sensor TOYOTA PROACE 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE, Model: TOYOTA PROACE 2022Pages: 360, PDF Size: 70.82 MB
Page 178 of 360

178
Motor opnieuw starten (START-stand)
De motor wordt automatisch opnieuw gestart zodra de bestuurder de intentie aangeeft verder te willen rijden.Handgeschakelde transmissie: als het koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.Automatische transmissie:– Met de keuzeschakelaar in stand D of M: als het rempedaal wordt losgelaten.
– Met de keuzeschakelaar in stand N en het rempedaal losgelaten: met de keuzeschakelaar in stand D of M.– Met de keuzeschakelaar in stand P en het rempedaal ingetrapt: met de keuzeschakelaar in stand R, N, D of M.– Achteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden
De motor wordt automatisch weer gestart als aan alle voorwaarden voor de werking is voldaan en in de volgende gevallen.– Handgeschakelde transmissie: als de snelheid van de auto hoger wordt dan 25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering).– Automatische transmissie: als de snelheid van de auto hoger wordt dan 3 km/h.In dit geval knippert dit lampje een paar seconden, waarna het uitgaat.
Storingen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:Bij een storing in het systeem gaat dit lampje op het instrumentenpaneel knipperen.Het lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende
Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De auto slaat af in de STOP-stand
Bij deze storing gaan alle lampjes op het instrumentenpaneel branden.Afhankelijk van de uitvoering kan daarnaast ook een waarschuwingsmelding verschijnen met het verzoek om de keuzeschakelaar in stand N te zetten en het rempedaal in te trappen.► Zet het contact UIT en start de motor opnieuw met de sleutel of met de knop “START/STOP”.
WARNI NG
12V-accuAuto's met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-accu.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem ontslaat de bestuurder niet van de plicht om zelf alert te blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:– een minder goede wegligging.
– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger brandstofverbruik.
Page 179 of 360

179
Rijden
6
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
SneeuwkettingenHet systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als
het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
WARNI NG
Als te langzaam wordt gereden, werkt het controlesysteem mogelijk niet optimaal.Als de bandenspanning plotseling lager wordt of bij een klapband treedt het waarschuwingssysteem niet onmiddellijk in werking. Het systeem heeft namelijk enkele minuten nodig om de door de sensoren
gemeten waarden te analyseren.Bij een rijsnelheid lager dan 40 km/h of bij een sportieve rijstijl wordt de waarschuwing mogelijk met enige vertraging geactiveerd.
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.
Page 181 of 360

181
Rijden
6
NOTIC E
RijhulpsystemenHoud zo veel mogelijk beide handen aan het stuur, gebruik altijd de binnen- en buitenspiegels, houd uw voeten in de buurt van de pedalen en onderbreek een lange rit elke twee uur met een pauze.
NOTIC E
ParkeerhulpsystemenDe bestuurder moet voorafgaand aan en tijdens het manoeuvreren altijd de omgeving van de auto in de gaten houden en hierbij de spiegels gebruiken.
WARNI NG
Radar(s)De werking van de radar(s) en de bijbehorende functies kan negatief worden beïnvloed door de opeenhoping van vuil (modder, ijs, enz.) of bepaalde weersomstandigheden (zware regenval, sneeuw, enz.), of als de bumpers beschadigd zijn.Als de voorbumper moet worden gespoten,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Bepaalde laksoorten kunnen de werking van de radar(s) beïnvloeden.
WARNI NG
Rijhulpcamera
Deze camera en bijbehorende functies werken mogelijk minder goed of helemaal niet als het gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, berijpt, met sneeuw bedekt, beschadigd of met een sticker bedekt is.Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware regenval, dichte mist, sneeuw) en verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op een nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht) kunnen de detectie eveneens negatief beïnvloeden.Neem als de voorruit moet worden vervangen contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om de camera opnieuw te laten kalibreren. Anders werken de eraan gekoppelde
rijhulpsystemen mogelijk niet goed.
NOTIC E
Overige camera'sDe op het touchscreen of het instrumentenpaneel weergegeven beelden van de camera('s) kunnen door het reliëf worden vervormd.Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk
zijn.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
WARNI NG
SensorenDe werking van de sensoren en de bijbehorende functies kan worden verstoord door het geluid van bijvoorbeeld luidruchtige voertuigen en machines (bijvoorbeeld vrachtwagens, drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode bladeren op de weg of bij schade aan de bumpers en spiegels.Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lang piepsignaal) aan dat de sensoren mogelijk vuil zijn.Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde van de auto kan de sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem wordt vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect zijn.
Page 182 of 360

182
De sensoren detecteren geen obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, palen, draadhekken) zijn.Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.Bepaalde materialen (stoffen) kunnen geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
NOTIC E
OnderhoudReinig de bumpers, de buitenspiegels en het gezichtsveld van de camera's regelmatig.Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de radar, sensoren en camera's.
WARNI NG
MattenHet gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd kan de werking van de snelheidsbegrenzer of cruise control belemmeren.Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
– Leg nooit twee matten op elkaar.
NOTIC E
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer dan of de snelheidseenheid die door het instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of km/h), overeenkomt met de in dit land geldende eenheid.Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door het instrumentenpaneel gebruikte snelheidseenheid zodat deze overeenkomt met de ter plaatse geldende eenheid.Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Head-up display
Dit systeem projecteert bepaalde informatie op een getint scherm in het directe gezichtsveld van de bestuurder, zodat deze voor het bekijken ervan zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie weergegeven
tijdens de werking
Nadat het systeem is geactiveerd, wordt de volgende informatie gegroepeerd op het head-up display weergegeven:
A.De rijsnelheid.
B.Informatie cruise control/snelheidsbegrenzer.
C.Indien uw auto met deze systemen is uitgerust: informatie over de afstand tussen voertuigen, waarschuwingen van het automatische
noodremsysteem en aanwijzingen van het navigatiesysteem.
D.Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: informatie over de snelheidslimiet.
Page 201 of 360

