audio TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023Pages: 584, PDF Size: 88.99 MB
Page 106 of 584

ANog niet geëvalueerd
BBijna leeg
CVol
– Nadat het hybridesysteem is
gestart, wordt de Eco-score niet
weergegeven zolang de rijsnelheid
lager is dan ongeveer 30 km/h.
– De Eco-score wordt iedere keer
wanneer het hybridesysteem wordt
gestart, gereset.
Aandeel elektrisch rijden/verstreken tijd
sinds starten
AEV-rijverhouding sinds starten
Weergave van het percentage dat
elektrisch is gereden sinds het
starten van het hybridesysteem.
*
BVerstreken tijd sinds starten
Weergave van de verstreken tijd sinds
het starten van het hybridesysteem.
*
*
Telkens als het hybridesysteem stopt,
wordt dit gereset.Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 223)
• LDA (Lane Departure Alert)
(→blz. 227)
• Dynamic Radar Cruise Control
(→blz. 240)
• Cruise control (→blz. 248)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
Aan audiosysteem gekoppelde weergave
Geeft de audiobron of het nummer weer.
Rij-informatie
ARij-informatie 1
BRij-informatie 2
Geeft het volgende weer, afhankelijk van
welk rij-informatietype en welke
rij-informatie-items zijn geselecteerd in
.(→Blz. 105)
2.1 Instrumentenpaneel
104 
Page 111 of 584

Status bediening audiosysteem (indien
aanwezig)
Wordt weergegeven wanneer de
bedieningstoetsen voor het
audiosysteem op het stuurwiel worden
bediend.
Status handsfree-systeem
Wordt weergegeven als het
handsfree-systeem wordt bediend.
Wanneer er een pop-updisplay wordt
weergegeven
Wanneer er een pop-updisplay wordt
weergegeven, wordt het actuele display
mogelijk niet langer weergegeven. In dat
geval keert het display terug zodra het
pop-updisplay is verdwenen.
Hybridesysteemindicator/toerenteller
Hybridesysteemindicator
ALaadgebied
BEco-gebied
CPower-gebied
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het
multi-informatiedisplay
(hybridesysteemindicator). Zie blz. 91
voor meer informatie.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in
omwentelingen per minuut.
2.1.7 Energiemonitor/
verbruiksscherm*
*Indien aanwezig
U kunt de status van het hybridesysteem
zien op het multi-informatiedisplay en op
het scherm van het audiosysteem.
Systeemonderdelen
AScherm audiosysteem
BMulti-informatiedisplay
CBedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 94,
blz. 99)
Energiemonitor
De energiemonitor kan worden gebruikt
om de rijstatus van de auto, de
bedrijfsstatus van het hybridesysteem en
de energieregeneratiestatus te
controleren.
Weergaveprocedure
Multi-informatiedisplay (7 inch display)
1. Selecteer
van het
multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofom “Energy
Monitor” (energiemonitor) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
Multi-informatiedisplay (12,3 inch display)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en houd vervolgens
ingedrukt.
2.1 Instrumentenpaneel
109
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes 
Page 112 of 584

2. Druk opofom “Energy
Monitor” (energiemonitor) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
Scherm audiosysteem
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Energy flow”
(energiestroom).
Het display aflezen
De pijlen verschijnen overeenkomstig de
energiestroom. Wanneer er geen
energiestroom is, worden er geen pijlen
weergegeven.
De kleur van de pijlen wijzigt als volgt:
Groen of blauw: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt geregenereerd of
opgeladen.
Geel of oranje: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gebruikt.
Rood: Als de benzinemotor wordt
gebruikt.
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
Multi-informatiedisplay (7 inch display)
ABenzinemotor
BBatterijpakket (tractiebatterij)
CBandenMulti-informatiedisplay (12,3 inch display)
ABenzinemotor
BBatterijpakket (tractiebatterij)
CBanden
Scherm audiosysteem
ABenzinemotor
BElektromotor (tractiemotor)
CBatterijpakket (tractiebatterij)
DBanden
Kleur van het batterijpakket
(tractiebatterij) op het display
Deze kleur is groen wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen en geel wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gebruikt.
Waarschuwing ladingstoestand
batterijpakket (tractiebatterij)
• De zoemer klinkt met tussenpozen als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ongeladen blijft als de selectiehendel
in stand N staat of als de resterende
2.1 Instrumentenpaneel
110 
Page 113 of 584

