ECO mode YAMAHA TRACER 900 GT 2019 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2019, Model line: TRACER 900 GT, Model: YAMAHA TRACER 900 GT 2019Pages: 118, PDF Size: 9.5 MB
Page 19 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-4
3
DAU66040
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU66030
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU84240
TCS-schakelaar “ / ”
Zie pagina 3-27 voor uitleg over de werking
van de tractieregeling.
DAU66060
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU66010
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU84250
Cruise-controlschakelaars
Zie pagina 3-8 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU84260
Rijmodusschakelaar “MODE”
Zie pagina 3-24 voor uitleg over de rijmo-
dus.
DAU84271
Wielschakelaar “ ”
Gebruik als het hoofdscherm op het display
wordt weergegeven het wiel om de items in
de informatieweergave te schuiven en te-
rug te stellen en om de handvatverwarming
in te stellen.
Wanneer de weergave is gewijzigd naar het
scherm MENU, gebruik dan de wielschake-
laar om naar de instellingsmodulen te navi-
geren en instellingen te wijzigen.
Bedien de wielschakelaar als volgt.
Omhoogdraaien - draai het wiel omhoog
om naar boven te schuiven of een instel-
lingswaarde te verhogen.
Omlaagdraaien - draai het wiel omlaag om
naar beneden te schuiven of een instel-
lingswaarde te verlagen.
Kort indrukken - druk de schakelaar kort
in om te selecteren en te bevestigen.
Lang indrukken - druk de schakelaar een
seconde in om een item op een informatie-
weergave terug te stellen of om het scherm
MENU te openen of af te sluiten.OPMERKINGHet scherm MENU kan worden ge-
opend door het wiel lang ingedrukt te
houden, tenzij het scherm van de
handvatverwarming is geselecteerd of
de brandstofreserve-ritteller (F-TRIP)
wordt weergegeven.
UB1JD1D0.book Page 4 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 25 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-10
3
wordt de eerder ingestelde kruissnelheid
gewist. U kunt de hervattingsfunctie pas
weer gebruiken nadat u een nieuwe kruis-
snelheid hebt ingesteld.Automatische uitschakeling van cruisecontrolDe cruise control voor dit model wordt
elektronisch geregeld en is gekoppeld aan
de andere regelsystemen. De cruise control
wordt onder de volgende omstandigheden
automatisch uitgeschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden.
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractieregeling niet is uit-
geschakeld, werkt de tractieregeling
nog.)
De startschakelaar/noodstopschake-
laar wordt in de stand “ ” gezet.
De motor slaat af.
De zijstandaard wordt omlaag gezet.
Als u rijdt met een ingestelde kruissnelheid
en de cruise control onder de bovenstaan-
de omstandigheden wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje “ ” uit en knip-
pert het controlelampje “SET” gedurende 4
seconden, waarna het uitgaat.
Als u niet rijdt met een ingestelde kruissnel-
heid en de startschakelaar/noodstopscha-
kelaar in de stand “ ” wordt gezet, demotor afslaat of de zijstandaard omlaag
wordt gezet, gaat het controlelampje “ ”
uit (het controlelampje “SET” knippert niet).
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, moet u stoppen en controleren
of de machine in goede staat verkeert.
Voordat u de cruise control opnieuw ge-
bruikt, moet u deze inschakelen met de
aan-uitschakelaar.
OPMERKINGIn bepaalde gevallen kan de cruise control
de ingestelde kruissnelheid mogelijk niet
aanhouden wanneer u heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijdt met de machine.
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt met
de machine, kan de werkelijke rijsnel-
heid lager worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, accele-
reert u met de gasgreep tot de ge-
wenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de
machine, kan de werkelijke rijsnelheid
hoger worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, kunt u
de instelschakelaar niet gebruiken om
de ingestelde kruissnelheid aan te
passen. Als u de rijsnelheid wilt verla-
gen, gebruikt u de remmen. Wanneer
u de remmen gebruikt, wordt de
cruise control uitgeschakeld.
DAU84301
WeergaveDe volgende items kunnen op de weergave
worden gevonden.
Snelheidsmeter
Toerenteller
Brandstofniveaumeter
Informatieweergave
Aanduiding ingeschakelde versnelling
Rijmodusweergave
TCS-weergave
Luchttemperatuurweergave
Scherm handvatverwarming
QS-indicator
Klok
Hold-indicator voor toerenpiek
Eco-controlelampje
Waarschuwingspictogram brandstof-
niveau
Waarschuwingspictogram motorolie
Waarschuwingspictogram koelvloei-
stoftemperatuurOPMERKINGDit model is voorzien van een TFT-LCD
(thin film transistor liquid crystal display)
voor een goede contrastwerking en lees-
baarheid onder uiteenlopende omstandig-
heden. Door de aard van deze technologie
is het normaal dat een klein aantal pixels in-
actief is.
