ESP TOYOTA PROACE CITY EV 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE CITY EV, Model: TOYOTA PROACE CITY EV 2022Pages: 352, PDF Size: 75.88 MB
Page 4 of 352
4
Presentatie
Presentatie
Deze illustraties en beschrijvingen zijn bedoeld als richtlijn. De aanwezigheid en locatie van sommige onderdelen is afhankelijk van de versie, het uitrustingsniveau en het land van verkoop.
Instrumenten en bedieningsorganen
1.Ontgrendeling motorkap
2.Zekeringen dashboard
3.Claxon
4.Instrumentenpaneel
5.AlarmInstapverlichtingToets SOSBinnenspiegel of scherm Surround Rear Vision (Proace City)Observatiespiegel (Proace City Verso)Waarschuwingslampje voor veiligheidsgordels en voorpassagiersairbag (Proace City Verso)Bediening zonnescherm panoramadak (Proace City Verso)
6.Touchscreen Bluetooth-audiosysteemTouchscreen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav
7.USB-aansluiting
8.Verwarming/airconditioningOntwasemen en ontdooien voorruitOntwasemen en ontdooien achterruit
9.Elektrisch bedienbare parkeerremToets START/STOP
10.Transmissie (benzine of diesel)Keuzeschakelaar (Electric)
11 .12V-aansluiting
12.230V-accessoireaansluiting
13.Dashboardkastje
14.OpbergvakDashboardkastje
15.Uitschakelen van de voorpassagiersairbag (aan de zijkant van het dashboardkastje, bij geopend portier).
Schakelaars/toetsen aan/op het stuurwiel
1.Lichtschakelaar/bediening richtingaanwijzersToets voor het wijzigen van het beeld van de Surround Rear Vision (Proace City)Toets voor het inschakelen van de spraakherkenning
2.Ruitenwisserschakelaar/bediening ruitensproeier en boordcomputer
3.Bedieningsorganen voor het selecteren van de multimediabron (SRC), het beheren van muziek (LIST) en het beheren van telefoongesprekken (telefoon-symbool)
4.Bediening snelheidsbegrenzer/programmeerbare cruise control/Adaptive
Cruise Control
5.Rolknop voor het selecteren van de weergavemodus van het instrumentenpaneel
Page 8 of 352
8
Milieuvriendelijk rijden
Milieuvriendelijk rijden verwijst naar een aantal dingen die u als automobilist in de dagelijkse praktijk kunt doen om het energieverbruik (brandstof en/of elektriciteit) en de CO2-uitstoot zo laag mogelijk te houden.
Maak optimaal gebruik van de transmissie
Rijd bij auto's met een handgeschakelde transmissie rustig weg en schakel zo snel mogelijk op. Schakel tijdens het accelereren vroegtijdig op.Kies bij een automatische transmissie voor de automatische modus. Trap het gaspedaal niet stevig of plotseling in.De schakeladviesindicator spoort u aan om de meest geschikte versnelling in te schakelen. Wanneer het schakeladvies op het instrumentenpaneel wordt weergegeven, volg dit dan direct op.Bij auto's met een automatische transmissie wordt deze indicator alleen in de handgeschakelde stand weergegeven.
Pas een soepele rijstijl toe
Houd een veilige afstand tot andere auto's aan, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van met het rempedaal en trap het gaspedaal geleidelijk in. Hiermee kunt u het energieverbruik en de CO2-uitstoot verlagen en verkeerslawaai beperken.Rijd zoveel mogelijk in de ECO-rijmodus.Laat bij de automatische transmissie EAT8, met de keuzeschakelaar in stand D, de auto zoveel mogelijk uitrollen door het gaspedaal geleidelijk volledig los te laten om brandstof te besparen.Selecteer de cruise control wanneer het verkeer vlot doorstroomt.