lading onder een vastgesteld niveau
daalt. Als de ladingstoestand nog
verder daalt, klinkt de zoemer continu.
• Volg de aanwijzingen die worden
weergegeven op het scherm om het
probleem te verhelpen als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en er een zoemer
klinkt.
Kleur van de benzinemotor op het
scherm van het audiosysteem
Hij is blauw wanneer de motor
warmdraait en wordt rood wanneer het
warmdraaien is voltooid.
Status batterijpakket (tractiebatterij)
Multi-informatiedisplay (7 inch display)
ABijna leeg
BVol
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken van
de werkelijke situaties.
Multi-informatiedisplay (12,3 inch display)
ABijna leeg
BVol
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken van
de werkelijke situaties.
Scherm audiosysteem
ABijna leeg
BVol
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken van
de werkelijke situaties.
Verbruik
Ritinformatie
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Trip information”
(ritinformatie).
Als een ander scherm dan “Current”
(huidig) wordt weergegeven,
selecteer dan “Current” (huidig).
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
AResetten van de verbruiksgegevens
2.1 Instrumentenpaneel
111
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes 
Page 117 of 584

Batterij vervangen
→Blz. 375
De werking van de elektronische
sleutel wordt onderbroken wanneer
De werking van de elektronische sleutel
wordt mogelijk onderbroken als de
elektronische sleutel gedurende een
bepaalde tijd niet wordt bewogen, bijv.
als hij een tijdje op dezelfde plaats blijft
liggen. Hierdoor loopt de batterij minder
snel leeg. De werking wordt automatisch
hersteld als de elektronische sleutel
wordt bewogen, bijvoorbeeld door hem
op te pakken.
Als “A New Key has been Registered
Contact Your Dealer for Details” (Er is
een nieuwe sleutel geregistreerd.
Neem voor meer informatie contact op
met uw dealer) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer 10 dagen nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de melding wordt
weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
sleutel
• Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet
bloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
• Stel de sleutels niet langdurig bloot
aan hoge temperaturen.
• Voorkom dat de sleutels nat worden
en reinig ze niet in een ultrasoon
reinigingsbad of iets dergelijks.
• Bevestig geen metaalhoudende of
magnetische voorwerpen aan de
sleutels en houd de sleutels uit de
buurt van dergelijke voorwerpen.
• Haal de sleutels niet uit elkaar.
• Bevestig geen stickers en dergelijke
op de sleutel.
• Houd de sleutels uit de buurt van
apparaten die magnetische velden
opwekken, bijvoorbeeld
televisietoestellen, audiosystemen en
inductiekookplaten.
• Houd de sleutels uit de buurt van
medische apparatuur, zoals
laagfrequente therapeutische
uitrusting en therapeutische
apparaten met microgolven, en zorg
ervoor dat u de sleutels niet bij u
draagt als u medische hulp ontvangt.
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten
minste 10 cm uit de buurt van
ingeschakelde elektrische apparaten.
Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich
minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel
hinderen.
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
→Blz. 431
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
→Blz. 430
3.1 Informatie over sleutels
115
3
Voordat u gaat rijden 
Page 140 of 584

– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– De elektronische sleutel of een
afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden
Vergrendel/ontgrendel de portieren op
een van de volgende manieren als de
portieren niet vergrendeld/ontgrendeld
kunnen worden met het Smart
entry-systeem met startknop (auto's
met instapfunctie):
• Houd de elektronische sleutel dicht bij
een van de voorportiergrepen en
activeer de instapfunctie.
• Bedien de afstandsbediening.
Gebruik de mechanische sleutel als de
portieren niet kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld met de
bovenstaande methoden. (→Blz. 431)
Raadpleeg blz. 432 als het
hybridesysteem niet kan worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop.Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de bagageafdekking,
op de vloer of in een portiervak of
het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
138 
Page 157 of 584

