olie TOYOTA PROACE CITY VERSO 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE CITY VERSO, Model: TOYOTA PROACE CITY VERSO 2022Pages: 352, PDF Size: 75.88 MB
Page 9 of 352

9
Milieuvriendelijk rijden
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning, bij koude banden, en houd daarbij de bandenspanning aan zoals vermeld op het label in de deuropening aan bestuurderszijde.Voer deze controle met name uit:– voor een lange rit,– bij de wisseling van de seizoenen,– wanneer de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.Vergeet het reservewiel en, indien van toepassing, de banden van uw aanhangwagen of caravan niet.Laat uw auto regelmatig onderhouden (bijv. motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen). Houd u daarbij aan het onderhoudsschema van de fabrikant.Als bij auto's met een dieselmotor het SCR-systeem defect is, zal uw auto schadelijke stoffen uitstoten. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om de uitstoot van stikstofoxide van uw auto terug te
brengen op het wettelijke niveau.Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3.000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Tips voor het optimaliseren van de actieradius (Electric)
Het elektriciteitsverbruik van de auto is sterk afhankelijk van de route, de rijsnelheid en uw rijstijl.Probeer in de ECO-zone van de vermogensmeter te blijven door soepel te rijden en een constante snelheid aan te houden.Anticipeer op de noodzaak om waar mogelijk snelheid te minderen en op de motor af te remmen met behulp van de functie voor regeneratief remmen; hierdoor beweegt de vermogensmeter naar de “CHARGE”-zone.Gebruik bij voorkeur de airconditioning in plaats van de verwarming om de ruiten te ontwasemen.
Page 12 of 352

12
3.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph) met instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen- en LCD-tekstdisplay (benzine of diesel)Displayzone bij instrumentenpaneel met matrixdisplay: waarschuwingsmeldingen of melding over de status van functies, boordcomputer, digitale snelheidsmeter (km/h of mph), energiestroom/laadstatus auto (Electric), enz.
4.Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller
(km of mijl)Dagteller (km of mijl) (benzine of diesel)Resterende actieradius/geselecteerde rijmodus (Electric)Weergavezone bij instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay: waarschuwingsmelding of melding over de status van de functies, boordcomputer, enz.
5.Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
6.Controlelampje motoroliepeil
7.Brandstofmeter
Digitaal instrumentenpaneel
Afhankelijk van de weergegeven pagina is het mogelijk dat bepaalde informatie niet of op een andere manier wordt weergegeven.Voorbeeld bij de weergavemodus METERS:
1.Brandstofmeter (benzine of diesel)Laadniveaumeter (Electric)
2.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)Controlelampje READY (Electric)
3.Schakeladviesindicator (pijl en aanbevolen versnelling) (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar en ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar (Electric)Geselecteerde rijmodus (anders dan Normal):– Eco– Power
4.Kilometerteller (km of mijl)
5.Instelling cruise control/snelheidsbegrenzerWeergave van verkeersborden snelheidslimiet
6.Te configureren gedeelte: op dit moment afgespeelde media, rijhulpsystemen, navigatie (afhankelijk van de uitvoering), informatie huidige rit (actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid), koelvloeistoftemperatuur
7.Resterende actieradius (km of mijl)
8.Toerenteller (x 1.000 omw/min) (benzine of diesel)Vermogensmeter (Electric)
9.Laadniveau tractiebatterij (Electric)
Displays
Voor bepaalde functies met een controlelampje voor zowel de ingeschakelde als de uitgeschakelde status is er slechts één vaste locatie.
Permanente informatie
In de standaardweergave geeft het instrumentenpaneel het volgende weer:– op een vaste locatie:• Informatie met betrekking tot de transmissie en de schakeladviesindicator (benzine of diesel).• Informatie met betrekking tot de keuzeschakelaar (Electric).• Brandstofmeter (benzine of diesel).• Actieradius (benzine of diesel).• Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• Laadniveaumeter en actieradiusindicator (Electric).
Page 15 of 352