UB1JD1D0.book Page 10 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 26 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-11
3
WAARSCHUWING
DWA18210
Zet de machine stil alvorens instellingen
te wijzigen. Het aanbrengen van wijzi-
gingen tijdens het rijden kan u afleiden
en vergroot het risico op een ongeval.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.OPMERKINGDe weergave kan worden ingesteld op kilo-
meters of mijlen. Gebruik daarvoor de mo-
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental
aan op basis van meting van de draaisnel-
heid van de krukas in omwentelingen per
minuut (tpm). Wanneer de machine wordt
gestart, schiet de toerenteller door het vol-
ledige tpm-bereik en keert vervolgens terug
naar nul.OPMERKINGDe toerenteller biedt een uitschakelbare
hold-indicator voor toerenpiek en de kleu-
ren ervan kunnen worden aangepast.LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 11250 tpm en hoger
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen van “F” (vol) naar “E”
(leeg) naarmate het brandstofniveau verder
daalt.
Als het laatste segment gaat knipperen en
het waarschuwingspictogram brandstofni-
veau oplicht, moet u zo snel mogelijk tan-
ken.OPMERKINGAls alle displaysegmenten van de brand-
stofniveaumeter knipperen, laat dan een
Yamaha dealer de bijbehorende circuits
nazien.Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
Informatieweergave
Dit gedeelte van het hoofdscherm wordt
gebruikt om informatie weer te geven die is
gerelateerd aan het rijden, zoals lucht- en
koelvloeistoftemperaturen, rittellers en sta-
tistieken voor brandstofverbruik. De items
op de informatieweergave kunnen worden
ingedeeld in vier groepen via het scherm
MENU.
1. Toerenteller
2. QS-indicator
3. Snelheidsmeter
4. Indicator piektoerental
5. Klok
6. Brandstofniveaumeter
7. Eco-controlelampje “ECO”
8. Scherm handvatverwarming
9. Luchttemperatuurweergave
10.Aanduiding ingeschakelde versnelling
11.TCS-weergave
12.Rijmodusweergave
13.Informatieweergave
km
TRIP-2TRIP-1
1234.5 1234.5
km
1N
2km/h
1000 r/min
QS
12:
00 EECOF2/1
MODE-
STD
TCS 1
In °C 25
7
10
13
8
9
11
12 1
6
4
2
5
3
UB1JD1D0.book Page 11 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 27 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-12
3
De items op de informatieweergave zijn:
A.TEMP: luchttemperatuur
C.TEMP: koelvloeistoftemperatuur
TRIP-1: ritteller 1
TRIP-2: ritteller 2
F-TRIP: brandstofreserve-ritteller
ODO: kilometerteller
FUEL CON: de hoeveelheid verbruikte
brandstof
FUEL AVG: gemiddeld brandstofverbruik
CRNT FUEL: huidig brandstofverbruikOPMERKINGDe kilometerteller wordt vergrendeld
bij 999999.
TRIP-1 en TRIP-2 worden terugge-
steld nadat 9999.9 is bereikt en gaan
vervolgens door met tellen.
Wanneer het reservepeil in de brand-
stoftank wordt bereikt, wordt automa-
tisch F-TRIP weergegeven en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt
geregistreerd.
Na het tanken en een bepaalde af-
stand te hebben gereden, zal F-TRIP
weer automatisch verdwijnen.
Zie “Unit” op pagina 3-15 voor het wij-
zigen van de eenheden voor brand-
stofverbruik, het instellen van de klok,
wisselen tussen kilometers en mijlen
etc.
De items TRIP-1, TRIP-2, F-TRIP, FUEL
CON en FUEL AVG kunnen individueel
worden teruggesteld.
Items op de informatieweergave terugstel-len1. Gebruik de wielschakelaar om door
de items op de weergave heen te
schuiven tot het item dat u wilt terug-
stellen wordt weergegeven.
2. Druk kort op de wielschakelaar, waar-
na het item voor vijf seconden zal
knipperen. Als beide items terugstel-
baar zijn, zal het bovenste item eerst
knipperen. Schuif omlaag om het on-
derste item te selecteren.
3. Terwijl het item knippert, houdt u de
wielschakelaar gedurende een secon-
de ingedrukt.
