ESP Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2018Pages: 340, PDF Size: 7.15 MB
Page 70 of 340

Veiligheid
● Het s
c
houdergedeelte moet steeds over het
midden van de schouder lopen; nooit over de
nek, boven of onder de arm of achter de rug.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het
bekken lopen en nooit over de
buik.
● Plaats de gordel steeds vlak en strak over
het lich
aam. Trek zo nodig lichtjes aan de
gordelband.
In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheidsgordel uniform over de borstkas
en zo laag mogelijk over het bekken lopen,
met vlakke band zodat de gordel niet drukt
op de buik. De veiligheidsgordel moet gedu-
rende de volledige zwangerschapsperiode
worden gebruikt ››› afb. 87.
Gordelverloop aanpassen aan de lichaams-
lengte
Het verloop van de gordelband kan aange-
past worden met de volgende uitvoeringen: ● Gordelhoogteverstelling voor de voorstoe-
len.
● In hoogt
e verstelbare voorstoelen. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
va l
ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimal
e bescherming wanneer de rugleu- ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen w
or
dt in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● De geplaatste of losliggende veiligheids-
gordel
kan ernstig letsel veroorzaken indien
de gordel verschuift van harde naar zachte li-
chaamsdelen (bijv. de buik).
● Het schoudergedeelte van de gordel moet
over het
midden van de schouder lopen en
nooit over de hals of onder de arm.
● De veiligheidsgordel moet vlak en vast op
het bov
enlichaam liggen.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het
bekken lopen en nooit over de
buik. De veiligheidsgordel moet vlak en vast
op het bekken liggen. Trek zo nodig lichtjes
aan de gordelband.
● In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheid
sgordel zo laag mogelijk en vlak
over het bekken "rond" de buik lopen ››› afb.
87.
● Verdraai de gordelband niet tijdens het dra-
gen.
● Ver
wijder de veiligheidsgordel nooit van
het lich
aam met de hand na juiste plaatsing.
● Laat de gordelband niet over harde of
breekb
are voorwerpen lopen, zoals brillen,
balpennen of sleutels. ●
Wijz ig het
gordelverloop nooit met gordel-
klemmen, bevestigingsogen en dergelijke. Let op
Degenen voor wie wegens hun lichaams-
bou w, de optim
ale positie van de gordelband
niet verwezenlijkt kan worden, moeten infor-
meren bij een gespecialiseerde werkplaats
over mogelijke speciale inrichtingen om de
maximale bescherming van de gordel en de
airbag mogelijk te maken. SEAT raadt u aan
de Technische Dienst te raadplegen. Veiligheidsgordel vast- en losgespen
met
tw
ee s
luitingen Afb. 88
Gordel op de middelste stoel van de
tw eede
z
itrij omgespen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
zitt
enden in de zithouding die hen de
68
Page 71 of 340

Veiligheidsgordels
hoogste bescherming biedt bij bruusk rem-
men of on
g
eval ››› .
D e
v
eiligheidsgordels voor de middelste
stoel van de tweede zitrij en voor de stoelen
op de derde zitrij worden met twee slotges-
pen omgegespt.
Veiligheidsgordel omgespen
Gesp de veiligheidsgordel vóór elke rit om.
● Verstel de stoel achterin en hoofdsteun
juist
››› pag. 59.
● Zet de rugleuning van de achterbank in ver-
ticale po
sitie ››› .
● Trek de gordelband via de slotgesp naar
onder en
›
›
› afb. 88 1 . Zorg er daarbij voor
d at
de g
ordel niet verdraaid wordt ››› .
● Steek de slotgesp 1 in het overeenkomsti-
g e s
lot
A .
● Plaats de gordelband over het bekken van
de in z
itt
ende door aan de slotgesp te trekken
››› afb. 88 2 .
● Steek de slotgesp 2 in het overeenkomsti-
g e s
lot
B .
● Trek aan de veiligheidsgordel om te contro-
l er
en of
beide slotgespen veilig in de gordel-
sloten zijn vastgeklikt.
Veiligheidsgordel losmaken
Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen stilstaat ››› .●
Druk op de r
ode t
oets in het slot ››› afb. 88
A . De gesp springt uit het slot.
● Druk op de rode toets in het slot ››
›
afb. 88
B . De gesp springt uit het slot.
