TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 271 of 554

• Verkeersborden inhaalverbod
Begin inhaalverbodEinde inhaalverbod
• Andere verkeersborden
Verboden in te rijden*Stop
Einde verboden
*: Auto's met navigatiesysteem
• Maximaal toegestane snelheid met aanvullend teken
*1
NatAfrit rechts*3
RegenAfrit links*3
IJsTijd
Aanvullend teken
aanwezig*2
*1: Gelijktijdig met snelheidslimiet weergegeven.
*2: Inhoud niet herkend.
*3: Als de richtingaanwijzers bij het wisselen van rijstrook niet worden bediend, wordt het
teken niet weergegeven.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
269
5
Rijden
Page 272 of 554

Waarschuwingsfunctie
In de volgende situaties waarschuwt het
RSA-systeem de bestuurder.
• Wanneer de rijsnelheid de
drempelwaarde voor de
snelheidswaarschuwing van het
weergegeven verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid
overschrijdt, wordt het verkeersbord
duidelijker zichtbaar gemaakt en
klinkt er een zoemer.
• Als het RSA-systeem een
verkeersbord voor verboden in te
rijden herkent en signaleert dat de
bestuurder het inrijverbod negeert op
basis van de kaartinformatie van het
navigatiesysteem, knippert het
verkeersbord voor verboden in te
rijden en klinkt er een zoemer. (Auto's
met navigatiesysteem)
• Als wordt gesignaleerd dat uw auto
een ander voertuig inhaalt terwijl er
een verkeersbord voor een
inhaalverbod wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, gaat het
verkeersbord knipperen en klinkt er
een zoemer.
Afhankelijk van de situatie wordt de
verkeerssituatie (richting en snelheid
van het verkeer en hoeveelheid verkeer)
mogelijk niet goed gesignaleerd en
werkt de waarschuwingsfunctie
mogelijk niet goed.
Instellen
→Blz. 169
Automatisch uitschakelen van
weergave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of
meer verkeersborden automatisch
uitgeschakeld.
• Er wordt over een bepaalde afstand
geen verkeersbord herkend.
• De weg verandert als gevolg van een
afslag naar links of rechts, enz.Omstandigheden waaronder de
functie mogelijk niet goed werkt of
niet goed signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA
niet normaal en worden verkeersborden
mogelijk niet herkend, worden onjuiste
verkeersborden weergegeven, enz. Dit
duidt echter niet op een storing.
• De camera voor is niet goed uitgelijnd
doordat de sensor, enz. is blootgesteld
aan hevige schokken.
• Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz.
op de voorruit in de buurt van de
camera voor.
• Onder barre weersomstandigheden,
bijvoorbeeld bij zware regenval, mist,
sneeuw of zandstormen
• Licht van een tegenligger, de zon, enz.
dringt de camera voor binnen.
• Het verkeersbord is vuil of vervaagd,
staat scheef of is krom.
• Het elektronische verkeersbord heeft
weinig contrast.
• Het verkeersbord gaat helemaal of
gedeeltelijk verscholen achter
boombladeren, een paal, o.i.d.
• Het verkeersbord is alleen korte tijd
zichtbaar voor de camera voor.
• De omgeving (bij afslaan,
rijstrookwisseling, enz.) wordt onjuist
beoordeeld.
• Wanneer een verkeersbord niet van
toepassing is op de rijstrook waar op
dat moment op wordt gereden, maar
dit bord wel direct na een vertakking
van de snelweg staat of bij een
aangrenzende rijstrook net voordat
rijstroken samenkomen.
• Er zitten stickers op de achterzijde van
de voorligger.
• Er wordt een verkeersbord herkend
dat lijkt op een verkeersbord dat
compatibel is met het systeem.
• Mogelijk worden verkeersborden met
de snelheidslimiet voor parallelwegen
gesignaleerd en weergegeven
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
270
Page 273 of 554

