audio TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 223 of 554

Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 229)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 225)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
(→Blz. 224)
4. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen en controleer of er niets
meer wordt weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
De weergave van het
instrumentenpaneel dooft nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
(→Blz. 222)
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1Uit
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
“Accessory” (stand ACC) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
“Ignition ON” (contact AAN) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl stand P is geselecteerd, wordt het
contact automatisch UIT gezet. Deze
functie kan het ontladen van de 12V-accu
echter niet helemaal voorkomen. Laat de
auto niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan terwijl het
hybridesysteem niet in werking is.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
→Blz. 64
Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 185
5.2 Rijprocedures
221
5
Rijden 
Page 288 of 554

Wijzigen van instellingen van de Blind
Spot Monitor-functie en de Rear
Crossing Traffic Alert-functie
De Blind Spot Monitor-functie en Rear
Crossing Traffic Alert-functie kunnen
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 169) op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer de systemen zijn uitgeschakeld,
kunnen ze alleen via het scherm
op
het multi-informatiedisplay weer worden
ingeschakeld. (De systemen worden niet
automatisch ingeschakeld, zelfs niet
wanneer het hybridesysteem opnieuw
wordt gestart.)
De zichtbaarheid van de BSM-
indicatoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de Rear Crossing
Traffic Alert-zoemer
De Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
komt mogelijk moeilijk boven harde
geluiden uit, zoals wanneer het volume
van het audiosysteem hoog staat.
Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
De sensorspanning is niet in orde of
water, sneeuw, modder, enz. hopen zich
mogelijk op in de buurt rondom de sensor
in de bumper (→blz. 298). Wanneer het
water, de sneeuw, de modder, enz.
rondom de sensor in de bumper wordt
verwijderd, moet het systeem weer
normaal gaan werken. Ook werkt
mogelijk de sensor niet normaal bij
extreem warm of koud weer.Wanneer “Blind Spot Monitor System
Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
in Blind Spot Monitor-systeem. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
286 
Page 307 of 554

Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
De Toyota Parking Assist-sensor kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 169) van het
multi-informatiedisplay.
Wanneer ON (aan) wordt geselecteerd,
gaat het controlelampje van de Toyota
Parking Assist-sensor branden.
Wanneer OFF (uit) wordt geselecteerd,
wordt de Toyota Parking Assist-sensor
pas weer ingeschakeld wanneer ON (aan)
wordt geselecteerd via het scherm
op
het multi-informatiedisplay. (Het
systeem wordt niet automatisch
ingeschakeld, zelfs niet wanneer het
hybridesysteem opnieuw wordt gestart.)
Display
Wanneer de sensoren een obstakel
signaleren, wordt de bestuurder door
middel van de volgende displays
geïnformeerd over de positie en afstand
tot het obstakel.Multi-informatiedisplay
1Werking binnenste sensor voor
2Werking hoeksensor voor
3Werking zijsensor voor
4Werking zijsensor achter
5Werking hoeksensor achter
6Werking binnenste sensor achter
• Het display van de werking wordt
grijs weergegeven als de sensoren in
werking zijn.
• De displays van de werking van de
zijsensor voor en zijsensor achter
worden niet weergegeven tot de
gebieden aan de zijkant volledig zijn
gescand.
Scherm audiosysteem
Wanneer de Toyota Parking Assist
Monitor wordt weergegeven: Bij
signalering van een obstakel verschijnt er
in de rechter bovenhoek van het scherm
van het audiosysteem een
vereenvoudigde weergave van het beeld.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
305
5
Rijden 
Page 308 of 554

