
Bestuurder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Bestuurdersgedeelte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Binnenaanzicht stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Binnengreep van het portier . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145 zelfdimmend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283 Bochtenlicht
zie St atische bochtenverlichting . . . . . . . . . . . 137
Bochtenverlichting dynamisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
statisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Bodembescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58, 272
Brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 251
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 282 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
brandstofmeter Benzine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Brandstofverbruik waarom neemt het verbruik toe? . . . . . . . . . . . 212
Brillenvak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
BSD zie Dodehoekhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8
Buitenland de wagen verkopen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
langer verblijf met wagen . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Buitenspiegels buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
controle van de functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
regelmatig onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 251
spiegels inklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
C Cd-wisselaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172, 177 Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
alarmsys teem uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . 123
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
éénportierontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
na activering van een airbag . . . . . . . . . . . . . . 118
noodvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 119
Cetaangetal (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Chroomdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 182
Codenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47, 86
Comfortfuncties herprogrammeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Comfortfunctie van de knipperlichten . . . . . . . . 136
Comfortopenen ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Comfortsluiten ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Connectoren storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 niet-geautoriseerde autosleutel . . . . . . . . . . . 192
uittrekblokkering contactsleutel . . . . . . . . . . . 192
zie Motor en contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Controle van de functie Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Cruise control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
D
Dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Dakdrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
325