(wanneer deze in het zicht van de
camera voor staan) terwijl de auto op
de hoofdweg rijdt.
• Mogelijk worden verkeersborden met
de maximaal toegestane snelheid voor
afslagen van rotondes gesignaleerd
en weergegeven (wanneer deze in het
zicht van de camera voor staan) terwijl
de auto op de rotonde rijdt.
• De voorzijde van de auto staat
omhoog of omlaag door de belading
van de auto.
• De helderheid van het omgevingslicht
is niet voldoende of verandert
plotseling.
• Wanneer een verkeersbord voor
trucks, enz. wordt herkend.
• Er wordt met de auto in een land
gereden waar het verkeer aan de
andere kant rijdt.
• De kaartgegevens van het
navigatiesysteem zijn niet meer
up-to-date.
• Het navigatiesysteem werkt niet.
• De snelheidsinformatie die op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven verschilt mogelijk van
de informatie die wordt weergegeven
op het navigatiesysteem als gevolg
van de gebruikte kaartgegevens van
het navigatiesysteem.
Weergave verkeersbord
snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd
gezet terwijl er een verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid op het
hoofdscherm of het multi-
informatiedisplay werd weergegeven,
wordt datzelfde verkeersbord weer
weergegeven wanneer het contact AAN
wordt gezet.Als “RSA Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in RSA. Ga naar uw
dealer) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 478)
5.5.5 Dynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik
Overzicht van functies
Wanneer de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, accelereert, decelereert en
stopt de auto automatisch
overeenkomstig de veranderingen in
snelheid van de voorligger, zelfs wanneer
het gaspedaal niet wordt ingetrapt. In de
constante-snelheidsregelmodus rijdt de
auto met een constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik op
autowegen en snelwegen.
• Afstandsregelmodus (→blz. 274)
• Constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 277)
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
271
5
Rijden
Page 274 of 554

Systeemonderdelen
1Afstandsschakelaar
2Controlelampjes
3Multi-informatiedisplay
4Ingestelde snelheid
5Cruise control-schakelaar
WAARSCHUWING!
Voordat u de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
gebruikt
• Voor veilig rijden is alleen de
bestuurder verantwoordelijk.
Vertrouw niet alleen op het systeem
en rijd voorzichtig door altijd goed op
de omgeving te letten.
• De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik biedt
ondersteuning bij het rijden om de
bestuurder te ontlasten. Er zijn
echter grenzen aan de geboden
ondersteuning. Lees de hierna
gegeven aanwijzingen aandachtig
door. Vertrouw niet blindelings op dit
systeem en rijd altijd voorzichtig.
– Omstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de
juiste manier signaleert:→blz. 280
– Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt:→blz. 281
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Stel de geschikte snelheid in op basis
van de snelheidslimiet, de
verkeersintensiteit, de wegcondities,
de weersomstandigheden, enz. De
bestuurder moet de ingestelde
snelheid controleren.
• Zelfs als het systeem normaal werkt,
kan de door het systeem
gesignaleerde status van de
voorligger afwijken van de door de
bestuurder waargenomen status.
Daarom moet de bestuurder altijd
alert blijven, het gevaar van elke
situatie inschatten en veilig rijden.
Volledig vertrouwen op het systeem
of aannemen dat het systeem de
veiligheid garandeert tijdens het
rijden kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
• Schakel de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
uit met de toets ON-OFF als deze niet
wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
de ondersteunende systemen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht,
aangezien er grenzen zijn aan de door
het systeem geboden ondersteuning.
Als u dat niet doet, kan dat leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• De bestuurder helpen bij het meten
van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik dient
alleen ter ondersteuning van de
bestuurder bij het bepalen van de
volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger. Het
systeem is niet bedoeld om zorgeloos
of roekeloos rijgedrag te
rechtvaardigen en kan de bestuurder
ook niet helpen tijdens het rijden bij
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
272
Page 275 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
slecht zicht. Het blijft noodzakelijk
dat de bestuurder zelf de omgeving
van de auto goed in de gaten houdt.
• De bestuurder helpen bij het bepalen
van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik bepaalt
of de volgafstand tussen de eigen
auto en een bepaalde voorligger
binnen een vastgelegd bereik ligt.
Het systeem kan geen andere
beoordelingen maken. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat u zelf alert
blijft en inschat of een situatie
mogelijk gevaarlijk is.
• De bestuurder helpen bij het
bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik heeft
geen functies om aanrijdingen met
een voorligger te voorkomen of
vermijden. Daarom dient u wanneer
er gevaar dreigt direct de controle
over de auto te nemen en juist te
handelen om de veiligheid van alle
betrokkenen te garanderen.
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik niet kan worden
gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
niet in de volgende situaties. Als u dat
wel doet, verliest u mogelijk de controle
wat kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Op wegen met voetgangers, fietsers,
enz.
• In druk verkeer
• Op wegen met scherpe bochten
• Op slingerende wegen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile afdalingen of bij
afwisselend sterk dalende en sterk
stijgende wegen Bij het afdalen van
een helling kan de rijsnelheid de
geprogrammeerde snelheid
overschrijden.
• Op invoegstroken van autowegen en
snelwegen
• Als de weersomstandigheden zo
slecht zijn dat ze een juiste
signalering door de sensoren
onmogelijk zouden kunnen maken
(mist, sneeuw, zandstorm, zware
regenval, enz.)
• Als er regen, sneeuw, enz. op de
voorzijde van de radar of de camera
voor zit
• In verkeersomstandigheden waarbij
herhaaldelijk accelereren en
decelereren noodzakelijk is
• Tijdens het slepen in een noodgeval
• Als er vaak een
naderingswaarschuwing hoorbaar is
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
273
5
Rijden
Page 276 of 554

