ABS YAMAHA FJR1300AS 2013 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2013, Model line: FJR1300AS, Model: YAMAHA FJR1300AS 2013Pages: 120, PDF Size: 3.7 MB
Page 6 of 120

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde ..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten ..........2-3
WERKING VAN DE
BEDIENINGSELEMENTEN EN
INSTRUMENTEN ...............................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...............3-3
Cruise control .................................3-7
Multifunctionele meter ..................3-10
D-mode (rijmodus) .. ......................3-23
Stuurschakelaars ..........................3-24
YCC-S-systeem ......... ...................3-26
Schakelpedaal ...................... ........3-27
Handschakelhendel ... ...................3-27
Remhendel ...................................3-28
Rempedaal ...................................3-28
ABS .......... ............................ ........3-28
Tractieregeling ..............................3-29
Tankdop ........................................3-31
Brandstof ......................................3-31
Tankbeluchtingsslang/ overloopslang ......... ...................3-32
Uitlaatkatalysatoren ......................3-33
Zadels ...........................................3-33 De hoogte van het
bestuurderszadel verstellen ...... 3-35
Opbergcompartiment .. ................. 3-37
Accessoirebox .............................. 3-37
Aanpassen van de koplamphoogte ....... .................. 3-38
Stand van het stuur . ..................... 3-38
Openen en sluiten van de ventilatieopeningen van de
stroomlijnpanelen .... .................. 3-38
Achteruitkijkspiegels ..................... 3-40
De voor- en achtervering
afstellen .................................... 3-40
Zijstandaard ............ ..................... 3-44
Startspersysteem ......................... 3-45
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ............................... 3-47
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN ... 4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ...................................... 5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ........................ 5-4
Inrijperiode ..................................... 5-4
Parkeren ......................................... 5-5 PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN
................................ 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-2
Periodiek onderhoudsschema voor het
uitstootcontrolesyst eem .............. 6-3
Algemeen smeer- en onderhoudsschema .................... 6-5
Panelen verwijderen en
aanbrengen ................................ 6-9
Controleren van de bougies ......... 6-12
Motorolie en oliefilterpatroon ....... 6-13
Cardanolie ............... .................... 6-15
Koelvloeistof ................................ 6-16
Luchtfilterelement ........................ 6-18
Stationair toerental controleren .... 6-18
De vrije slag van de gasgreep controleren ............................... 6-18
Klepspeling .................................. 6-19
Banden ........................................ 6-19
G i
etwielen .................................... 6-21
YCC-S-koppeling ......................... 6-22
Vrije slag van remhendel controleren ............................... 6-22
Remlichtschakelaars .................... 6-23
Controleren van voor- en achterremblokken ..................... 6-23
De vloeistofniveaus van rem en YCC-S-koppeling controleren ... 6-24
De vloeistof voor rem en
YCC-S-koppeling verversen ..... 6-25
U1MDD0D0.book Page 1 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 18 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in het contactslot en draai
deze dan naar “OFF”. Houd de sleutel hier-
bij ingedrukt.
DAU39460
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlich-
ten, de kentekenverlic hting en de parkeer-
lichten branden. De alarmverlichting en
richtingaanwijzers kunnen worden inge-
schakeld, maar alle andere elektrische sys-
temen zijn uit. De sleutel kan worden
uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU49393
Controle- en waarschuwings-
lampjes
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Controlelampje stopmodus “ ”
3. Waarschuwingslampje YCC-S- systeem “ ”
4. Terugschakelcontrolelampje “ ”
5. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
8. Vrijstandcontrolelampje “ ”
9. Controlelampje grootlicht “ ”
10.ABS-waarschuwingslampje “ ”
11.Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”
12.Waarschuwingslampje elektronisch verstel-
baar veringsysteem “ ”
13.Controlelampje tractieregeling “TCS”
14.Controlelampjes cruise control
GEARN
25
A.TEMP ˚C
Lo
C.TEMP˚C
0:06
TIME TRIP
1234
5
11
6
10
7
13
12
14
9
8
ABS
U1MDD0D0.book Page 3 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 19 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
DAU11030
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11123
Waarschuwingslampje
olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKINGBij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knipperen
bij rijden op een helling of bij plotseling af-
remmen of optrekken, er is dan echter geen
sprake van een storing.
DAU11380
Controlelampjes cruise control
Zie pagina 3-7 voor uitleg over de werking
van deze controlelampjes.
DAU11534
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie pagina 3-22 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU51661
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:●
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
●
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
●
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren. (Zie pagina 3-28 voor ui tleg over de werking
van het ABS-systeem.)WAARSCHUWING
DWA16040
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
ABS
U1MDD0D0.book Page 4 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 20 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.OPMERKINGAls de startknop wordt ingedrukt terwijl de
motor draait gaat het ABS-waarschuwings-
lampje branden, maar dit duidt niet op een
storing.
DAU54260
Controlelampje tractieregeling “TCS”
Dit controlelampje knippert wanneer de
tractieregeling is ingeschakeld en brandt
wanneer de tractieregeling is ingeschakeld.