15
Instrumenten
1
Waarschuwingslampje blijft
branden
Wanneer een rood of oranje waarschuwingslampje brandt, geeft dit aan dat er een storing is die nader moet worden onderzocht.
Als een waarschuwingslampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijving van de waarschuwings- en controlelampjes geven aan of u naast het direct uitvoeren van de aanbevolen handelingen ook contact dient op te nemen met een gekwalificeerde deskundige.(1): Breng de auto tot stilstand.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en zet het contact UIT.(2): Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.(3): Ga naar een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Lijst van waarschuwings- en
controlelampjes
Rode lampjes
Systeemstoring (elektrisch)Blijft branden.Er is een storing m.b.t. de elektromotor of de tractiebatterij gesignaleerd.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (Electric)Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet.De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de auto.Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet, in combinatie met een geluidssignaal.De auto kan niet worden gestart wanneer de laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de auto.Neem de laadkabel los en sluit de klep.
STOPBlijft branden, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de weergave van een melding en een geluidssignaal.Er is een ernstige storing in de motor, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of de automatische transmissie of er is een ernstige elektrische storing gesignaleerd.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Motoroliedruk
Blijft branden.Er is een probleem met de motorsmering.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
RemmenBlijft branden.Het remvloeistofniveau is te laag.Voer (1) uit en vul het niveau van de remvloeistof bij met een door de fabrikant aanbevolen remvloeistof. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.
Blijft branden.De elektronische remkrachtverdeling (EBFD) is defect.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
ParkeerremBlijft branden.De parkeerrem is geactiveerd of niet goed gedeactiveerd.
Maximale koelvloeistoftemperatuur (benzine of diesel)
90°CBlijft branden (waarschuwingslampje of led) met de naald in het rode gebied (afhankelijk van de uitvoering).De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.Voer (1) uit en wacht totdat de motor is afgekoeld alvorens, indien nodig, bij te vullen tot het vereiste niveau. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.
Laadtoestand accuBlijft branden.Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen,
multi-V-riem niet correct gespannen of gebroken, enz.).Reinig de accuklemmen en zet ze goed vast. Voer (2) uit als het lampje niet uitgaat nadat de motor is gestart.
StuurbekrachtigingBlijft branden.Er is een storing in de stuurbekrachtiging.Rijd voorzichtig, matig uw snelheid en voer
vervolgens (3) uit.
Page 23 of 352

23
Instrumenten
1
Resetten van de dagtellerInstrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
► Druk, wanneer het contact AAN staat, op de toets totdat er nullen worden weergegeven.
Koelvloeistoftemperatuur
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.– In zone B is de temperatuur te hoog. Het bijbehorende waarschuwingslampje en het waarschuwingslampje STOP gaan rood branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Wacht enkele minuten voordat u de motor uitzet.
WARNI NG
Zet het contact UIT, open voorzichtig de motorkap en controleer het koelvloeistofniveau.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelsysteem beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.Bijvullen van koelvloeistof:► laat de motor ten minste een uur afkoelen;► draai de dop twee slagen los om de druk te laten dalen;► verwijder de dop zodra de druk is gedaald;
► vul bij tot aan het merkteken “MAX”.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
WARNI NG
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).
Controlelampje motoroliepeil
(Afhankelijk van de uitvoering)Bij uitvoeringen met een elektrische meter wordt bij het AAN zetten van het contact gedurende enkele seconden zowel het motoroliepeil als de onderhoudsinformatie op het instrumentenpaneel weergegeven.
NOTIC E
Het afgelezen peil is alleen correct als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor meer dan 30 minuten uitgeschakeld is geweest.
Met digitaal instrumentenpaneelU kunt controleren of het motoroliepeil in orde is door in het menu Rijden/Auto van het touchscreen op de toets Check te drukken.Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
Page 24 of 352