Weergave sensorsignalering, afstand tot obstakel
Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen.
Multi-
informatiedis-
play
*
Scherm audio-
systeem*
Globale afstand tot obstakel
Hoeksensoren voor,
binnenste sensoren
voor en zijsensoren
voorHoeksensoren ach-
ter, binnenste sen-
soren achter en zij-
sensoren achter
(continu)(langzaam knip-
peren)Ver weg
1
100cm-60cm
6
150cm-60cm
(continu)(knipperen)
↕
1
60 cm - 45 cm
2
60 cm - 45 cm
3
100cm-70cm
4
100cm-70cm
5
60cm-45cm
6
60cm-45cm
(continu)(snel knipperen)
1
45 cm - 35 cm
2
45 cm - 35 cm
3
70 cm - 30 cm
4
70cm-30cm
5
45cm-35cm
6
45cm-35cm
(knipperen)(continu)Dichtbij
1
Minder dan 35 cm
2
Minder dan 35 cm
3
Minder dan 30 cm
4
Minder dan 30 cm
5
Minder dan 35 cm
6
Minder dan 35 cm
1Binnenste sensoren voor
2Hoeksensoren voor
3Zijsensoren voor
4Zijsensoren achter
5Hoeksensoren achter
6Binnenste sensoren achter*: De afbeeldingen wijken, afhankelijk van de signaleringsstatus, mogelijk af van de
getoonde afbeeldingen. (→Blz. 305)
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
306 
Page 310 of 554

• Zijsensoren voor/zijsensoren achter:
– Andere schakelstand dan P
geselecteerd
– De rijsnelheid is ongeveer 10 km/h
of lager
– Het stuurwiel wordt ongeveer 90° of
meer gedraaid
• Binnenste sensoren voor:
– Andere schakelstand dan P of R
geselecteerd
– De rijsnelheid is ongeveer 10 km/h
of lager
• Hoeksensoren achter/binnenste
sensoren achter:
Schakelstand R is geselecteerd
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 323
Detectie-informatie sensoren
• Het detectiegebied van de sensoren is
beperkt tot het gebied rond de
bumper van de auto.
• Afhankelijk van de vorm van het
obstakel en andere factoren kan de
detectieafstand korter worden of kan
detectie onmogelijk zijn.
• Mogelijk worden obstakels niet
gesignaleerd als deze zich te dicht bij
de sensor bevinden.
• Tussen het signaleren van een object
en de weergave zit een kleine
vertraging. Zelfs wanneer u met een
lage snelheid rijdt en u een obstakel te
dicht nadert voordat het display en de
zoemer worden geactiveerd, worden
het display en de zoemer mogelijk
helemaal niet geactiveerd.
• Smalle paaltjes of objecten die lager
zijn dan de sensor worden mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze
nadert, zelfs als ze eenmaal zijn
gesignaleerd.• Het kan moeilijk zijn om de
geluidssignalen te horen als de
audio-installatie hard staat of als de
luchtcirculatie van de airconditioning
veel geluid produceert.
Waarschuwingsfunctie obstakel
Wanneer een obstakel zich aan de
zijkant van de auto op het traject van de
auto bevindt terwijl de auto naar voren
of achteren rijdt, informeert deze functie
de bestuurder m.b.v. het display en de
zoemer. (→Blz. 306, blz. 307)
1Obstakel
2Berekend traject auto
Signalering obstakels aan zijkanten
• Obstakels aan de zijkanten worden
tijdens het rijden gesignaleerd door
de zijkanten te scannen met de
zijsensoren. Herkende obstakels
worden gedurende maximaal
ongeveer 2 minuten in het geheugen
opgeslagen.
• Obstakels worden mogelijk niet aan de
zijkanten gesignaleerd tot de scan is
voltooid. Nadat het contact AAN is
gezet, wordt het scannen voltooid
nadat er korte tijd met de auto is
gereden.
• Wanneer een obstakel, zoals een
ander voertuig, een voetganger of een
dier, door de zijsensoren is
gesignaleerd, blijft het systeem het
obstakel mogelijk signaleren, zelfs
nadat het obstakel zich niet meer
binnen het detectiegebied van de
zijsensor bevindt.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
308 
Page 387 of 554