Houd het gebruik van elektrische uitrusting onder controle
Als het passagierscompartiment te warm is, ventileer dit voor het wegrijden dan door de ruiten en de uitstroomopeningen te openen voordat u de airconditioning gaat gebruiken.Sluit bij een snelheid hoger dan 50 km/h de ruiten en laat de uitstroomopeningen geopend.Overweeg het gebruik van uitrusting die kan helpen
de temperatuur in het passagierscompartiment laag te houden (bijv. zonnescherm van het schuifdak of zonneschermen van de portierruiten).Wanneer de airconditioning niet automatisch wordt geregeld, schakel dan de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt.Schakel de ontwasemings- en ontdooifuncties uit als deze niet automatisch worden geregeld.Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Pas het gebruik van de koplampen en/of mistlampen aan de hoeveelheid zicht aan, overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien (behalve in extreem koude omstandigheden: temperatuur lager dan -23°C). De auto warmt sneller op tijdens het rijden.Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparaten (zoals een DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer) op de auto aan om het energieverbruik te beperken.Koppel alle draagbare apparaten los voordat u de auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een overmatig brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de auto. Plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de achterstoelen.Beperk de belading en de luchtweerstand (bijvoorbeeld dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhangwagen) van uw auto. Gebruik bij voorkeur
een dakkoffer.Verwijder dakdragers en een imperiaal na gebruik.Vervang na de winter winterbanden zo snel mogelijk door zomerbanden.
Page 12 of 352
12
3.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph) met instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen- en LCD-tekstdisplay (benzine of diesel)Displayzone bij instrumentenpaneel met matrixdisplay: waarschuwingsmeldingen of melding over de status van functies, boordcomputer, digitale snelheidsmeter (km/h of mph), energiestroom/laadstatus auto (Electric), enz.
4.Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller
(km of mijl)Dagteller (km of mijl) (benzine of diesel)Resterende actieradius/geselecteerde rijmodus (Electric)Weergavezone bij instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay: waarschuwingsmelding of melding over de status van de functies, boordcomputer, enz.
5.Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
6.Controlelampje motoroliepeil
7.Brandstofmeter
Digitaal instrumentenpaneel
Afhankelijk van de weergegeven pagina is het mogelijk dat bepaalde informatie niet of op een andere manier wordt weergegeven.Voorbeeld bij de weergavemodus METERS:
1.Brandstofmeter (benzine of diesel)Laadniveaumeter (Electric)
2.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)Controlelampje READY (Electric)
3.Schakeladviesindicator (pijl en aanbevolen versnelling) (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar en ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar (Electric)Geselecteerde rijmodus (anders dan Normal):– Eco– Power
4.Kilometerteller (km of mijl)
5.Instelling cruise control/snelheidsbegrenzerWeergave van verkeersborden snelheidslimiet
6.Te configureren gedeelte: op dit moment afgespeelde media, rijhulpsystemen, navigatie (afhankelijk van de uitvoering), informatie huidige rit (actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid), koelvloeistoftemperatuur
7.Resterende actieradius (km of mijl)
8.Toerenteller (x 1.000 omw/min) (benzine of diesel)Vermogensmeter (Electric)
9.Laadniveau tractiebatterij (Electric)
Displays
Voor bepaalde functies met een controlelampje voor zowel de ingeschakelde als de uitgeschakelde status is er slechts één vaste locatie.
Permanente informatie
In de standaardweergave geeft het instrumentenpaneel het volgende weer:– op een vaste locatie:• Informatie met betrekking tot de transmissie en de schakeladviesindicator (benzine of diesel).• Informatie met betrekking tot de keuzeschakelaar (Electric).• Brandstofmeter (benzine of diesel).• Actieradius (benzine of diesel).• Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• Laadniveaumeter en actieradiusindicator (Electric).
Page 13 of 352
13
Instrumenten
1
• Vermogensmeter (Electric).• Rijmodus.• Tijdelijk weergegeven statussen of waarschuwingsmeldingen.– op een variabele locatie:• Waarschuwingslampjes.• Digitale snelheidsmeter.• Kilometerteller.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus en actieve functies kan aanvullende informatie worden weergegeven:– Toerenteller (benzine of diesel).– Boordcomputer.– Rijhulpfuncties.– Snelheidsbegrenzer of cruise control.– Op dit moment afgespeelde media.– Navigatie-instructies.– Analoge snelheidsmeter.– Informatie elektromotor (vermogensmeter) in de Power-modus (Electric).– Energiestromen (Electric).