24
Oliepeil correct
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.
Laag oliepeil
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.Als het lage oliepeil wordt bevestigd met behulp van een controle met de peilstok, moet motorolie worden bijgevuld om motorschade te voorkomen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Storing motoroliepeilmeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.
Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Bij een storing in de elektrische oliepeilmeter, wordt het oliepeil niet langer in de gaten gehouden.Als er een storing in het systeem zit, dient u het motoroliepeil handmatig te controleren m.b.v. de peilstok. Deze bevindt zich in de motorruimte.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
De dieselmotoren zijn uitgerust met een systeem dat het SCR-emissieregelsysteem (Selective Catalytic Reduction) en het roetfilter (DPF) combineert voor de nabehandeling van uitlaatgassen. Dit systeem kan niet functioneren zonder AdBlue®-vloeistof.Wanneer het AdBlue®-niveau tot onder het reserveniveau daalt (tussen 2.400 en 0 km), gaat een waarschuwingslampje branden wanneer het
contact AAN wordt gezet en wordt er een schatting van de afstand die kan worden afgelegd voordat het starten van de motor niet meer mogelijk is, weergegeven op het instrumentenpaneel.
WARNI NG
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem er automatisch voor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart. Het is dan niet meer mogelijk om de motor te starten totdat het minimumniveau van AdBlue® is aangevuld.
Handmatig weergeven van de actieradius
Wanneer de actieradius groter is dan 2.400 km, wordt deze niet automatisch weergegeven.Instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen-, LCD-tekst- of matrixdisplay
► Druk op deze toets om de actieradius tijdelijk weer te geven. Met digitaal instrumentenpaneelU kunt de actieradius weergeven door op de toets CHECK in het menu Rijden/Auto van het touchscreen te drukken.
Page 206 of 352

206
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 en die is gemengd met resp. maximaal 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734 en EN16709 en die is gemengd met methylestervetzuren in percentages van resp. maximaal 7%, 10%, 20% en 30%. Als de brandstof B20 of B30 wordt gebruikt, ook al is het slechts incidenteel, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor “zware rijomstandigheden”) worden nageleefd.
Paraffinehoudende dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN15940.
WARNI NG
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie, enz.) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofsysteem).
NOTIC E
Alleen het gebruik van brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 (benzine) of B715000 (diesel) is toegestaan.
Diesel bij lage temperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te houden.Bij temperaturen beneden -15°C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om problemen bij het starten te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen.In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële
benaming, enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 61 liter (benzine) of 50 liter (diesel).Reservehoeveelheid: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
/2
1 1Wanneer het minimumbrandstofniveau is bereikt, wordt u gewaarschuwd door het branden van dit lampje op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.Telkens wanneer u het contact aanzet, gaat het lampje branden, verschijnt de melding en klinkt het geluidssignaal, totdat er voldoende brandstof wordt getankt. Tijdens het rijden worden de melding en het geluidssignaal met toenemende frequentie herhaald naarmate het brandstofniveau daalt tot 0.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over als de brandstof opraakt (diesel).
N
OTIC E
Een kleine pijl naast het waarschuwingslampje geeft aan aan welke kant van de auto de tankdopklep zich bevindt.
Page 228 of 352

228
Motorruimte
De weergegeven motor dient slechts ter illustratie.De locaties van de volgende onderdelen kunnen variëren:– Luchtfilter.– Oliepeilstok.– Motorolievuldop.
Benzinemotor
Dieselmotor
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Luchtfilter
8.Motorolievuldop
9.Oliepeilstok
WARNI NG
DieselbrandstofsysteemDit systeem staat onder zeer hoge druk.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Elektromotor
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir (alleen niveau)
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Elektrisch circuit 400 V
8.Stroomonderbreker voor onderhoud in noodgevallen en onderhoudsmonteurs
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het laadsysteem (elektrisch).
Controleren van de niveaus
Controleer de volgende niveaus regelmatig overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
De vloeistoffen moeten voldoen aan de aanbevelingen van de fabrikant en in overeenstemming zijn met de motor van de auto.
WARNI NG
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de koelventilator kan ieder moment aanslaan (zelfs met het contact UIT).
Page 229 of 352