Het elektrisch circuit voor het lampje kan
worden gecontroleerd door de sleutel naar
“ON” te draaien. Het lampje moet enkele
seconden oplichten en dan uitgaan. Als het lampje niet oplicht wanneer de sleu-
tel naar “ON” wordt gedraaid of blijft bran-
den, vraag dan uw Yamaha dealer om het
elektrisch circuit na te zien.
Als de tractieregeling tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, gaan het controle-
lampje en het waarschuwingslampje motor-
storing branden. (Zie pagina 3-29 voor
uitleg over de werking van de tractierege-
ling.)
Probeer in dat geval om
de tractieregeling
en de lampjes terug te stellen door de pro-
cedures in “Terugstellen” op pagina 3-30 te
volgen.
DAU55391
Waarschuwingslampje elektronisch ver-
stelbaar veringsysteem “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
een storing wordt gedetecteerd in het elek-
tronisch verstelbare veringsysteem.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU55430
Terugschakelcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje knippert wanneer de ver-
snelling te hoog is voor de snelheid van de
machine.
Om schade aan de YCC-S-koppeling te
voorkomen, gaat het terugschakelcontrole-
lampje knipperen als het nodig is om terug
te schakelen. Als dit gebeurt, schakel dan
terug totdat het controlelampje stopt met
knipperen.
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Controlelampje tractieregeling “TCS”
NA.TEM
P
C.TEM
P
TIME T
R
2
1
U1MDD0D0.book Page 5 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 40 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-25
3
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU55370
Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
Als u de motor wilt starten met de startmo-
tor, zet u deze schakelaar op “ ” en drukt
u vervolgens op de “ ”-zijde van de scha-
kelaar terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval, zo-
als wanneer de machine is omgevallen of
als de gaskabel blijft hangen.
DAU42341
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alar mverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU12780
Cruise control-schakelaars
Zie pagina 3-7 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU54230
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de functieweergave en in-
stelmodusweergave van de
multifunctionele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-10
voor meer informatie.
DAU54220
Selectieschakelaar “ / ”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de functieweergave en in-
stelmodusweergave van de
multifunctionele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-10
voor meer informatie.
DAU55461
Stopmodusschakelaar “ ”
Wanneer u op deze schakelaar drukt, wordt
de stopmodus geactiveerd en gaat het con-
trolelampje stopmodus branden.
Wanneer de stopmodus is geactiveerd,
werkt deze samen met het YCC-S-systeem
om automatisch terug te schakelen naar de
1e versnelling, afhankelijk van de snelheid
van de machine.
Als deze functie is geactiveerd en de ver-
snellingsbak in de 2e versnelling of hoger
staat wanneer de bestuurder de machine
stilzet, wordt automatisch teruggeschakeld
naar de 1e versnelling.OPMERKINGWanneer de stopmodus is geactiveerd,
knippert het terugschakelcontrolelampje al-
leen wanneer de bestuurder probeert te
starten in de 2e versnelling of hoger.
U1MDD0D0.book Page 25 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 43 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-28
3
DAU26824
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of het
correcte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op de remhendel
staat.
DAU39540
Rempedaal Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van het voertuig.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem.
Bij het indrukken van het rempedaal worden
achter- en voorrem gelijktijdig bediend, de
achterrem volledig en de voorrem gedeelte-
lijk. Voor maximale remkracht dient u gelijk-
tijdig zowel de remhendel in te knijpen als
het rempedaal in te drukken.
DAU54530
ABS Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pulsatie worden ge-
voeld in de remhendel of het rempedaal. Ga
in dat geval door met remmen en laat het
ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pom-
pend” remmen, dit vermindert de remeffec-
tiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16050
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.●
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
●
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sys-
teem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en gasgreep
15
43
2
4
1
3
2
1. Rempedaal
1
U1MDD0D0.book Page 28 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 44 of 120

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-29
3
OPMERKING●
Het ABS-systeem voert een zelfdia-
gnosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.
●
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sys-
teem actief is. Er is echter speciaal ge-
reedschap vereist, dus neem voor het
uitvoeren van deze test contact op met
uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16830
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) ui t de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken met een
onjuiste werking van het ABS-systeem
en gekoppelde remsysteem tot gevolg.
DAU54270
Tractieregeling De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde op-
pervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grij pt de tractieregeling in
door het motorvermogen te reguleren totdat
de grip is hersteld. Het controlelampje
“TCS” knippert om de bestuurder te laten
weten dat de tractieregeling is ingescha-
keld.OPMERKINGEr zijn mogelijk ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneembaar
wanneer de tractieregeling wordt ingescha-
keld.