OPMERKING
Reinigingsmiddelen
• Gebruik de volgende
reinigingsmiddelen niet, omdat ze
verkleuring van het interieur of
strepen en beschadigingen van
gelakte oppervlakken kunnen
veroorzaken:
– Behalve de stoelen: Organische
reinigingsmiddelen zoals
wasbenzine en terpentine,
alkalische of zuurhoudende
middelen, textielverf en
bleekmiddel
– Stoelen: Alkalische en
zuurhoudende middelen, zoals
thinner, wasbenzine en alcohol
• Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen
beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van
lederen bekleding
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
beschadiging en vroegtijdige slijtage
van lederen bekleding te voorkomen:
• Verwijder stof en vuil onmiddellijk van
de bekleding.
• Stel de auto niet langdurig bloot aan
direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
• Leg geen vinyl of plastic voorwerpen
of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge
temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
OPMERKING
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet
met water. Water dat in contact komt
met elektrische onderdelen boven of
onder de vloerbedekking, kan schade
aan de verschillende systemen van de
auto veroorzaken, bijvoorbeeld aan het
audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Bij het schoonmaken van de
binnenzijde van de voorruit
Zorg ervoor dat er geen ruitenreiniger
op de lens terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan.
Schoonmaken van de binnenzijde van
de achterruit
• Gebruik geen ruitenreiniger om de
achterruit schoon te maken. Hierdoor
kunnen de verwarmingsdraden en
antenne beschadigd raken. Veeg de
ruit voorzichtig schoon met een doek
en lauw water. Veeg de ruit schoon in
dezelfde richting als de
verwarmingsdraden en antenne.
• Voorkom beschadiging van de
verwarmingsdraden en de antenne.
Bij het schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan de auto beschadigd raken.
• Zet het contact UIT om het
hybridesysteem uit te schakelen
alvorens het rooster van de
ventilatieopening schoon te maken.
• Maak de ventilatieopeningen en filters
niet schoon met water of andere
vloeistoffen.
• Zorg dat er geen water en
verontreinigingen in de
ventilatieopening terechtkomen als
het rooster is verwijderd.
• Ga voorzichtig om met de verwijderde
filters om te voorkomen dat ze
beschadigd raken. Laat een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
7.1 Onderhoud en verzorging
385
7
Onderhoud en verzorging 
Page 443 of 554

Omstandigheden waaronder het ban-
denspanningswaarschuwingssysteem
mogelijk niet juist werkt
→Blz. 401
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende
1 minuut heeft geknipperd
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut
geknipperd heeft wanneer het contact
AAN wordt gezet, laat het systeem dan
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet
hoorbaar door omgevingsgeluiden of
geluid van het audiosysteem.
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje
elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
Als het lampje geel gaat branden, wordt
de stuurbekrachtiging beperkt. Als het
lampje rood gaat branden, werkt de
stuurbekrachtiging niet meer en gaat
het draaien van het stuurwiel zeer
zwaar. Als het stuurwiel zwaarder werkt
dan gebruikelijk, houd het dan stevig
vast en oefen meer kracht uit dan
anders.
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen. Dit kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Zet de auto zo snel mogelijk stil op
een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als, nadat de banden op spanning
zijn gebracht, het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning opnieuw gaat
branden, kan dit erop duiden dat er
een band lek is. Controleer de
banden. Repareer een lekke band
met de bandenreparatieset.
• Vermijd plotselinge
stuurbewegingen en hard remmen.
De banden kunnen beschadigd
raken, waardoor u de controle over
het stuurwiel of de remmen kunt
verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er
plotseling een lek ontstaat
Het kan zijn dat het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet
meteen in werking treedt.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem goed werkt
Monteer geen banden met verschillende
specificaties of van verschillende
merken, anders werkt het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem mogelijk
niet goed.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
441
8
Bij problemen 
Page 466 of 554

Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
Als de 12V-accu verwijderd of
ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de
12V-accu volledig is ontladen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 485)
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Wanneer de 12V-accuklemmen worden
losgenomen, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de 12V-accuklemmen
losneemt contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart. (De 12V-accu laadt
automatisch op wanneer het
hybridesysteem in werking is.)Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
• Wanneer de 12V-accu is ontladen, is
het in sommige gevallen niet mogelijk
om de portieren te ontgrendelen met
het Smart entry-systeem met
startknop. Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet bij de eerste poging nadat de
12V-accu weer is opgeladen, maar
start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
• Direct nadat de 12V-accu weer is
aangesloten, kan de klep van de
laadaansluiting mogelijk niet
ontgrendeld worden of de laadstekker
niet vergrendeld en ontgrendeld
worden. Bedien in dit geval de klep
van de laadaansluiting of de
vergrendeltoets van de laadstekker
nogmaals terwijl u de elektronische
sleutel bij u draagt.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen. Wees
extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
• Als de 12V-accu ontladen raakt terwijl
de selectiehendel in stand P staat, is
het wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten. In dat geval kan de auto alleen
worden gesleept met beide
voorwielen van de grond, aangezien
de voorwielen geblokkeerd zijn.
(→Blz. 432)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
464 
Page 549 of 554

Gebruik van de overige voorzieningen in
het interieur
Accessoireaansluitingen......370
Armsteun...............375
Draadloze lader (indien
aanwezig)...............371
Handgrepen..............376
Kledinghaakjes............375
Make-upspiegels...........370
Overige voorzieningen in het
interieur................370
Zonnekleppen.............370
Gebruik van de sleutel
Afstandsbediening..........184
De sleutels...............184
Gebruik van de mechanische
sleutel.................184
Sleutels.................184
Initialisatie
Te initialiseren onderdelen.....485
Instrumentenpaneel
Rij-informatie...........152Aan navigatiesysteem
gekoppelde weergave........165
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave................166
Instelscherm airconditioning . .166Informatie ondersteunende
systemen................168
Weergave
waarschuwingsmelding.......169
Weergave instellingen......169Display klokinstellingen.....165
Afstellen van positie en
helderheid display..........176
Basishandelingen...........152
Bedieningstoetsen en informatie
op display...............174
Controlelampjes...........141
Energiemonitor............178
Energiemonitor/verbruiksscherm .178
Handelingen met betrekking
tot het instrumentenpaneel. . . .133
Head-up display*...........174
Hoofdscherm.............146
Hulpdisplay..............176
Informatie automatisch
weergegeven.............134Informatie op display.....146 , 150
Instrumentenpaneel.........132
Klok afstellen.............136
Lay-out instrumentenpaneel. . . .132
Multi-informatiedisplay.......150
Op het scherm weergegeven
controlelampjes en symbolen . . .143
Regeling verlichting
instrumentenpaneel.........133
Schakelen tussen de weergave
van de kilometerstand en de
weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik..........147
Systeemonderdelen.........178
Toets HUD (head-up display). . . .175
Verbruiksscherm...........179
Waarschuwingslampjes.......139
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes............139
Wijzigen van de inhoud die wordt
weergegeven op het subscherm . .148
Laden
Aarden (laadkabel Mode 2)......79
Als de laadschemafunctie niet
normaal werkt.............125
Als er een laadgerelateerde melding
wordt weergegeven.........126
Bediening Smart Lid-systeem en
vergrendelsysteem laadstekker . . .87
Bekijken van informatie met
betrekking tot het laden.......100
Bijlage (laadkabel Mode 2)......84
Controleer de laadkabel.......101
Controleer voorafgaand aan
het laden het volgende. . . .101 , 103
Controlelampjes CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
(laadkabel Mode 2)...........80
Controleren en onderhouden
van de laadkabel............84
De namen van alle onderdelen
van de laadkabel............77
Gebruiken van het vergrendelsysteem
van de laadstekker...........90
Gebruik van de
laadschemafunctie..........111
Gebruik van het Smart Lid-
systeem.................88
Geschatte laadtijd...........95
Trefwoordenlijst
547
Trefwoordenlijst