Rijden in de afstandsregelmodus
In deze modus registreert een radar of er binnen ongeveer 100 meter voor u een voertuig
rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te
berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven. De
gewenste tussenafstand kan tevens met de afstandsschakelaar worden ingesteld.
Bij het afdalen van een helling kan de tussenafstand korter worden.
1Voorbeeld van het rijden met een
constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door
de bestuurder is ingesteld.
2Voorbeeld van deceleratie en het
volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer
rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt
gesignaleerd, verlaagt het systeem
automatisch de snelheid van uw auto.
Als de snelheid nog meer moet
worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in (de
remlichten gaan dan branden). Het
systeem regelt de snelheid van de
auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de
voorligger gehandhaafd blijft. Als het
systeem de snelheid niet genoeg kan
verlagen om een veilige afstand tot
de voorligger te creëren, klinkt er een
naderingswaarschuwing.
Wanneer uw voorligger stopt, stopt
uw auto ook (de auto wordt door hetsysteem stilgezet). Als uw voorligger
begint te rijden, wordt het volgen van
de auto hervat wanneer u de hendel
van de cruise control omhoog
beweegt of het gaspedaal intrapt
(bediening om weg te rijden). Als de
bediening om weg te rijden niet
wordt uitgevoerd, zorgt de regeling
van het systeem ervoor dat uw auto
stil blijft staan.
Als u de richtingaanwijzers inschakelt
en bij een rijsnelheid van 80 km/h of
hoger een rijstrook opschuift om in te
halen, zal de auto accelereren zodat een
voertuig op de andere rijstrook sneller
kan worden ingehaald.
Het oordeel van het systeem met
betrekking tot wat een rijstrook voor
inhalen is, is mogelijk alleen gebaseerd
op de positie van het stuurwiel in de
auto (bestuurder links of rechts). Als de
auto rijdt in een regio waar de rijstrook
voor inhalen zich aan de andere kant
bevindt dan waar de auto normaal rijdt,
accelereert de auto mogelijk wanneer
de richtingaanwijzerschakelaar wordt
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
274
Page 277 of 554

bediend in de tegengestelde richting
van de rijstrook voor inhalen (bijv. als
de bestuurder normaal rijdt in een regio
waar de rijstrook voor inhalen zich
rechts bevindt, maar de bestuurder rijdt
nu in een regio waar de rijstrook voor
inhalen zich links bevindt, accelereert
de auto mogelijk als de richtingaan-
wijzer rechts wordt ingeschakeld).3Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die
langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid
totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt
vervolgens weer over op het rijden
met constante snelheid.
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)
1. Druk op de toets ON-OFF om de
cruise control in te schakelen.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Als de toets ON-OFF gedurende ten
minste 1,5 seconden ingedrukt wordt
gehouden, schakelt het systeem over
op de constante-
snelheidsregelmodus. (→Blz. 277)2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (hoger dan ongeveer
30 km/h) en druk de hendel naar
beneden om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
• Wijzigen van de ingestelde snelheid
met de hendel
Bedien, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
1Verhogen van de snelheid
(Behalve wanneer de auto door het
systeem is stilgezet in de
afstandsregelmodus)
2Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Beweeg de hendel kort in
de gewenste richting.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
275
5
Rijden
Page 278 of 554

