ABS YAMAHA MT-07 2014 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2014, Model line: MT-07, Model: YAMAHA MT-07 2014Pages: 104, PDF Size: 3.19 MB
Page 6 of 104

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE.............. 1-1
BESCHRIJVING ................................ 2-1
Aanzicht linkerzijde ......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
WERKING VAN DE
BEDIENINGSELEMENTEN EN
INSTRUMENTEN .............................. 3-1
Startblokkeersysteem..................... 3-1
Contactslot/stuurslot ...................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ............... 3-3
Multifunctionele meter .................... 3-6
Stuurschakelaars .......................... 3-12
Koppelingshendel......................... 3-14
Schakelpedaal .............................. 3-14
Remhendel ................................... 3-14
Rempedaal ................................... 3-15
ABS (voor modellen met ABS)...... 3-15
Tankdop ....................................... 3-16
Brandstof ...................................... 3-17
Tankbeluchtingsslang en overloopslang............................ 3-18
Uitlaatkatalysator.......................... 3-18
Zadels ........................................... 3-19
Helmborgkabel ............................. 3-20
Opbergcompartiment ................... 3-22
Schokdemperunit afstellen ........... 3-22
Bagageriembevestiging ................ 3-23 Zijstandaard .................................. 3-24
Startspersysteem .......................... 3-24
Gelijkstroom kabelstekker voor
accessoires................................ 3-26
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN ... 4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ....................................... 5-2
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ...................................... 5-3
Parkeren .......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN ................................ 6-1
Boordgereedschapsset................... 6-2
Periodiek onderhoudsschema voor
het uitstootcontrolesysteem ........ 6-3
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema ..................... 6-4
Controleren van de bougies............ 6-8
Motorolie en oliefilterpatroon .......... 6-9
Koelvloeistof.................................. 6-11
Vervangen van het luchtfilterelement en reinigen
van de aftapslang ...................... 6-14 De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................ 6-14
Klepspeling ................................... 6-15
Banden ......................................... 6-15
Gietwielen ..................................... 6-17
Vrije slag van koppelingshendel afstellen ..................................... 6-18
Vrije slag van remhendel
controleren ................................ 6-18
Remlichtschakelaars..................... 6-19
Controleren van voor- en achterremblokken ..................... 6-20
Controleren van remvloeistofniveau .................... 6-20
Remvloeistof verversen ................ 6-22
Spanning aandrijfketting............... 6-22
Aandrijfketting reinigen en smeren ...................................... 6-24
Kabels controleren en smeren...... 6-24
Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel ............... 6-25
Rem- en schakelpedalen controleren en smeren .............. 6-25
Rem- en koppelingshendels controleren en smeren .............. 6-26
Zijstandaard controleren en
smeren ...................................... 6-26
Smeren van de achterwielophanging ................. 6-27
Achterbrugscharnierpunten smeren ...................................... 6-27U1WSD1D0.book Page 1 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 7 of 104

INHOUDSOPGAVE
Voorvork controleren .....................6-27
Stuursysteem controleren .............6-28
Controleren van wiellagers ............6-28
Accu ..............................................6-29
Zekeringen vervangen ...................6-30
Koplampgloeilamp vervangen .......6-32
Achterlicht/remlichtunit .................6-34
Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen ..................................6-34
Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen ..................................6-35
Parkeerlichtgloeilamp vervangen ..................................6-35
Ondersteunen van de motorfiets...6-36
Voorwiel
(voor modellen zonder ABS) ......6-36
Achterwiel
(voor modellen zonder ABS) ......6-38
Problemen oplossen .....................6-40
Storingzoekschema’s ....................6-41
VERZORGING EN STALLING VAN
DE MOTORFIETS ..............................7-1
Matkleur, let op ...............................7-1
Verzorging .......................................7-1
Stalling.............................................7-3
SPECIFICATIES .................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE ..............9-1
Identificatienummers .......................9-1 INDEX
.............................................. 10-1
U1WSD1D0.book Page 2 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 18 of 104