WAARSCHUWING
DWA15431
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
U1MDD0D0.book Page 29 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 67 of 120

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
●
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
●
Controlelampje tractieregeling
●
Controlelampjes cruise control
●
Waarschuwingslampje elektro-
nisch verstelbaar veringsysteem
●
Terugschakelcontrolelampje
●
Waarschuwingslampje YCC-S-
systeem
●
Controlelampje stopmodus
●
Controlelampje startblokkering
OPMERKINGAls de stopmodus is geactiveerd terwijl de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, is de st-
opmodus nog steeds geactiveerd en blijft
het controlelampje branden.LET OP
DCA11833
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet gaat branden wanneer de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid, of
wanneer een waarschuwings- of contro-
lelampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
betreffende waarschuwings- of controle-
lampje.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de sleutel op “ON”
wordt gezet en weer uitgaan zodra
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17681
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
gaat branden en weer uitgaat zoals hier-
boven beschreven, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
waarschuwingslampje.2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door te drukken op de “ ”-zijde van de startschake-
laar/noodstopschakelaar, terwijl u de
voor- of achterrem bekrachtigt.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startschakelaar/noodstopschake-
laar los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere start-
poging moet zo kort mogelijk duren om
de accu te sparen. Laat de startmotor
nooit langer dan 10 seconden achter-
een draaien.
LET OP
DCA11042
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
U1MDD0D0.book Page 2 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 95 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-25
6
●
Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Toevoeging van een ander
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een schadelijke chemi-
sche reactie.
●
Let erop dat tijdens het bijvullen
geen water of stof terechtkomt in
het vloeistofreservoir voor rem of
YCC-S-koppeling. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden en vuil de
hydraulisch bediende kleppen van
de ABS eenheid kan verstoppen.
LET OP
DCA17640
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen beschadigen. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.De membranen van de vloeistofreservoirs
voor rem en YCC-S-koppeling verliezen
hun vorm door de onderdruk als het vloei-
stofniveau te ver zakt. Breng de membra-
nen terug in hun oorspronkelijke vorm
voordat u ze terugplaatst.
Naarmate de remblokken afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in hetremsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en
het remsysteem op
lekkage. Een laag YCC-S-koppelingsvloei-
stofniveau kan duiden op lekkage in het
YCC-S-koppelingssysteem. Controleer
daarom het YCC-S-ko ppelingssysteem op
lekkage. Als het vloeistofniveau van rem of
YCC-S-koppeling plotseling sterk daalt,
moet u een controle laten uitvoeren door
een Yamaha-dealer alvorens verder te rij-
den.
DAU40602
De vloeistof voor rem en YCC-S-
koppeling verversen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
en YCC-S-koppelingsvloeistof te verversen
volgens de aangegeven intervalperioden in
het periodieke onderhouds- en smeersche-
ma of in de OPMERKING onder het perio-
dieke onderhouds- en smeerschema. Laat
bovendien de oliekeerri ngen van hoofdrem-
cilinder en YCC-S-koppelingshoofdcilinder,
de remklauwen en de rem- en YCC-S-kop-
pelingsslangen vervangen volgens de hier-
na vermelde intervallen of wanneer ze
lekken of zijn beschadigd.●
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
●
Rem- en YCC-S-koppelingsslangen:
Vervang elke vier jaar.
U1MDD0D0.book Page 25 Monday, February 18, 2013 10:45 AM
Page 102 of 120

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-32
6
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreff ende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen zekeringen met een hogere ampera-
ge dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorkomen.
[DWA15131]
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door- brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
1. Zekering ABS-motor
2. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
3. Zekering brandstofinjectiesysteem
4. Backup-zekering (voor klok en startblokkeer-systeem)
5. Zekering elektronische smoorklep
6. Koplampzekering
7. Reservezekering
8. Zekering YCC-S-motorbesturing
9. Zekering vering
10.Zekering signaleringssysteem
11.Circuitzekering aansluitcontact voor acces- soires
12.Zekering ABS-regeleenheid
13.Zekering ontstekingssysteem
14.Zekering rechter radiatorkoelvin
15.Zekering linker radiatorkoelvin
16.Zekering alarmverlichtingssysteem
17.Zekering kuipruitstelmotor
15
7
11
101213
14
7
17
16
8
1
9
2
3456
7
7
Voorgeschreven zekeringen: Hoofdzekering 1:50.0 A
Hoofdzekering 2:
30.0 A
Koplampzekering: 25.0 A
Remlicht zekering: 1.0 A
Zekering signal eringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem: 20.0 A
Zekering radiatorkoelvin: 10.0 A 2
Backup-zekering:
7.5 A
Circuitzekering alarmverlichtings-
systeem: 7.5 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
15.0 A
Zekering ABS-regeleenheid: 7.5 A
Zekering ABS-motor: 30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïde-
klep:
20.0 A
Zekering vering:
15.0 A
Zekering YCC-S-motorbesturing: 30.0 A
Zekering cruise control: 1.0 A
Circuitzekering aansluitcontact voor
accessoires:
3.0 A
Zekering kuipruitmotor:
20.0 A
Zekering elektronische smoorklep: 7.5 A
U1MDD0D0.book Page 32 Monday, February 18, 2013 10:45 AM