Aanduiding ingeschakelde versnelling
Geeft weer welke versnelling is ingescha-
keld. Dit model heeft 6 versnellingen en een
vrijstand. De vrijstand wordt aangegeven
door het vrijstandcontrolelampje “ ” en
door de aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling “ ”.Hold-indicator voor toerenpiek
Deze kleine balk wordt kort weergegeven
op de toerenteller om de meest recente
tpm-piek van de motor weer te geven.
OPMERKINGDe indicator wordt alleen kort weergegeven
als de toerenpiek 7000 tpm of hoger is.QS-indicator
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
wordt het snelschakelsysteem (pagina
3-25) ingeschakeld en gaat deze indicator
branden.OPMERKINGAls een storing wordt gedetecteerd in het
snelschakelsysteem, gaat deze indicator
uit en is het snelschakelsysteem niet be-
schikbaar. Vraag een Yamaha dealer de
machine te controleren.Eco-controlelampje
Dit controlelampje gaat aan wanneer de
machine wordt gebruikt op een milieuvrien-
delijke, energiezuinige manier. Het contro-
lelampje gaat uit als u de machine stopt.OPMERKINGHierna volgen enkele tips om het brand-
stofverbruik te verlagen:
UB1JD1D0.book Page 12 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 35 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-20
3
7. Stel de oranje kleur in voor het begin
van de tpm door de wielschakelaar te
draaien en vervolgens kort in te druk-
ken. Alle tpm boven dit getal tot de
rode zone worden oranje weergege-
ven.OPMERKINGBegin instellingsbereik oranje balk: 5000…
11300 tpm.8. Selecteer het driehoekssymbool om
af te sluiten.“Peak Rev IND Setting”
Met deze module kunt u de hold-indicator
voor de toerenpiek in- of uitschakelen.
1. Selecteer “Peak Rev IND Setting”.
2. Selecteer “IND Mode” en selecteer
vervolgens ON (om de indicator in te
schakelen) of OFF (om de indicator uit
te schakelen).3. Selecteer het driehoekssymbool om
af te sluiten.
“Display Setting”
Met deze module kunt u de items (zoals
TRIP-1, ODO, C. TEMP, enz.) voor informa-
tieweergave op het hoofdscherm groepe-
ren. Er zijn vier weergavegroepen.1000 r/min
12:
00
km/h
Shift Indicator
Tach IND Setting
IND Mode
ON
5000
r/min
8000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
1000 r/min
12:
00
km/h
Shift Indicator
Tach IND Setting
IND Mode
ON
5000
r/min
8000
r/min
Tach IND 1st
Tach IND 2nd
12:
00
Shift Indicator
km/h
Tach IND SettingShift IND SettingPeak Rev IND SettingShift IND Brightness
1. Informatieweergave
Peak Rev IND Setting
IND Mode
ON
Shift Indicator
km/h
GPS
12:
00
km
TRIP-2TRIP-1
1234.5 1234.5
km
1N
2km/h
1000 r/min
QS
12:
00 EECOF2/1
MODE-
STD
TCS 1
In °C 25
1
UB1JD1D0.book Page 20 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 42 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-27
3
DAU84342
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
Het controlelampje “ ” knippert als de
tractieregeling is ingeschakeld. U hoort
mogelijk kleine veranderingen in het motor-
en uitlaatgeluid wanneer de tractieregeling
wordt ingeschakeld.
Het controlelampje “ ” brandt als de trac-
tieregeling is uitgeschakeld.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor1
2
1
2
1. TCS-schakelaar / Ž
1. Controlelampje tractieregeling Ž
2. TCS-weergave
1
km
TRIP-2 TRIP-1
1234.5 1234.5
km
1N2km/h
1000 r/minQS
12:
00 EECOF2/1
MODE-STD
TCS 1
In °C 25
1
2
UB1JD1D0.book Page 27 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 43 of 118
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-28
3
De TCS-weergave geeft de huidige TCS-in-
stelling aan. Er zijn drie instellingen.
TCS “OFF”: Hiermee wordt de tractierege-
ling uitgeschakeld.
TCS “1”: Hiermee wordt de ondersteuning
van de tractieregeling geminimaliseerd.
TCS “2”: Hiermee wordt de ondersteuning
van de tractieregeling gemaximaliseerd en
wordt de wielslip het meest geregeld.OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld,
wordt de tractieregeling ingeschakeld
en ingesteld op “1” of “2” (welke het
laatst was geselecteerd).