● Leid de gordel met de hand zodat de band
vlott er opr
o
lt, de gordel niet verdraait en de
bekleding niet beschadigd raakt. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
va l
ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimal
e bescherming wanneer de rugleu-
ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen wordt in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val. Let op
De veiligheidsgordels met twee sloten zijn
voor z
ien van een schema dat toont hoe de
gordel omgegespt moet worden. Hoogteverstelling veiligheidsgordels
Afb. 89
Naast de voorstoelen: gordelhoogte-
v er
s
telling. Met behulp van de gordelhoogteverstellin-
g
en
v
an de voorstoelen en de buitenste zit-
plaatsen van de tweede zitrij, kan het gordel-
verloop in de schouderzone aangepast wor-
den aan de hoogte van de inzittenden voor
het juist omgespen ervan:
● Houd de geleidingsinrichting ingedrukt in
de richting
van de pijl ››› afb. 89.
● Verplaats de geleidingsinrichting naar bo-
ven of onder
en tot de veiligheidsgordel over
het midden van de schouder loopt ››› pag.
67.
● Laat de geleidingsinrichting los.
● Trek met een stevige ruk aan de gordel om
te contr
oleren of de inrichting goed vastge-
klikt is. »
69
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 72 of 340

Veiligheid
ATTENTIE
Pas nooit de hoogte van de gordel aan tijdens
het rijden. Gordelspanners
Opro l
automaat van de gordel, gordel-
spanner, spanningsbegrenzer De veiligheidsgordels maken deel uit van het
vei
ligheid
sconcept van de wagen en bestaan
uit de volgende belangrijke functies:
Oprolautomaat
Elke veiligheidsgordel is uitgerust met één
oprolautomaat aan het schoudergedeelte. In-
dien traag aan de gordel getrokken wordt of
tijdens het normale rijden, biedt het systeem
volledige bewegingsvrijheid in het schouder-
gedeelte. De oprolautomaat blokkeert echter
de veiligheidsgordel als die snel losgetrok-
ken wordt, in geval van bruusk remmen,
bergachtige trajecten, bochten en bij het ver-
snellen.
Gordelspanner
De veiligheidsgordels aan de voorstoelen en
de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij
zijn uitgerust met gordelspanners. In geval van een frontale botsing, botsing
van op
z
ij of van achteren worden de gordel-
spanners geactiveerd met behulp van senso-
ren en worden de veiligheidsgordels gespan-
nen in de tegenovergestelde richting van de
lostrekrichting. Indien de veiligheidsgordel
los is, wordt hij ingetrokken om op die ma-
nier de beweging naar voren van de inzitten-
den of de beweging in de richting van de
aanrijding te beperken. De gordelspanner
werkt samen met het airbagsysteem. De gor-
delspanner treedt niet in werking bij het om-
slaan van de wagen als de zijairbags niet af-
gaan.
Bij de activering kan fijn stof vrijkomen. Dit is
normaal en geen teken van vuur in de wagen.
Spanningsbegrenzer
De spanningsbegrenzer van de gordel ver-
mindert de kracht die de veiligheidsgordel
uitoefent op het lichaam bij een ongeval. Let op
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
sys t
eem worden verschroot, dienen de betref-
fende veiligheidsvoorschriften te worden op-
gevolgd. Deze voorschriften zijn bekend bij
de gespecialiseerde werkplaatsen ››› pag.
70. Onderhoud en afvoer van de gordel-
s
p
anner
s Bij werkzaamheden aan de gordelspanner en
bij het
uit
- en inbouwen van andere wagen-
onderdelen in verband met andere reparatie-
taken, kan de veiligheidsgordel ongemerkt
beschadigd raken. Als gevolg hiervan is het
mogelijk dat de gordelspanners niet langer
correct werken of niet geactiveerd worden bij
een ongeval.
Neem alle voorschriften in acht om de be-
schermende werking van de veiligheidsgor-
dels niet te beïnvloeden en te voorkomen dat
uitgebouwde onderdelen lichamelijk letsel
en milieuvervuiling veroorzaken. Deze voor-
schriften zijn bekend bij de gespecialiseerde
werkplaatsen. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik of eigen reparaties van
de v ei
ligheidsgordels, oprolautomaten en
gordelspanners verhogen het risico van ern-
stig of zelfs dodelijk letsel. De gordelspanner
zou niet geactiveerd kunnen worden wanneer
dat nodig is of onverwacht in werking kunnen
treden.