Configureren van het
instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan de weergave van het instrumentenpaneel worden gewijzigd (kleur en/of weergavemodus).
NOTIC E
Taal en eenhedenDeze zijn afhankelijk van de instellingen van het touchscreen.Wanneer u in een land met andere afstands- en snelheidseenheden rijdt, moet de snelheid worden weergegeven in de officiële eenheid van dat land (km/h of mph).
WARNI NG
Voer deze instellingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit wanneer de auto stilstaat.
Selectie van de weergavekleur (benzine of diesel)
Afhankelijk van de uitvoering is de weergavekleur van het instrumentenpaneel afhankelijk van het voor het touchscreen geselecteerde kleurenschema.De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Instellingen van het touchscreen.
Selecteren van de weergavemodus
In elke modus wordt specifieke informatie weergegeven op het instrumentenpaneel.
► Scrol met het scrollwieltje links op het stuurwiel door de verschillende weergavemodi van het instrumentenpaneel.► Druk op het scrollwieltje om de weergegeven modus te bevestigen.Als u het scrollwieltje niet indrukt, wordt de geselecteerde weergavemodus na enige tijd automatisch toegepast.
Weergavemodi
– Meters: standaardweergave van de analoge en digitale snelheidsmeter, de kilometerteller en:• brandstofmeter, koelvloeistoftemperatuurmeter en toerenteller (benzine of diesel).
• laadniveaumeter tractiebatterij en vermogensmeter (Electric).– Navigatie: specifieke weergave met de actuele navigatie-informatie (kaart en aanwijzingen).– Rijden: specifieke weergave met informatie over de actieve rijhulpsystemen.– Minimaal: tweedimensionale weergave met digitale snelheidsmeter, kilometerteller en:
Page 15 of 352
15
Instrumenten
1
Waarschuwingslampje blijft
branden
Wanneer een rood of oranje waarschuwingslampje brandt, geeft dit aan dat er een storing is die nader moet worden onderzocht.
Als een waarschuwingslampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijving van de waarschuwings- en controlelampjes geven aan of u naast het direct uitvoeren van de aanbevolen handelingen ook contact dient op te nemen met een gekwalificeerde deskundige.(1): Breng de auto tot stilstand.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en zet het contact UIT.(2): Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.(3): Ga naar een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Lijst van waarschuwings- en
controlelampjes
Rode lampjes
Systeemstoring (elektrisch)Blijft branden.Er is een storing m.b.t. de elektromotor of de tractiebatterij gesignaleerd.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (Electric)Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet.De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de auto.Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet, in combinatie met een geluidssignaal.De auto kan niet worden gestart wanneer de laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de auto.Neem de laadkabel los en sluit de klep.
STOPBlijft branden, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de weergave van een melding en een geluidssignaal.Er is een ernstige storing in de motor, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of de automatische transmissie of er is een ernstige elektrische storing gesignaleerd.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Motoroliedruk
Blijft branden.Er is een probleem met de motorsmering.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
RemmenBlijft branden.Het remvloeistofniveau is te laag.Voer (1) uit en vul het niveau van de remvloeistof bij met een door de fabrikant aanbevolen remvloeistof. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.
Blijft branden.De elektronische remkrachtverdeling (EBFD) is defect.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
ParkeerremBlijft branden.De parkeerrem is geactiveerd of niet goed gedeactiveerd.
Maximale koelvloeistoftemperatuur (benzine of diesel)
90°CBlijft branden (waarschuwingslampje of led) met de naald in het rode gebied (afhankelijk van de uitvoering).De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.Voer (1) uit en wacht totdat de motor is afgekoeld alvorens, indien nodig, bij te vullen tot het vereiste niveau. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.
Laadtoestand accuBlijft branden.Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen,
multi-V-riem niet correct gespannen of gebroken, enz.).Reinig de accuklemmen en zet ze goed vast. Voer (2) uit als het lampje niet uitgaat nadat de motor is gestart.
StuurbekrachtigingBlijft branden.Er is een storing in de stuurbekrachtiging.Rijd voorzichtig, matig uw snelheid en voer
vervolgens (3) uit.
