steering TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2022Pages: 610, PDF Size: 96.21 MB
Page 217 of 610

• Wanneer het contact vanuit standACC of AAN UIT wordt gezet.
In de volgende situaties knippert de
startknop:
• Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart
• De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (→Blz. 60)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De laadkabel is mogelijk aangesloten op de auto. (→Blz. 99)
• Lees de op het multi- informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
• Het Smart entry-systeem met startknop werkt mogelijk niet correct.
(→Blz. 489)
• Als het portier wordt ontgrendeld met de mechanische sleutel, kan het
EV-systeem niet worden gestart met
het Smart entry-systeem met
startknop. Als de elektronische sleutel
zich echter in de auto bevindt en de
portieren worden vergrendeld
(→blz. 162), kan het EV-systeem
worden gestart.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het EV-systeem wordt gestart, knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto kan rijden.
• Als de tractiebatterij extreem koud is (temperatuur lager dan ongeveer
-30°C) als gevolg van de
buitentemperatuur, kan het EV-systeem mogelijk niet worden
gestart. Probeer in dat geval het
EV-systeem nogmaals te starten
nadat de temperatuur van de
tractiebatterij is opgelopen omdat
bijvoorbeeld de buitentemperatuur is
gestegen.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een batterij-elektrische auto
→Blz. 70
Als de 12V-accu is ontladen
Het EV-systeem kan niet worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop. Raadpleeg blz. 490 om het
EV-systeem weer te starten.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 156
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 180
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 181
Stuurslotfunctie (indien aanwezig)
• Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met
de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer
uitgeschakeld.
• Als het stuurslot niet kan worden ontgrendeld, wordt “Push Power
Switch while Turning the Steering
Wheel in Either Direction” (druk de
startknop in en draai daarbij het
stuurwiel in een willekeurige richting)
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Controleer of stand P is geselecteerd.
Druk kort en krachtig op de startknop
terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
5.2 Rijprocedures
215
5
Rijden
Page 255 of 610

A“Pre-Collision System” (Pre-Crash
Safety-systeem)
Als het systeem oordeelt dat het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, worden
het volgende icoon en de volgende
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A“Accelerator Pedal is Pressed”
(gaspedaal wordt ingetrapt)
Pre-Crash Brake Assist
Als het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding groot is en de bestuurder
onvoldoende remt, wordt de remkracht
vergroot.
Pre-Crash Brake Control
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen. Emergency Steering Assist
Als het systeem oordeelt dat aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan,
wordt er ondersteuning geboden om te
helpen de voertuigstabiliteit te
verbeteren en het verlaten van de
rijstrook te voorkomen. Tijdens de
ondersteuning wordt naast de
Pre-Crash-waarschuwing het volgende
icoon weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• De kans op een aanrijding is groot
• Er is voldoende ruimte op de rijstrook
om uit te wijken
• De bestuurder bedient het stuurwiel
Tijdens de ondersteuning werkt de
Pre-Crash-waarschuwing en wordt er
een melding weergegeven om de
bestuurder te waarschuwen.
Botspreventie op kruisingen (links of
rechts afslaan)
Als in situaties zoals de volgende het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding groot is, treden de
Pre-Crash-waarschuwing en
Pre-Crash-remmen in werking.
Afhankelijk van de kruising werkt de
ondersteuning mogelijk niet goed.
• Wanneer u rechts/links afslaat op een kruispunt en het pad van een
tegenligger kruist
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
253
5
Rijden
Page 257 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het Pre-Crash Brake-systeem werktmogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het
systeem mogelijk dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert en werkt
het Pre-Crash Brake-systeem
mogelijk niet.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt, oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Acceleratiebeperking bij lage
snelheid
Als het stuurwiel wordt gedraaid,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert en
werkt de acceleratiebeperking bij lage
snelheid mogelijk niet.
Emergency Steering Assist
• De werking van de Emergency Steering Assist wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem vaststelt dat
het verlaten van de rijstrook is
voorkomen.
• Afhankelijk van de acties van de bestuurder werkt de Emergency
Steering Assist mogelijk niet of
wordt de werking onderbroken.– Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt, er een ruk aan het
stuurwiel wordt gegeven, het
rempedaal wordt ingetrapt of de
richtingaanwijzer wordt
ingeschakeld, kan het systeem
oordelen dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert en
werkt de Emergency Steering
Assist mogelijk niet.
– Wanneer de Emergency Steering
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Assist in werking is en het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, er
een ruk aan het stuurwiel wordt
gegeven of het rempedaal wordt
ingetrapt, kan het systeem oordelen
dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert waarop
de werking van de Emergency
Steering Assist wordt onderbroken.
– Wanneer de Emergency Steering Assist in werking is en het stuurwiel
wordt tegengehouden of tegen de
richting van het systeem in wordt
gedraaid, zal de werking van de
Emergency Steering Assist worden
onderbroken.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
5
Rijden
Page 259 of 610

Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggende motorfietsen, stilstaande motorfietsen Ongeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor- fietsen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
– Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
– Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
• Emergency Steering Assist
De Emergency Steering Assist werkt niet als de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, gestopte auto's,
fietsen, voetgangers, motor- fietsen Ongeveer 40 - 80 km/h Ongeveer 40 - 80 km/h
Als de Emergency Steering Assist geactiveerd is, kan de werking ervan worden
onderbroken door een van de volgende handelingen:
– Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
– Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
– Het rempedaal is ingetrapt
• Botspreventie op kruisingen (links of rechts afslaan)
De botspreventie op kruisingen (bij afslaan naar links of rechts) werkt alleen als de
richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objec- ten Rijsnelheid Snelheid tegenligger Snelheidsverschil
tussen uw auto en het object
Tegenliggers Ongeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/h Ongeveer 10 -
115 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 30 km/h - Ongeveer 5 -
40 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 30 km/h - Ongeveer 5 -
50 km/h
Tegemoetkomende motorfietsen Ongeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/h Ongeveer 10 -
115 km/h
• Botspreventie op kruisingen (kruisende voertuigen)
Signaleerbare objec- ten RijsnelheidSnelheid kruisende
auto Snelheidsverschil
tussen uw auto en het object
Voertuigen (van op- zij) Ongeveer 5 - 60 km/h ■
Uw rijsnelheid of
lager
■ Ongeveer
40 km/h of lager Ongeveer 5 -
60 km/h
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
5
Rijden
Page 263 of 610

• PIn aanvulling op het voorgaandewerkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet:– Als een signaleerbaar object zich te dicht bij de auto bevindt
– Als er onvoldoende ruimte is voor een uitwijkmanoeuvre of als er een
obstakel is in de uitwijkrichting
– Bij tegemoetkomend verkeer
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem
• Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 509)
Het systeem wordt iedere keer
wanneer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld.
• Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A“Pre-Collision System OFF”
(Pre-Crash Safety-systeem uit) • De instellingen van het Pre-Crash
Safety-systeem kunnen worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• Als de timing van de Pre-Crash- waarschuwing wordt gewijzigd, wordt
dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist
(uitgezonderd de actieve besturing)
gewijzigd. Wanneer “Later” wordt
geselecteerd, werkt de Emergency
Steering Assist (uitgezonderd de
actieve besturing) in de meeste
gevallen niet.
• Auto's met een bestuurderscamera: Wanneer het systeem bepaalt dat de
bestuurder niet vooruit kijkt, zullen de
Pre-Crash-waarschuwing en de
Emergency Steering Assist qua timing
werken als bij de instelling “Earlier”
(eerder), ongeacht de instelling van de
gebruiker.
• Wanneer het Dynamic Radar Cruise Control-systeem is ingeschakeld, zal
de Pre-Crash-waarschuwing qua
timing werken als bij de instelling
“Earlier” (eerder), ongeacht de
instelling van de gebruiker.
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist)
LTA-functies
• Deze functie werkt op wegen metduidelijke belijning als het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem is
ingeschakeld. Met behulp van de
camera voor en de radarsensor
worden de rijstrookmarkeringen en
andere auto's in de omgeving
gesignaleerd en wordt het stuurwiel
bediend om de positie van de auto op
de rijstrook vast te houden.
Gebruik deze functie alleen op
snelwegen en autowegen.
Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet in werking is,
werkt deze functie niet.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
5
Rijden
Page 342 of 610

uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancelled” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
4. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. De
begeleiding kan worden beëindigd
door het gaspedaal of het rempedaal
in te trappen. Zodra de auto in een
positie staat waaruit u kunt wegrijden,
wordt “You can exit by moving the
steering wheel” (u kunt wegrijden
door het stuurwiel te bedienen)
weergegeven. Als het stuurwiel wordt
bediend, wordt “Advanced Park
Finished” (Advanced Park beëindigd)
weergegeven en wordt de begeleiding
beëindigd. Pak het stuurwiel vast en
rijd vooruit.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen.
Op dat moment wordt de begeleiding
onderbroken. Als de toets “Start” echter
wordt geselecteerd, wordt de begeleiding
hervat en beweegt de auto in de richting
die overeenkomt met de geselecteerde
stand van de transmissie. Functie wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit)
Gebruik de functie wegrijden uit een
haaks parkeervak (vooruit/achteruit) niet
in een andere situatie dan bij het verlaten
van een haaks parkeervak. Trap het
rempedaal in, breng de auto tot stilstand
en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park om
de begeleiding uit te schakelen als de
begeleiding onbedoeld in werking is
getreden.
Situaties waarin de functie wegrijden
uit haaks parkeervak (vooruit/
achteruit) niet werkt
Situaties waarin de functie voor het
wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit) niet werkt.
• Wanneer een auto die wacht om te
parkeren zich in de wegrijrichting
bevindt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een binnenste sensor of
hoeksensor voor of achter bevindt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
340
Page 346 of 610

Advanced Park-functie wegrijden uit
fileparkeervak
Beschrijving functie
Als bij het wegrijden uit een
fileparkeervak het systeem oordeelt dat
verlaten van het parkeervak mogelijk is,
kan de functie wegrijden uit
fileparkeervak worden gebruikt. Ook kan,
afhankelijk van de omgeving, de stand
van de transmissie worden gewijzigd
door de begeleidingsregeling als de
rijrichting van de auto moet worden
veranderd.
Verlaten van een parkeervak met behulp
van de functie wegrijden uit
fileparkeervak1. Druk met ingetrapt rempedaal en de transmissie in stand P op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
en controleer of het selectiescherm
voor de vertrekrichting wordt
weergegeven op het
multimedia-display.
2. Selecteer een pijl op het multimedia-display om de richting te
kiezen waarin u wilt wegrijden.
Met behulp van de
richtingaanwijzerschakelaar kunt u
alleen kiezen om naar links of rechts
weg te rijden. 3. Trap het rempedaal in en selecteer de
toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit
te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancelled” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert: →blz. 345
4. Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. Zodra de
auto in een positie staat waaruit u
kunt wegrijden, wordt “You can exit by
moving the steering wheel” (u kunt
wegrijden door het stuurwiel te
bedienen) weergegeven. Als het
stuurwiel wordt bediend, wordt
“Advanced Park Finished” (Advanced
Park beëindigd) weergegeven en
wordt de begeleiding beëindigd. Pak
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
344
Page 471 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als, nadat de banden op spanningzijn gebracht, het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning opnieuw gaat
branden, kan dit erop duiden dat er
een band lek is. Controleer de
banden. Repareer een lekke band
met de bandenreparatieset.
• Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen.
De banden kunnen beschadigd
raken, waardoor u de controle over
het stuurwiel of de remmen kunt
verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er
plotseling een lek ontstaat
Het kan zijn dat het bandenspannings-
waarschuwingssysteem niet meteen in
werking treedt.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het
bandenspannings-
waarschuwingssysteem goed werkt
Monteer geen banden met verschillende
specificaties of van verschillende
merken, anders werkt het
bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet
goed.
8.2.4 Als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Het multi-informatiedisplay waarschuwt
bij systeemstoringen en onjuist
uitgevoerde handelingen, of geeft
meldingen over noodzakelijk onderhoud
weer. Voer de juiste herstelprocedure uit
wanneer er een melding verschijnt.
Als een waarschuwingsmelding weer
wordt weergegeven na het uitvoeren van
de volgende handelingen, neem dan
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als tevens een waarschuwingslampje
gaat branden of knippert terwijl er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, tref dan corrigerende
maatregelen overeenkomstig het
waarschuwingslampje. (→Blz. 462)
Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde
waarschuwingsmeldingen verschillen
mogelijk van de werkelijke meldingen
overeenkomstig de bedrijfscondities en
voertuigspecificaties.
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet
hoorbaar door omgevingsgeluiden of
geluid van het audiosysteem.
Als “EV system stopped Steering power
low” (EV-systeem uitgeschakeld.
Weinig stuurbekrachtiging) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven als het
EV-systeem wordt uitgeschakeld tijdens
het rijden.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan
gebruikelijk, houd het dan stevig vast en
oefen meer kracht uit dan anders.
Als “EV system overheated Output
power reduced” (EV-systeem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven
Deze melding wordt mogelijk
weergegeven tijdens het rijden onder
zware omstandigheden. (Bijvoorbeeld
wanneer u een lange steile helling op
rijdt.) Oplossing:
→blz. 493
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
469
8
Bij problemen