● Repareer, verstel of demonteer/monteer
nooit z
elf onderdelen van de gordelspanners
of veiligheidsgordels; laat dit uitvoeren door
een gespecialiseerde werkplaats ››› pag.
260. 70
Page 73 of 340

Airbagsysteem
●
De g or
delspanners en oprolautomaten mo-
gen niet gerepareerd worden en moeten dus
worden vervangen. Milieu-aanwijzing
De airbagmodules en gordelspanners kunnen
per ch
loraat bevatten. Leef de wettelijke bepa-
lingen voor hun verwijdering na. Airbagsysteem
K or
t
e inleiding
Inleiding tot thema Het voertuig beschikt over voorairbags voor
bes
t
uurder en voorpassagier. De voorairbags
kunnen extra bescherming bieden aan de
thorax en het hoofd van de bestuurder en
voorpassagier als de stoelen, veiligheidsgor-
dels en hoofdsteunen en, in het geval van de
bestuurder, het stuurwiel, correct gebruikt en
ingesteld worden. Airbags zijn een extra vei-
ligheidsvoorziening. Een airbag is geen ver-
vanging van de veiligheidsgordel, die altijd
moet worden gebruikt, zelfs als de voorstoe-
len voorairbags hebben. ATTENTIE
Vertrouw nooit blindelings op het airbagsys-
teem a l
s beschermingsmaatregel.
● Zelfs wanneer de airbag geactiveerd wordt,
gaat het
nog slechts om een aanvullende be-
scherming.
● Het airbagsysteem biedt een optimale be-
schermin
g wanneer de veiligheidsgordels
correct omgegespt zijn, waardoor het letselri-
sico vermindert ››› pag. 67, Hoe worden vei-
ligheidsgordels goed vastgegespt? .
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correct
e zithouding aannemen, de veilig-
heidsgordel van hun plaats goed omgespen en die blijven dragen tijdens het rijden. Dit
gel
dt
voor alle inzittenden. ATTENTIE
Indien er zich voorwerpen bevinden tussen
de in zitt
enden en het werkingsgebied van de
airbags, verhoogt het risico op letsel bij acti-
vering van de airbags. Hierdoor wordt het
ontplooiingsgebied van de airbag gewijzigd
of worden de voorwerpen tegen het lichaam
geslingerd.
● Draag nooit voorwerpen in de hand of op
schoot
tijdens het rijden.
● Vervoer nooit voorwerpen op de bijrijders-
stoel
. Bij bruusk remmen of plotselinge ma-
noeuvres kunnen voorwerpen terechtkomen
in de actieradius van de airbags en door het
interieur geslingerd worden bij activering er-
van.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
Zorg ervoor dat zowel de kinderen als de an-
dere inzittenden deze aanbeveling naleven. ATTENTIE
De beschermende werking van het airbagsys-
teem i s
slechts voor één ongeval toereikend.
Na activering van de airbag moet het systeem
vervangen worden.
● Laat de geactiveerde airbags en de hier-
door beïnvloede onderdel
en van het systeem» 71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 74 of 340

Veiligheid
vervangen door nieuwe onderdelen die door
SEA
T g
oedgekeurd zijn voor de wagen.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. De gespecialiseerde werkplaat-
sen beschikken over de noodzakelijke ge-
reedschappen, diagnose-apparatuur, repara-
tie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of
afkomstig zijn van gebruikte wagens.
● Voer nooit veranderingen uit aan de onder-
delen v
an het airbagsysteem. ATTENTIE
Wanneer de airbags afgaan kan fijn stof vrij-
komen. Dit i
s normaal en geen teken van vuur
in de wagen.
● Dit fijnstof kan de huid en ogen irriteren en
ademha
lingsmoeilijkheden veroorzaken,
vooral bij personen die lijden aan astma of
andere aandoeningen van de luchtwegen. Om
de ademhalingsmoeilijkheden te verminde-
ren, verlaat de wagen en open portieren en
ruiten voor de ventilatie van het interieur.
● Als u in aanraking komt met het stof, was
uw handen en g
ezicht met een milde zeep en
water vóór de volgende maaltijd.
● Voorkom dat het stof in aanraking komt
met de ogen of
met open wonden.
● Spoel uw ogen met water uit als er stof in
gekomen i
s. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len w or
dt het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken.
● Reinig het dashboard en het oppervlak van
de airbagmodul
es nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Beschrijving van het airbagsysteem
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
v
ei
ligheid
sgordel! Het airbagsysteem biedt
in combinatie met de veiligheidsgordels een
bijkomende bescherming voor de bestuurder
en bijrijder.
Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van
de installatie) uit de volgende modules:
● Elektronisch regelapparaat
● Voorairbags voor de bestuurder en bijrijder
● Knie-airbag voor de bestuurder
● Zijairbags
● Hoofdairbags
● Controlelampje van de airbag in het
in-
strumentenpaneel
● Sleutelschakelaar voor de voorairbag van
de bijrijder ●
Contro
lelampje voor het uitschakelen/in-
schakelen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het con-
trolelampje :
● gaat niet branden wanneer het contact
wordt
ingeschakeld,
● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
contact
werd ingeschakeld,
● weer gaat branden nadat het contact werd
inge
schakeld en het controlelampje uitging,
● gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbag
systeem wordt niet geactiveerd
bij:
● uitgeschakeld contact,
● lichte frontale botsingen,
● lichte botsingen van opzij;
● botsingen van achteren;
● over de kop slaan.
72
Page 76 of 340

Veiligheid
geen personen, dieren of voorwerpen
bevinden.
●
Maak
geen enkel voorwerp aan de voorruit
aan de kant
van de voorpassagier vast boven
de voorairbag.
● Plak geen stickers op de opgevulde plaat
van het s
tuurwiel noch het oppervlak van de
voorairbagmodule in het dashboard aan de
zijde van de voorpassagier, noch deze delen
anderszins bedekken of veranderen. ATTENTIE
De voorairbags worden ontvouwen voor het
s tuur
wiel ›››
afb. 25 en het dashboard
››› afb. 26.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel al-
tijd met beide handen aan de b
uitenste rand
vasthouden: positie van 9 en 3 uur.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat er ten
minst
e 25 cm ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel. Als het door
uw lichaamsbouw niet mogelijk is om hieraan
te voldoen, neem dan onmiddellijk contact op
met een gespecialiseerde werkplaats.
● Verstel de bijrijdersstoel zo dat de afstand
tus
sen de voorpassagier en het dashboard zo
groot mogelijk is. Knie-airbag*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 20. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● De airbag voor de knieën wordt ontvouwen
voor de knieën v
an de bestuurder. Houd het
werkingsgebied van de airbag voor de knieën
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werk
ingsgebied van de airbag voor de
knieën.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat min-
sten
s 10 cm (4 inch) ruimte tussen de knieën
en de airbag voor de knieën aanwezig is. Als
het door uw lichaamsbouw niet mogelijk is
om hieraan te voldoen, neem dan onmiddel-
lijk contact op met een gespecialiseerde
werkplaats. Zijairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21. ATTENTIE
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zend s
ten van een seconde en met grote snel-
heid.
● Houd het werkingsgebied van de zijairbags
steed
s vrij.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge- bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dier
en of
voorwerpen bevinden.
● Hang enkel lichte kledingstukken aan de
haken
van de wagen. Laat geen zware of
scherpe voorwerpen achter in de zakken.
● Monteer geen accessoires in de portieren.
● Gebruik alleen stoelhoezen die goedge-
keurd
zijn voor de wagen. Bij een ongeval zou
de zijairbag anders niet ontvouwen kunnen
worden. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de bestuurders- en
b ijrijder s
stoel kan de correcte werking van de
zijairbag beïnvloeden en ernstig letsel ver-
oorzaken.
● Bouw de voorstoelen nooit uit en wijzig
geen enkel
onderdeel ervan.
● Door overmatige druk uit te oefenen op de
zijkant
en van de rugleuningen, is het moge-
lijk dat de zijairbags niet correct, helemaal
niet of onverwacht geactiveerd worden.
● Beschadigingen aan de originele stoelhoe-
zen of de n
aad in de module van de zijairbag
moeten direct door een gespecialiseerde
werkplaats worden gerepareerd. Hoofdairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 21.
74
Page 79 of 340

Veilig vervoer van kinderen
Veilig vervoer van kinderen
V ei
ligheid
van kinderen
Inleiding tot thema Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 22.
Om baby's en kinderen te vervoeren in een
kinderzitje of ander gordelsysteem voor kin-
deren geplaatst op de bijrijdersstoel, dient
eerst de informatie over het airbagsysteem
volledig gelezen te worden.
Deze informatie is van groot belang voor de
veiligheid van de bestuurder en alle andere
inzittenden, met name baby's en kinderen.