Page 20 of 352
20
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het instrumentenpaneel.Bepaalde problemen kunt u zelf verhelpen, zoals het vervangen van de batterij van de afstandsbediening.Voer (3) uit bij andere problemen, zoals een storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem.Blijft branden, in combinatie met de weergave van een melding.Er zijn één of meer ernstige storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het instrumentenpaneel en voer vervolgens (3) uit.Blijft branden, in combinatie met de melding “Storing parkeerrem”.De functie automatisch deactiveren van de elektrisch bedienbare parkeerrem is niet
beschikbaar.Voer (2) uit.Onderhoudswaarschuwingslampje blijft branden en onderhoudssleutel knippert en blijft vervolgens branden.Het onderhoudsinterval is overschreden.De auto moet zo snel mogelijk worden onderhouden.Alleen bij dieselmotoren.
MistachterlichtBlijft branden.De verlichting brandt.
Groene lampjes
Stop & StartBlijft branden.Wanneer de auto tot stilstand komt, zet het Stop & Start-systeem de motor in de STOP-stand.Knippert tijdelijk.De STOP-stand is momenteel niet beschikbaar of de START-stand wordt automatisch geactiveerd.Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Auto klaar om weg te rijden (elektrisch)Blijft branden, in combinatie met een geluidssignaal wanneer het lampje gaat branden.De auto is klaar om weg te rijden en de systemen voor thermisch comfort zijn beschikbaar.Het controlelampje dooft wanneer een snelheid van ongeveer 5 km/h wordt bereikt en gaat weer branden wanneer de auto wordt stilgezet.
Het lampje dooft wanneer u de motor uitzet en de auto verlaat.
Hill Assist Descent ControlBlijft branden.De functie is geactiveerd, maar er wordt niet voldaan aan alle voorwaarden voor de regeling (hellingspercentage, te hoge snelheid, ingeschakelde versnelling).Knippert.
De functie begint met regelen.
De auto wordt afgeremd; de remlichten gaan branden tijdens de afdaling.
ECO-modus (benzine of diesel)Blijft branden.De ECO-modus is actief.Bepaalde parameters worden ingesteld om brandstof te besparen.
Automatische ruitenwissersBlijft branden.De automatische stand van de ruitenwissers voor is geactiveerd.
Mistlampen voorBlijft branden.De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
PositielichtBlijft branden.De verlichting brandt.
RichtingaanwijzersRichtingaanwijzers met geluidssignaal.De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Dimlicht
Blijft branden.De verlichting brandt.
Automatic High Beam-systeemBlijft branden.De functie is ingeschakeld via het touchscreen (menu Rijden/Auto).De lichtschakelaar staat in de stand AUTO.Zie het hoofdstuk Verlichting en zichtbaarheid voor meer informatie.
Page 62 of 352
62
Observatiespiegel achterpassagiers
Boven de binnenspiegel bevindt zich een observatiespiegel. Met deze spiegel kunt u de achterpassagiers in de gaten houden en hen tijdens gesprekken aankijken zonder achterom te moeten kijken of de binnenspiegel te hoeven verstellen. De spiegel kan eenvoudig worden weggeklapt om verblinding te voorkomen.
Tweezitsbank voor
Middelste zitplaats
Tafelstand
► Trek, om de rugleuning neer te klappen, aan de lip aan de onderzijde van de stoel.
De rugleuning van de middelste zitplaats van de bank kan worden gekanteld om een werktafel te
creëren, zodat de cabine als mobiel kantoor kan worden gebruikt (bij stilstaande auto).
De auto kan ook zijn uitgerust met een draaibare tafel.► Berg de tafel op en begeleid hem totdat hij vergrendeld wordt om de rugleuning weer in de zitstand te zetten.Zorg erbij het verplaatsen van de rugleuning voor dat de lip niet klem komt te zitten onder de zitting.
Page 73 of 352
73
Ergonomie en comfort
3
Uitklaptafeltjes
► Trek het tafeltje omhoog om het te gebruiken.Om veiligheidsredenen komt het uitklaptafeltje bij overmatige belasting vanzelf los.► Trek het tafeltje omlaag om het op te bergen.