229
Praktische informatie
7
Afgewerkte producten
WARNI NG
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
ECO
Laat afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool of in de bodem terechtkomen.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Controleer het motoroliepeil pas als de motor ten minste 30 minuten UIT staat en als de auto op een vlakke ondergrond staat. Het oliepeil kan met het contact AAN worden gecontroleerd via de oliepeilmeter op het instrumentenpaneel (bij auto's met een elektrische oliepeilmeter) of met de oliepeilstok.Het is normaal als er tussen twee onderhoudsbeurten (of olieverversingsbeurten) door olie moet worden bijgevuld. Het verdient
aanbeveling het oliepeil om de 5000 km te controleren en zo nodig olie bij te vullen.
WARNI NG
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.► Veeg de peilstok af met een schone, pluisvrije doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A (max) en B (min) ligt.Start de motor niet als het peil:– boven merkteken A ligt: neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.– onder merkteken B ligt: vul onmiddellijk motorolie bij.
WARNI NG
OliesoortControleer alvorens olie bij te vullen of de motorolie te verversen, of de olie geschikt is voor de motor en voldoet aan de aanbevelingen in het bij de auto geleverde (of bij uw TOYOTA-dealer en gekwalificeerde werkplaats beschikbare) onderhoudsschema.Gebruik van niet-aanbevolen olie kan ertoe leiden dat de contractuele garantie in geval van een motorstoring komt te vervallen.
Motorolie bijvullen
De plaats van de olievuldop is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Giet de olie langzaam in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.► Vul indien nodig meer olie bij.
► Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
NOTIC E
Na het bijvullen zal de oliepeilmeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Page 232 of 352

232
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijv. veel stof, veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak worden vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verstopt begint te raken, gaat dit waarschuwingslampje tijdelijk branden, in combinatie met een waarschuwingsmelding.Regenereer zodra de omstandigheden het toelaten het roetfilter door gedurende ongeveer 15 minuten met een snelheid van ten minste 60 km/h en een motortoerental van meer dan 2.500 omw/min te rijden (tot het waarschuwingslampje dooft).Als het rijden met die snelheid niet mogelijk is, laat dan de motor gedurende ongeveer 15 minuten
stationair draaien en rijd vervolgens gedurende 15 minuten met een motortoerental van meer dan 2.500 omw/min.
NOTIC E
Zet de motor niet uit voordat het roetfilter volledig is geregenereerd. Door herhaaldelijk voortijdig afgebroken regeneraties kan de motorolie sterk vervuild raken.Wij raden u af de regeneratie volledig bij stilstaande auto uit te voeren.
NOTIC E
Als het waarschuwingslampje blijft branden, heeft het dieseladditief zijn minimumniveau bereikt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
NOTIC E
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan in uitzonderlijke gevallen bij gasgeven waterdamp uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
NOTIC E
Nieuwe autoDe eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt, kunt u een brandlucht ruiken. Dit is een normaal verschijnsel.
Handgeschakelde transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Keuzeschakelaar
De keuzeschakelaar (Electric) is onderhoudsvrij.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral in stadsverkeer en bij veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten nakijken.Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.
Page 239 of 352

239
Praktische informatie
7
Breng geen schoonmaakproducten (alcohol, desinfectiemiddel) of zeepsop rechtstreeks aan op deze oppervlakken - kans op beschadiging!
Carrosserie
Hoogglanslak
WARNI NG
Gebruik voor het reinigen van de carrosserie geen schurende producten of oplosmiddelen, benzine of olie.Gebruik nooit een schuurspons om hardnekkige vlekken weg te krijgen. Kans op krassen op het lakwerk!Gebruik geen autowas in fel zonlicht of op onderdelen van kunststof of rubber.
NOTIC E
Gebruik een zachte spons en zeepsop of een pH-neutraal product.Veeg de auto af met een schone microvezeldoek.Breng autowas aan op een schone en droge auto.Houd u aan de op het product vermelde gebruiksaanwijzing.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
WARNI NG
Gebruik geen hogedrukreiniger voor het wassen van de auto. De kans bestaat dan dat de stickers beschadigd raken of losraken.
NOTIC E
Gebruik een sterk stromende waterstraal met een temperatuur tussen 25 en 40°C.Beweeg de waterstraal over het te reinigen oppervlak en houd de straal daarbij loodrecht op het oppervlak.Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.