SEAT adviseert kinderzitjes uit het SEAT-ac-
cessoireprogramma te gebruiken. Deze kin-
derzitjes zijn voor het gebruik in SEAT-wa-
gens ontwikkeld en getest. Bij uw Technische
Dienst kunt u kinderzitjes met verschillende
gordelsystemen aanschaffen.
Gebruik een gordelsysteem voor kinderen
met steunplaat of voet
Sommige gordelsystemen voor kinderen wor-
den bevestigd aan de stoel door middel van
een steunplaat of voet. Voor sommige uitrus-
tingen kunnen bijkomende accessoires ver-
eist zijn (bijvoorbeeld, een element voor de
vloer) om het gordelsysteem voor kinderen
correct en veilig te bevestigen. ATTENTIE
Kinderen die niet of niet correct vastgemaakt
zijn, lopen het ri
sico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel tijdens de rit.
● Als op de bijrijdersstoel een kinderzitje
wordt
gemonteerd, betekent dit bij een aan-
rijding een grotere kans op, mogelijk dode-
lijk, lichamelijk letsel bij het kind.
● Een geactiveerde bijrijdersairbag kan een
kinderz
itje, dat met de rug naar het dash-
board is gekeerd, raken en dit met volle
kracht tegen het portier, de hemelbekleding
of de rugleuning werpen.
● Nooit een kinderzitje op de bijrijdersstoel
beves
tigen waarbij het kind met de rug naar
het dashboard is gekeerd en de frontairbag in
paraatheid is - levensgevaarlijk! Wanneer het
in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk is een
kind op de bijrijdersstoel mee te nemen,
moet de frontairbag aan de bijrijderszijde
buiten werking worden gesteld ››› pag. 75. In-
dien de bijrijdersstoel over een hoogterege-
ling bezit, plaats deze dan zo ver mogelijk
naar achteren en in de hoogste positie. Als de
stoel over een vast zitje bezit, plaats daar
dan geen kinderzitje op.
● In de versies zonder sleutelschakelaar voor
het uits
chakelen van de airbag dient de uit-
schakeling door een Technische Dienst te
worden verricht.
● Kinderen t/m 12 jaar moeten altijd op de
zitpl
aatsen achterin worden vervoerd. ●
Bev ei
lig kinderen in de wagen altijd met
een goedgekeurd bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel steeds correct
om bij de kinder
en en laat hen een juiste zit-
houding aannemen.
● Zet de rugleuning rechtop wanneer op deze
plaat
s een kinderzitje gebruikt wordt.
● Zorg ervoor dat het hoofd van het kind of
een ander lichaamsdeel
nooit in het wer-
kingsgebied van de zijairbags terecht kan ko-
men.
● Let op een correct gordelverloop.
● Draag baby's of kinderen nooit op schoot of
in de armen.
● Op elke zitplaats voor kinderen mag
slec
hts één kind tegelijk vervoerd worden.
● Als u een kinderzitje met basis of voet ge-
bruikt, dan moet u er a
ltijd voor zorgen dat
deze basis of voet correct en veilig inge-
bouwd is.
● Als de wagen in de voetenruimte voor de
laats
te zitrij over een opbergvak beschikt,
dan kunt u dit opbergvak niet zoals bedoeld
is, gebruiken; integendeel: u moet het op-
bergvak met een speciaal accessoire vullen
zodat de basis of voet correct op het gesloten
opbergvak past en het kinderzitje volgens de
voorschriften vastgemaakt is. Als u een kin-
derzitje met basis of voet gebruikt en dit op-
bergvak niet goed vastmaakt, kan het op-
bergvak tijdens een ongeval breken en wordt
het kind uit het stoeltje gelanceerd. Dit kan
leiden tot ernstig letsel. » 77
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 80 of 340

Veiligheid
●
Lee s
de gebruiksaanwijzingen van de fabri-
kant van het kinderzitje en volg ze op. ATTENTIE
Bij bruusk remmen, plotselinge manoeuvres
of on g
eval, kan een leeg en losstaand kinder-
zitje door het interieur geslingerd worden en
letsel veroorzaken.
● Indien het kinderzitje niet gebruikt wordt
tijdens het
rijden, moet het stevig vastge-
maakt worden of in de bagageruimte opge-
borgen worden. Let op
Na een ongeval moet het kinderzitje vervan-
gen w or
den, aangezien het onzichtbare scha-
de geleden kan hebben. Belangrijke aanwijzingen voor de
v
oor
airb
ag van de bijrijder Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 22.