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU59680
(Parkeren)
De alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar alle an-
dere elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA20760
Als u de alarmverlichtin g of de richtin g-
aanwijzers lan gdurig g eb ruikt, kan dit de
accu ontla den.
DAU49395
Controle- en waarschu-
win gslampjes
DAU11031
Controlelampjes
richtin gaanwijzers“” en“”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11061
Vrijstan dcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU59962
Waarschuwin gslampje olie druk “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motoroliedruk laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet weer gaan branden na-
dat het kort is uitgegaan, en dan blijven
branden totdat de motor is gestart.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, vraag dan een Yamaha-dealer om
het elektrische circuit te controleren.
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”
2. Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
3. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
5. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor mo- dellen met ABS)
6. Controlelampje startblokkering “ ”
7. Controlelampje grootlicht “ ”
8. Vrijstandcontrolelampje “ ”
9. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”
1
2
3
4
5
6
7
8
9
ABS
U1WSD1D0.book Page 3 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 20 of 104

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
DAU58530
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
mo dellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje: niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren. (Zie pagina 3-15 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.)
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat zo dra met een snelhei d van 10
km/h (6 mi/h) of ho ger wor dt g ere den, of
als het waarschuwin gslampje tij dens
het rij den gaat bran den of knipperen,
keert het remsysteem teru g naar con-
ventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaan de gevallen zich voor doet, of als het waarschuwin
gslampje helemaal
niet gaat bran den, rij dan extra voorzich-
ti g om te voorkomen dat de remmen in
noo dsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mo gelijk door een Yamaha dealer
controleren.
DAU26878
Controlelampje start blokkerin g“”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden ge controleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld. Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
ABS
U1WSD1D0.book Page 5 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 30 of 104

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
DAU12942
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU60020
ABS (voor mo dellen met ABS)Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uitg erust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte weg en of grin dwe gen, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn d an zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem voor
het uitvoeren van deze test contact op
met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en de rotor van
d e wielsensor niet beschad igd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Rempedaal
1
U1WSD1D0.book Page 15 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 46 of 104