201
Rijden
6
Driver Attention Warning
Afhankelijk van de uitvoering kan het systeem “Coffee Break Alert” worden gecombineerd met het systeem “Driver Attention Warning”.
Met behulp van een bovenaan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.Dit systeem is vooral geschikt voor snelle wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).Bij het eerste waarschuwingsniveau wordt de bestuurder gewaarschuwd door de melding “Voorzichtig!”, in combinatie met een geluidssignaal.Na drie waarschuwingen van het eerste niveau activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
met de melding “Doorrijden risicovol: las een rustpauze in”, in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden),– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen),– smalle of bochtige weg, enz.
Blind Spot
Monitoring-systeem
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets) in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
Page 202 of 360

202
De waarschuwing wordt gegeven door een permanent brandend waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde:– onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt.
Werking
Sensoren in de voor- en achterbumper bewaken de
dode hoeken.De waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een oranje waarschuwingslampje in de desbetreffende buitenspiegel zodra er een voertuig (auto, vrachtwagen, fiets) wordt gesignaleerd.Aan de volgende voorwaarden moet eerst worden voldaan:– alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken,– de snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h,– u haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil kleiner is dan 10 km/h,– u wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil kleiner is dan 25 km/h,– het verkeer stroomt normaal door,– de inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal waarbij het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek,– u rijdt rechtuit of in een flauwe bocht,– uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan, enz.
In de volgende situaties wordt er geen waarschuwing gegeven:
– als er stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, straatverlichting, verkeersborden, enz.) aanwezig zijn,– als er auto's tegemoetkomen,– bij het rijden over bochtige wegen of in scherpe bochten,– bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, bus, enz.) dat zich zowel in de dode hoek achter als in het
gezichtsveld vóór de bestuurder bevindt,– bij snelle inhaalmanoeuvres,– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Inschakelen/uitschakelen
Met audiosysteem
► Druk op deze toets om het systeem in of uit te schakelen.Het controlelampje brandt als het systeem is ingeschakeld.
Page 203 of 360

203
Rijden
6
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Storing
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:
Bij een storing knippert dit waarschuwingslampje of knipperen deze waarschuwingslampjes.ofHet lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Parkeersensoren
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Parkeersensoren achter
Het systeem treedt in werking zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Deze functie signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezones van de sensoren.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan ongeveer 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
Grafische weergave
Page 204 of 360

204
Ter aanvulling op het geluidssignaal: segmenten op het scherm die geleidelijk naar de auto toe
bewegen (wit: obstakels veraf, geel: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij).Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de voor- of achterzijde van de auto aan.
Uitschakelen/inschakelen
Met de toets
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het lampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit
waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal (kort piepsignaal).Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 205 of 360

205
Rijden
6
VisioPark Light
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De functie kan worden aangevuld met parkeersensoren.Het beeld van de camera wordt weergegeven op het touchscreen.
De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de auto inclusief de buitenspiegels weer.De rode lijn (2) geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer, terwijl de dunne blauwe lijnen een afstand van 1 m (A) en 2 m (B) vanaf de achterbumper weergeven.
WARNI NG
Ze worden weergegeven als strepen "op de weg" en geven niet de positie van de auto ten opzichte van hoge obstakels (bijvoorbeeld andere auto's) weer.Enige vervorming van het beeld is normaal.Het is normaal dat onder aan het scherm een stukje van de kentekenplaat is te zien.
NOTIC E
Het openen van de achterklep of de achterdeuren (afhankelijk van de uitrusting) kan de weergave hinderen.Houd bij het parkeren rekening met de benodigde ruimte voor het openen van de achterdeuren.
WARNI NG
Controleer regelmatig of de lens van de camera schoon is.Reinig de achteruitrijcamera regelmatig met een zachte en droge doek.
Page 206 of 360

206
Top Rear Vision
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld bij draaiende motor geeft dit systeem beelden van de directe omgeving van de auto weer op het touchscreen met behulp van een camera aan de achterzijde van de auto.
Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld, met een beeld van de omgeving zoals die door de camera('s) wordt geregistreerd en een beeld van bovenaf van de auto en zijn directe omgeving.De informatie van de parkeersensoren wordt ook weergegeven op het beeld van bovenaf van de auto.De beelden van de camera('s) kunnen op verschillende manieren worden weergegeven:– Standaardweergave.– 180°-weergave.– Ingezoomde weergave.Standaard is de modus AUTO geactiveerd.In deze modus kiest het systeem de optimale weergave (standaard of ingezoomd).U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst moment de weergave wijzigen.De status van de functie wordt niet opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert tijdens het manoeuvreren bij lage snelheid met de camera aan de achterzijde de omgeving van de auto.Vanaf de bovenkant van uw auto wordt er, in realtime en terwijl de manoeuvre wordt uitgevoerd, een beeld van de directe omgeving gereconstrueerd (weergegeven tussen de haakjes).Deze weergave maakt het recht inparkeren gemakkelijker en biedt de mogelijkheid obstakelst in de omgeving van de auto te zien. Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto langere tijd stilstaat.
Inschakelen
Inschakelen gebeurt automatisch als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld bij een snelheid die lager is dan 10 km/h.