3.6 Favoriete instellingen
3.6.1 My Settings
Bestuurders worden geïdentificeerd met
behulp van apparaten zoals elektronische
sleutels om de voertuiginstellingen voor
elk van hen op te slaan. De informatie kan
vervolgens de volgende keer dat met de
auto wordt gereden, worden opgeroepen.
Authenticatie-apparaten kunnen van
tevoren aan bestuurders worden
toegewezen, zodat zij kunnen rijden met
hun favoriete instellingen.
Er kunnen voor drie personen
instellingen worden opgeslagen in My
Settings.
Auto's met multimediasysteem:
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor informatie over
registreren/wissen van authenticatie-
apparaten, wijzigen van de naam van een
bestuurder, initialiseren van de
geregistreerde instellingen van een
bestuurder, handmatig wisselen tussen
bestuurders en wissen van de registratie
van een bestuurder.
Types authenticatie-apparaten
Personen kunnen worden geïdentificeerd
op basis van de volgende
authenticatie-apparaten:
• Elektronische sleutel
Een persoon wordt geïdentificeerd als
de persoonlijke elektronische sleutel
wordt gesignaleerd door het Smart
entry-systeem. (→Blz. 134)
• Bluetooth
®-apparaat
Een persoon wordt geïdentificeerd als
een Bluetooth
®-apparaat wordt
verbonden met het audiosysteem.
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor informatie
over het verbinden van
Bluetooth
®-apparaten. Als een
persoon wordt geïdentificeerd aan de
hand van een elektronische sleutel,wordt identificatie aan de hand van
een Bluetooth
®-apparaat niet
uitgevoerd.
Bluetooth is een geregistreerd
handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Opgeslagen functies
Wanneer iemand wordt geïdentificeerd
aan de hand van een authenticatie-
apparaat worden de instellingen van de
volgende functies opgehaald:
• Weergave instrumentenpaneel en
informatie
*2audiosysteem*1
Bij identificatie worden de
weergave-instellingen van de
desbetreffende persoon teruggezet
op de instellingen op het moment dat
deze het contact voor het laatst UIT
zette.
• Voertuiginstellingen die kunnen
worden ingesteld met behulp van het
audiosysteem
*1, 2
Bij identificatie worden de
instellingen van de desbetreffende
persoon teruggezet op de instellingen
op het moment dat deze het contact
voor het laatst UIT zette.
*1Indien aanwezig
*2Sommige instellingen worden niet
opgeslagen
Registreren/wissen elektronische
sleutel (auto's zonder
multimediasysteem)
De elektronische sleutel kan via het
multi-informatiedisplay worden
geregistreerd/gewist.
Registreren van een elektronische sleutel
(registreren via het scherm “New Key
Detected” (nieuwe sleutel gesignaleerd))
1. Zorg ervoor dat de elektronische
sleutel die u wilt registreren de enige
elektronische sleutel in de auto is en
zet vervolgens het contact AAN.
3.6 Favoriete instellingen
155
3
Voordat u gaat rijden 
Page 178 of 584

WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 386) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om het hybridesysteem opnieuw
te starten nadat dit ten gevolge van
een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop in.
Wijzigen van de standen van het
contact
De standen kunnen worden gewijzigd
door op de startknop te drukken als het
rempedaal niet wordt ingetrapt. (De
stand verandert iedere keer dat op de
knop wordt gedrukt.)1. UIT
*1
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
*2
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*1Als de selectiehendel niet in stand P
staat of de ontgrendelknop van de
schakelblokkering wordt ingedrukt bij het
uitschakelen van het hybridesysteem,
gaat het contact niet UIT, maar blijft het
AAN staan.
*2Stand ACC kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu voor
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(auto's met multimediasysteem)
(→blz. 452)
4.2 Rijprocedures
176 
Page 211 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Probeer niet de werking van het
systeem te testen, omdat het
systeem dan mogelijk niet goed
werkt, hetgeen kan leiden tot een
ongeval.
• Als aandacht nodig is bij het
uitvoeren van rijhandelingen of er
een systeemstoring optreedt, wordt
er een waarschuwingsmelding of
waarschuwingszoemer geactiveerd.
Volg de instructies die worden
weergegeven als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• Afhankelijk van geluid van buitenaf,
het volume van het audiosysteem,
enz. is de waarschuwingszoemer
mogelijk moeilijk te horen. Tevens is
het, afhankelijk van de
wegomstandigheden, mogelijk
moeilijk om de werking van het
systeem te herkennen.
Wanneer het nodig is om het systeem
uit te schakelen
Schakel in de volgende situaties het
systeem uit.
Als u dat niet doet, kan doordat het
systeem niet goed werkt een ongeval
ontstaan met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Wanneer de auto schuin staat door
een te zware belading of een lekke
band
• Tijdens het rijden met extreem hoge
snelheden
• Bij het slepen van een ander voertuig
• Wanneer de auto wordt vervoerd per
truck, boot, trein, enz.
• Wanneer de auto wordt opgetakeld
en de wielen vrij kunnen draaien
• Bij het controleren van de auto op
een rollenbank, bijvoorbeeld een
vermogensbank of een
snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen op de auto
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wassen in een autowasstraat
• Als een sensor niet goed is uitgelijnd
of vervormd doordat de sensor of het
gebied eromheen is blootgesteld aan
hevige schokken
• Als er tijdelijk accessoires die een
sensor of het licht kunnen hinderen
op de auto zijn geplaatst
• Wanneer er een compact reservewiel
of sneeuwkettingen zijn gemonteerd
of een bandenreparatieset is
gebruikt
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is
• Als er banden in een andere maat
dan door de fabrikant
voorgeschreven zijn gemonteerd
• Als er niet stabiel met de auto kan
worden gereden ten gevolge van een
aanrijding, storing, enz.
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 214
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 223
LDA (Lane Departure Alert)
→Blz. 227
Noodstopsysteem
→Blz. 250
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
*
→Blz. 196
*Indien aanwezig
AHB (Automatic High Beam)
*
→Blz. 194
*Indien aanwezig
PDA (Proactive Driving Assist)
→Blz. 231
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
209
4
Rijden 
Page 253 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Dit systeem controleert de
gesteldheid van de bestuurder aan
de hand van de bediening van het
stuurwiel. Dit systeem kan ook in
werking treden als de bestuurder bij
kennis is maar de auto doelbewust
gedurende langere tijd niet bedient.
Het systeem treedt mogelijk niet in
werking als het niet goed kan
bepalen of de bestuurder actief is,
bijvoorbeeld als deze tegen het
stuurwiel leunt.
Samenvatting van het systeem
De werking van dit systeem is
onderverdeeld in 4 regeltoestanden.
Door middel van de regeltoestand
“waarschuwingsfase 1” en
“waarschuwingsfase 2” bepaalt het
systeem of de bestuurder bij kennis is en
reageert, terwijl een waarschuwing wordt
gegeven en de rijsnelheid wordt
geregeld. Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder niet reageert, worden de
regeltoestand “fase voor afremmen en
tot stilstand brengen” en “blokkeerfase”
geactiveerd en wordt de auto afgeremd
en tot stilstand gebracht. Vervolgens
blijft de “blokkeerfase” geactiveerd.
Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt wanneer aan de
voorwaarden wordt voldaan:
• Wanneer LTA is ingeschakeld
• Wanneer de rijsnelheid ongeveer
50 km/h of hoger is
Voorwaarden voor uitschakeling
In de volgende situaties wordt de
bediening van het systeem geannuleerd:
• Als de LTA-regeling is uitgeschakeld
(door indrukken toets LTA, enz.)
• Als de Dynamic Radar Cruise Control is
uitgeschakeld
• Als de bestuurder bepaalde
handelingen uitvoert (vasthouden
van stuurwiel, bedienen vangaspedaal, parkeerrem,
alarmknipperlichten of
richtingaanwijzer)
• Als de toets rijondersteuning wordt
ingedrukt in de blokkeerfase
• Als het contact vanuit AAN naar UIT is
gezet
• Situaties waarin bepaalde functies of
alle functies van het systeem niet
werken:→blz. 214
LTA-regeling wanneer het systeem
wordt uitgeschakeld
Wanneer het noodstopsysteem wordt
uitgeschakeld, kan de LTA-regeling ook
worden uitgeschakeld.
Waarschuwingsfase 1
Als er geen rijhandelingen worden
gesignaleerd nadat de waarschuwing
voor een losgelaten stuurwiel is
geactiveerd, klinkt er met tussenpozen
een zoemer, wordt er een melding
weergegeven om de bestuurder te
waarschuwen en beoordeelt het systeem
of de bestuurder al dan niet reageert. Als
rijhandelingen, zoals het vastpakken van
het stuurwiel, niet binnen een bepaalde
tijd worden uitgevoerd, gaat het systeem
over naar waarschuwingsfase 2.
Waarschuwingsfase 2
Nadat waarschuwingsfase 2 is
geactiveerd, klinkt er met korte
tussenpozen een zoemer, wordt er een
melding weergegeven om de bestuurder
te waarschuwen en remt de auto
langzaam af. Als rijhandelingen, zoals het
vastpakken van het stuurwiel, niet binnen
een bepaalde tijd worden uitgevoerd,
stelt het systeem vast dat de bestuurder
niet reageert en wordt de fase voor
afremmen en tot stilstand brengen
ingeschakeld.
Het geluid van het audiosysteem wordt
uitgeschakeld tot de bestuurder weer
reageert.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
4
Rijden