Ruime afstelling: Houd de hendel omhoog
of omlaag om de snelheid te wijzigen en
laat hem los als de gewenste snelheid is
bereikt.
Als de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, wordt de ingestelde
snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h (0,6 mph)
*1of
1 mph (1,6 km/h)*2telkens als de hendel
wordt bediend
Ruime afstelling: In stappen van 5 km/h
(3,1 mph)
*1of 5 mph (8 km/h)*2zolang
de hendel wordt vastgehouden
In de constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 277) wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h (0,6 mph)
*1of
1 mph (1,6 km/h)*2telkens als de hendel
wordt bediend
Ruime afstelling: Zolang de hendel wordt
vastgehouden, wordt de snelheid
gewijzigd.
*1: Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h”
*2: Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “MPH”
• Wijzigen van de ingestelde snelheid
met het gaspedaal
1. Accelereer met behulp van het
gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid.
2. Druk de hendel omlaag.Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Door de schakelaar in te drukken wordt
de afstand tot de voorligger als volgt
gewijzigd:
1Lang
2Gemiddeld
3Kort
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Selecteer een afstand in de onderstaande
tabel. Houd er rekening mee dat de
aangegeven afstanden overeenkomen met
een rijsnelheid van 80 km/h. De
tussenafstand is afhankelijk van de
rijsnelheid. Wanneer de auto wordt
stilgezet door het systeem, stopt de auto op
een bepaalde tussenafstand, afhankelijk
van de situatie.
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
276
Page 279 of 554

Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet door
het systeem (afstandsregelmodus)
Druk de hendel omhoog als uw voorligger
begint te rijden.
Het volgen van uw voorligger wordt ook
hervat als u het gaspedaal intrapt
wanneer uw voorligger begint te rijden.
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling
1Als u de hendel naar u toe trekt, wordt
de snelheidsregeling uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
uitgeschakeld als het rempedaal
wordt ingetrapt.
(Als de auto is stilgezet door het
systeem, wordt de snelheidsinstelling
niet geannuleerd als het rempedaal
wordt ingetrapt.)
2Als u de hendel omhoog drukt, wordt
de cruise control hervat en wordt de
ingestelde snelheid hervat.
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht
nadert en automatisch decelereren door
middel van de cruise control niet mogelijk
is, zal het scherm gaan knipperen en een
zoemer klinken om de bestuurder te
waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren als een andere bestuurder vóór
u invoegt terwijl u een voorligger volgt.
Trap het rempedaal in om voldoende
afstand tot uw voorligger te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen
gegeven
In de volgende gevallen worden mogelijk
geen waarschuwingen gegeven als de
tussenafstand klein is.
• Als de snelheid van de voorligger
gelijk is aan of hoger is dan de
snelheid van uw eigen auto
• Als de voorligger extreem langzaam
rijdt
• Direct nadat de snelheid van de cruise
control is ingesteld
• Bij het intrappen van het gaspedaal
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus
Wanneer de constante-
snelheidsregelmodus is geselecteerd,
blijft de auto met een ingestelde snelheid
rijden, zonder de tussenafstand te
regelen. Selecteer deze modus alleen
wanneer de afstandsregelmodus niet
goed werkt als gevolg van een vuile radar.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
277
5
Rijden
Page 280 of 554

1. Houd bij uitgeschakelde cruise control
de toets ON-OFF gedurende ten
minste 1,5 seconden ingedrukt.
Direct nadat op de toets ON-OFF is
gedrukt, gaat het controlelampje
Dynamic Radar Cruise Control
branden. Vervolgens gaat het
controlelampje cruise control
branden.
Overschakelen naar de constante-
snelheidsregelmodus is alleen
mogelijk als de hendel wordt bediend
terwijl de cruise control uit staat.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (hoger dan ongeveer
30 km/h) en druk de hendel naar
beneden om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid:
→blz. 275
Uitschakelen en hervatten van de
ingestelde snelheid:→blz. 277Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist
Wanneer deze functie is ingeschakeld en
het systeem in de afstandsregelmodus
(→blz. 274) werkt en een verkeersbord
met een snelheidslimiet wordt
gesignaleerd, wordt de herkende
snelheidslimiet weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snelheid
kan tot de herkende snelheidslimiet
worden verhoogd/verlaagd door de
hendel omhoog om omlaag te drukken.
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid lager is dan de
herkende snelheidslimiet
Druk de hendel omhoog.
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid hoger is dan de
herkende snelheidslimiet
Druk de hendel omlaag.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
278