WARNI NG
Leg geen zware of harde voorwerpen op de
uitklaptafeltjes. Deze kunnen bij een noodstop of een aanrijding veranderen in gevaarlijke projectielen.
Zonneschermen voor de
zijruiten
De ruiten van de schuifdeuren zijn voorzien van zonneschermen (afhankelijk van de uitvoering).
► Pak het zonnescherm aan de lip vast om het scherm omhoog of omlaag te bewegen.
NOTIC E
Om te voorkomen dat het zonnescherm beschadigd raakt:– Beweeg het zonnescherm voorzichtig omhoog of omlaag met de lip.– Zorg dat de lip goed is bevestigd voordat u de schuifdeur opent.
Bagagenet voor hoge
belading
Dit net, dat aan de bovenste bevestigingen en de onderste sjorogen of nokken wordt vastgemaakt, maakt het mogelijk de auto tot aan het dak te beladen:– Achter de voorstoelen (eerste zitrij) wanneer de achterstoelen zijn neergeklapt.– Achter de achterstoelen (tweede zitrij).
NOTIC E
Controleer bij het plaatsen van het net of de gespen van de riemen zichtbaar zijn vanuit de bagageruimte; hierdoor is het gemakkelijker de riemen te ontspannen of aan te spannen.
Page 74 of 352
74
WARNI NG
Verwijder de bagageafdekking (afhankelijk van de uitvoering).
Bevestigen achter de eerste zitrij
► Open de kapjes van de bovenste bevestigingen 1.► Rol het bagagenet voor hoge belading uit.► Plaats een van de uiteinden van de metalen stang van het net in de desbetreffende bovenste
bevestiging 1 en doe vervolgens hetzelfde met het andere uiteinde.► Trek de riemen volledig uit.
► Sla beide riemen om stang 3 onder de zitting van de voorstoel (zitrij 1) en bevestig de veerhaak aan de ring van de desbetreffende riem.► Klap de achterstoelen neer.► Span de riemen aan zonder de achterstoelen weer op te klappen.► Controleer of het net goed is bevestigd en gespannen.
Bevestigen achter de tweede zitrij
► Klap de bagageafdekking in of verwijder deze.
► Open de kapjes van de bovenste bevestigingen 2.► Rol het bagagenet voor hoge belading uit.► Plaats een van de uiteinden van de metalen stang van het net in de desbetreffende bovenste bevestiging 2 en doe vervolgens hetzelfde met het andere uiteinde.► Bevestig de haak van beide riemen van het net aan het desbetreffende sjoroog 4 (op de vloer).► Span de riemen aan.► Controleer of het net goed is bevestigd en gespannen.
WARNI NG
Gebruik nooit de ISOfix-ring. Deze is bedoeld voor de bevestiging van de riem van een kinderzitje met bevestiging aan de bovenste gordel (Top Tether).
Page 102 of 352
102
Ruitenwisserschakelaar
NOTIC E
Verwijder sneeuw, ijs of rijp van de voorruit en rondom de ruitenwisserarmen en -bladen voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gebruikt.
WARNI NG
Gebruik de ruitenwissers niet op een droge voorruit. Controleer, voordat u bij extreem koud of warm weer de ruitenwissers inschakelt, of de ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de voorruit.
NOTIC E
Na het wassen in een wasstraat hoort u mogelijk tijdelijk abnormale geluiden en merkt u mogelijk dat de ruitenwissers minder goed werken. U hoeft de ruitenwisserbladen niet te vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers voor
► Beweeg de schakelaar omhoog of omlaag om de ruitenwissers op de gewenste snelheid te zetten.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige regen)
Wissen met intervallen (afhankelijk van de snelheid van de auto)
Uitschakelen
Eén wisslag (kort naar beneden drukken).
ofAutomatische ruitenwissers
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk.
Voorruit en koplampen
sproeien
► Houd de ruitenwisserschakelaar naar u toe getrokken.Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen de ruitenwissers nog één keer.
NOTIC E
De ruitensproeiers zijn in de uiteinden van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid. Dit zorgt voor een beter zicht en een lager verbruik van ruitensproeiervloeistof.