Neem de veiligheidsaanwijzingen van de vol-
gende hoofdstukken in acht:
● Kinderzitjes en airbag aan bijrijderszijde
›››
pag. 80, Gebruik van het kinderzitje op
de bijrijdersstoel. ●
Veiligheid
safstand tot de airbag aan bijrij-
derszijde ››› in Inleiding tot thema op
p ag. 71
.
● V
oorwerpen tussen de bijrijder en de air-
bag aan bijrijder
szijde ››› in Voorairbags
op p ag. 73
Kinder z
itjes
Veiligheid
saanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 22. ATTENTIE
De onderste verankeringen voor kinderzitjes
zijn g een og
en om last te bevestigen. Maak
kinderzitjes alleen vast in de onderste veran-
keringen. ATTENTIE
De kinderzitjes met verankeringen onderaan
en beve s
tigingsriem bovenaan in overeen-
stemming met de aanwijzingen van de fabri-
kant moeten worden ingebouwd. Anders kan
dit tot ernstig letsel leiden.
● Maak steeds een enk
ele bevestigingsgor-
del van een kinderzitje vast aan de bevesti-
gingsring (voor TOP TETHER) van de rugleu-
ning van de stoel achterin in de bagageruim-
te. ●
Maak de k
inderzitjes nooit vast aan de
ogen voor bevestiging van last in de bagage-
ruimte.
● Bevestig nooit kinderzitjes op de beweeg-
bare onder
delen in wagens met railsystemen
en verankeringselementen . ATTENTIE
In het algemeen is de achterbank steeds de
v ei lig
ste plaats voor juist omgegespte kinde-
ren bij een ongeval.
● Een geschikt, juiste geplaatst en gebruikt
kinderz
itje op een van de zitplaatsen achterin
biedt de hoogst mogelijke bescherming voor
baby's en kleine kinderen in het merendeel
van de ongevallensituaties. ATTENTIE
Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen s
tilstaat. Let op
Om het kinderzitje met steunplaat of steun-
voet c
orrect en wettelijk te monteren zijn mo-
gelijk andere accessoires vereist. Rijd naar
een Technische Dienst of gespecialiseerde
werkplaats. 78
Page 81 of 340

Veilig vervoer van kinderen
Algemene informatie over het vervoer
v an k
inder
en in de autoLees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 23.
De normen en wettelijke voorschriften heb-
ben altijd voorrang op de informatie uit dit
instructieboekje. Er bestaan verschillende
normen en voorschriften voor het gebruik van
kinderzitjes en de bevestigingsmogelijkhe-
den ervan ( ››› Tab. op pag. 79). Zo is in een
aantal landen het gebruik van kinderzitjes op
bepaalde plaatsen in de wagen verboden.
De natuurkundige wetten en de effecten er-
van op de wagen in geval van een botsing of
een ander type van aanrijding zijn ook van
toepassing op de kinderen ›››
pag. 67. In te-
genstelling tot bij jongeren en volwassenen,
zijn de spieren en beenderen van kinderen
nog niet volgroeid. Bij een ongeval lopen kin-
deren dus een grotere kans op ernstig letsel.
Aangezien het lichaam van kinderen nog niet
volledig ontwikkeld is, moet voor hen een
speciaal bevestigingssysteem gebruikt wor-
den dat aangepast is aan hun gewicht, leng-
te en lichaamsbouw. In vele landen zijn wet-
ten van kracht voor het gebruik van goedge- keurde systemen voor het vervoer van baby's
en kinder
en.
Ge
bruik alleen kinderzitjes die geschikt, toe-
gestaan en goedgekeurd zijn voor de wagen.
In geval van twijfel kunt u steeds terecht bij
een Technische Dienst of een gespecialiseer-
de werkplaats.
Specifieke regelgeving per land over kinder-
zitjes (selectie)
NormExtra informatie
ECE-R 44 a)technische dienst
a)
ECE-R: Reglement Economic Commission for Europe.
Indeling van de kinderzitjes volgens ECE-
R 44
Gewichts-
categorieGewicht van het kindInbouw van een kin- derzitje
Groep 0tot 10 kgMet de rug naar het dash-
board gekeerd. Op de ach- terbank optioneel met Iso- fix-systeem.