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
LET OP
DCA20790
Als de boven genoem de waarschu-
win gs- of controlelampjes niet gaan
b ran den wanneer d e sleutel naar
“ON” wor dt ged raai d, of als een
waarschuwin gs- of controlelampje
(met uitzon derin g van het waar-
schuwin gslampje olie druk) niet uit-
g aat, zie dan pag ina 3-3 voor een
controle van het circuit van het be-
treffen de waarschuwin gs- of con-
trolelampje.
Nadat het waarschuwin gslampje
olie druk kort is uit geg aan, gaat het
weer bran den tot dat de motor is ge-
start. Als het waarschuwin gslampje
niet gaat bran den, of als het waar-
schuwin gslampje niet uit gaat na dat
d e m
otor is gestart, zie dan pa gina
3-3 voor d e controle van het circuit
van het waarschuwin gslampje olie-
d ruk.Voor modellen met ABS:Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de sleutel op “ON”
wordt gezet en weer uitgaan zodra
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
g aat bran den en weer uit gaat zoals hier-
b oven beschreven, zie dan pa gina 3-3
voor een controle van het circuit van het
waarschuwin gslampje.2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door te drukken op
de “ ”-zijde van de startschake-
laar/noodstopschakelaar.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startschakelaar/noodstopschake-
laar los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere
startpoging moet zo kort mogelijk du-
ren om de accu te sparen. Laat de
startmotor nooit langer dan 10 secon-
den achtereen draaien.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor no g
kou d is, d it verkort de levens duur van d e
motor!
DAU16672
SchakelenDoor de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.OPMERKINGOm de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de
slag bereikt is, waarna het pedaal iets
wordt opgetrokken.1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
1
N
2 3 4 5
6
1
2
U1WSD1D0.book Page 2 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 67 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
remwerking, waar door u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
on geluk als gevol g.
DAU57070
RemlichtschakelaarsVoor mo dellen zon der ABS
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door
het rempedaal en de remhendel, moet op-
lichten nét voordat de remmen aangrijpen.
Stel de remlichtschakelaar achter indien
nodig als volgt af. De remlichtschakelaar
voor dient te worden afgesteld door een
Yamaha dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de rem-
lichtschakelaar vast. Draai de stelmoer in
de richting (a) om het remlicht eerder te la-
ten branden. Draai de stelmoer in de rich-
ting (b) om het remlicht later te laten
branden. Voor mo
dellen met ABS
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door
het rempedaal en de remhendel, moet op-
lichten nét voordat de remmen aangrijpen.
Laat de remlichtschakelaars indien nodig
door een Yamaha dealer afstellen.1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1
2
(b)
(a)
U1WSD1D0.book Page 19 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 69 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
Achterrem
WAARSCHUWING
DWA16011
Onjuist uitgevoer d on derhou d kan resul-
teren in verlies van remvermo gen. Neem
d e vol gen de voorzor gsmaatre gelen in
acht: Bij een te laa g remvloeistofniveau
kan lucht binnen drin gen in het rem-
systeem, waar door de rempresta-
ties afnemen.
Reini g de reservoird op alvorens
d eze te verwij deren. Ge bruik uit-
sluiten d DOT 4 remvloeistof uit een
onaan geb roken verpakkin g.
Gebruik uitsluiten d d e aan bevolen
remvloeistof, an ders kunnen de
ru bberaf dichtin gen beschad igd ra-
ken met lekkag e tot gevolg.
Vul bij
met hetzelf de type remvloei-
stof. Toevoe gin g van een an der
type remvloeistof d an DOT 4 kan re-
sulteren in een scha delijke chemi-
sche reactie.
Pas op en zor g d at tij dens het b ij-
vullen geen water of stof het rem-
vloeistofreservoir binnen drin gen.
Water zal het kookpunt van de rem-
vloeistof aanzienlijk verla gen zo dat
d amp belvormin g kan optred en en
vuil de hy draulisch bed ien de klep-
pen van de ABS eenhei d kan ver-
stoppen.
LET OP
DCA17641
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
on der delen bescha dig en. Vee g g emors-
te remvloeistof stee ds direct af.Naarmate de remblokke n afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem op lekkage. Vraag als het remvloeistofniveau
plotseling sterk is gedaald een Yamaha
dealer om een inspectie alvorens verder te
rijden.
1. Merkstreep minimumniveauAan
bevolen remvloeistof:
DOT 4
1
U1WSD1D0.book Page 21 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 79 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-31
6
MT07A
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en schakel het betreffende elektrische
circuit uit. 2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Ge bruik geen
zekerin gen met een ho gere ampe-
ra ge dan aan bevolen om ernsti ge
scha de aan het elektrische systeem
en mo gelijk bran d te voorkomen.
[DWA15132]
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische
circuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
1. Zekering ontstekingssysteem
2. Zekering signaleringssysteem
3. Koplampzekering
4. Zekering brandstofinjectiesysteem
5. Backup-zekering (voor klok en startblok-keersysteem)
6. Zekering radiatorkoelvin
7. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
8. Zekering ABS-motor
9. Zekering parkeerlichten
10.Circuitzekering
11.Zekering ABS-regeleenheid
12.Reservezekering
7
8
9
10
11
1
2
3
4
5
61212
Voor geschreven zekerin gen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Circuitzekering: 2.0 A
Koplampzekering: 15.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem: 10.0 A
Zekering parkeerlichtcircuit: 7.5 A
Zekering radiatorkoelvin:
10.0 A
Zekering ABS-motor: MT07A 30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïde-
klep: MT07A 20.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem: 10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
MT07A 7.5 A
Backup-zekering: 7.5 A
U1WSD1D0.book Page 31 Monday, January 6, 2014 5:39 PM
Page 84 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-36
6
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-ting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze rechtsom te
draaien.
6. Breng de koplampunit aan.
DAU24351
On dersteunen van de motorfietsDit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de mo-
torfiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
On derhou d aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of,
als geen andere standaard voorhan-
den is, door een krik te plaatsen onder
het frame aan de voorzijde van het
achterwiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwij deren van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen
onder beide zijden van het frame aan de
voorzijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
DAU44792
Voorwiel (voor mo dellen zon der
ABS)
WAARSCHUWING
DWA14841
Wielen van ABS-mod ellen moeten door
een Yamaha- dealer verwij der d en g e-
monteer d wor den.
DAU59931
Om het voorwiel te verwij deren
WAARSCHUWING
DWA10822
Zor g d at de machine veili g wor dt on der-
steun d, zod at deze niet kan omvallen.1. Draai de klembout van de voorwielas
los en draai dan de wielas en de rem-
klauwbouten los.
1. Parkeerlichtgloeilamp
1
U1WSD1D0.book Page 36 Monday, January 6, 2014 5:39 PM