Groep 0+tot 13 kg
Groep 19 t/m 18 kgIn de rijrichting. Op de
achterbank optioneel met Isofix-systeem.
Gewichts-
categorieGewicht van het kindInbouw van een kin- derzitje
Groep 215 t/m 25kg
In de rijrichting. Op de bui-tenste zitplaatsen achterin of op de middelste plaats
van de tweede zitrij en op
alle plaatsen van de derde zitrij. Optioneel met Isofix- systeem.
Groep 322 t/m 36kgIn de rijrichting. Niet alle kinderen passen in het zitje van hun
g
ew
ic
htsgroep. Net zoals niet alle zitjes ge-
schikt zijn voor de wagen. Om die reden
moet steeds gecontroleerd worden of het
kind goed past in het kinderzitje en of het zi-
tje altijd veilige in de wagen aangebracht kan
worden.
De zitplaatsen achterin zijn geschikt voor kin-
derzitjes met het Isofix-systeem, dat speciaal
ontworpen werd voor dit type wagens in over-
eenstemming met de norm ECE-R 44.
De kinderzitjes die goedgekeurd zijn volgens
de norm ECE-R 44 zijn voorzien van de over-
eenkomstige goedkeuringscode. Deze code
is een omcirkelde E met daaronder het identi-
ficatienummer.
79
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 84 of 340

Veiligheid
Geïntegreerd kinderzitje In l
eidin
g tot themaHet geïntegreerde kinderzitje is enkel ge-
sc
hikt
voor kinderen van groep 2 (15-25 kg)
en groep 3 (22-36 kg) volgens de norm ECE-R
44. ATTENTIE
Kinderen die geen veiligheidsgordel dragen
of niet bev
eiligd zijn met een geschikt beves-
tigingssysteem, kunnen levensgevaarlijk let-
sel oplopen wanneer een airbag geactiveerd
wordt.
● Kinderen t/m 12 jaar moeten altijd op de
zitpl
aatsen achterin worden vervoerd.
● Schakel de voorairbag van de bestuurder
altijd uit indien, in uitz
onderlijke gevallen,
een kind vervoerd dient te worden op de bij-
rijdersstoel in een kinderzitje met de rug naar
het dashboard gekeerd.
● Beveilig kinderen in de wagen steeds met
een ges
chikt bevestigingssysteem dat aange-
past is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel van de kinderen
steed
s juist om. ATTENTIE
Tijdens het rijden moeten de kinderen steeds
pl aat
snemen in een kinderzitje dat geschikt
is voor hun gewicht en lengte. ●
Bev ei
lig kinderen in de wagen steeds met
een geschikt bevestigingssysteem dat aange-
past is aan hun gewicht en lengte.
● Gesp de veiligheidsgordel steeds correct
om bij de kinder
en en laat hen een juiste zit-
houding aannemen.
● Het schoudergordelgedeelte moet ongeveer
over het
midden van de schouder lopen en
nooit over de hals of de bovenarm.
● De schoudergordel moet vast op het boven-
lichaam lig
gen.
● Het heupgedeelte van de gordel moet over
het bekken en niet
over de buik lopen en al-
tijd vast aanliggen.
● Rol de gordelband zo nodig op zodat die
strak
tegen het lichaam ligt.
● Vervoer nooit baby's of kinderen op schoot.
● Gebruik steeds een kinderzitje en de veilig-
heidsgor
del voor kinderen kleiner dan 1,50
m. De normale veiligheidsgordel kan letsel
aan de buik en nek veroorzaken.
● In een kinderzitje mag slechts één kind te-
gelijk
vervoerd worden.
● Lees in elk geval de informatie en waar-
schu
wingen van de fabrikant van de kinderzi-
tjes en volg die op.
● Laat een kind nooit alleen achter in het zi-
tje of in de w
agen.
● Laat wijzigingen aan het geïntegreerde kin-
derzitj
e enkel uitvoeren in een gespeciali-
seerde werkplaats. ●
Ver v
ang het kinderzitje of de onderdelen
ervan die beschadigd zijn geraakt of een on-
geval hebben ondergaan. ATTENTIE
Bij bruusk remmen, plotselinge manoeuvres
of on g
eval, kunnen losse voorwerpen in de
wagen door het interieur geslingerd worden
en letsel veroorzaken.
● Tijdens het rijden mag geen speelgoed of
andere har
de losse voorwerpen in het kinder-
zitje of de stoel achterblijven. 82