Als de machine vast is komen te zitten
in modder, zand of een ander zacht
oppervlak, schakel dan de tractiere-
geling uit om het vrijmaken van het
achterwiel te vergemakkelijken.LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 6-17.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
Tractieregeling instellen
WAARSCHUWING
DWA15441
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen aanbrengt in de instellingen
van de tractieregeling. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.De TCS-instellingen kunnen alleen worden
gewijzigd wanneer de machine stilstaat
met de gasgreep gesloten.
Druk op de TCS-schakelaar “ ” om
de TCS-instelling te wijzigen naar TCS
“1” en druk op de TCS-
schakelaar “ ” om de TCS-instelling
te wijzigen naar TCS “2”.
Houd de TCS-schakelaar “ ” twee
seconden ingedrukt om de tractiere-
geling uit te schakelen.
Druk op de TCS-schakelaar “ ” om
de tractieregeling weer in te schakelen
(TCS keert terug naar de eerdere in-
stelling).
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt automatisch uitge-
schakeld wanneer:
het voor- of achterwiel van de grond
komt tijdens het rijden.tijdens het rijden overmatige wielslip
van het achterwiel wordt gedetec-
teerd.
een van de wielen wordt rondgedraaid
terwijl het contactslot wordt ingescha-
keld (zoals bij het uitvoeren van onder-
houd).
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje “ ” als het
waarschuwingslampje “ ” branden.
Probeer als dit gebeurt het systeem als
volgt terug te stellen.
1. Stop de machine en schakel het con-
tactslot uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel
het contactslot dan weer in.
1. Controlelampje tractieregeling “ ”
2. TCS-weergave
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
km
TRIP-2 TRIP-1
1234.5 1234.5
km
1N2km/h
1000 r/minQS
12:
00 EECOF2/1
MODE-STD
TCS 1
In °C 25
3
1
2
UB1JD1D0.book Page 28 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 64 of 118
Gebruik en belangrijke rij-informatie
5-2
5
Het vrijstandcontrolelampje dient te
branden wanneer de versnellingsbak
in de vrijstand staat.LET OP
DCA24110
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine te controleren.3. Zet de versnellingsbak in de vrijstand.
4. Druk op de startknop “ ” om via de
startmotor de motor te starten.
Laat de startknop los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de
knop drukt om de accuspanning weer
te laten opbouwen.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
DAU84370
SchakelenDoor de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.OPMERKINGOm de versnellingsbak in de vrijstand
( ) te schakelen, drukt u het schakel-
pedaal enkele malen in totdat het ein-
de van de slag is bereikt, en trekt u het
vervolgens iets omhoog.
Dit model is uitgerust met een snel-
schakelsysteem. (Zie pagina 3-25.)
LET OP
DCA23990
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnel-
lingsbak in de vrijstand, en sleep de
motorfiets niet over lange afstan-
den. De versnellingsbak wordt al-
leen afdoende gesmeerd terwijl de
motor draait. Door onvoldoende
smering kan de versnellingsbak
worden beschadigd.
Gebruik behalve bij opschakelen
met het snelschakelsysteem altijd
de koppeling om de versnellings-
bak te schakelen om schade aan de
motor, de versnellingsb
ak en de
aandrijflijn te voorkomen. Deze on-
derdelen zijn door hun constructie
niet bestand tegen de schokken die
optreden bij belast schakelen.
DAU85370
Wegrijden en optrekken
1. Trek de koppelingshendel in om de
koppeling te ontkoppelen.
2. Schakel de versnellingsbak in de eer-
ste versnelling. Het vrijstandcontrole-
lampje moet uitgaan.
3. Draai geleidelijk de gasgreep open en
laat tegelijkertijd langzaam de koppe-
lingshendel los.
1. Schakelstanden
2. Schakelpedaal
2
1
1 N2 3 4
5
6
UB1JD1D0.book Page 2 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 77 of 118
Periodiek onderhoud en afstelling
6-11
6
DAU36112
FilterbusDit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsinrichting
van de filterbus op verstopping en rei-
nig deze indien nodig.
DAU1990G
MotorolieHet motorolieniveau moet regelmatig wor-
den gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke onder-
houdsschema.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Wacht na het opwarmen van de motor
e en p a ar m i n u t en o m d e o l i e to t r u st t e
laten komen voor een correcte afle-
zing.
2. Zet de machine op een horizontale
ondergrond en houd deze rechtop
voor een correcte aflezing.
3. Controleer het olieniveau via het kijk-
glas rechts onder in het carter.
1. Filterbus
2. Tankbeluchtingssysteem
1
2
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Olieverversing:
2.40 L (2.54 US qt, 2.11 Imp.qt)
Met verwijderen van oliefilterele-
ment:
2.70 L (2.85 US qt, 2.38 Imp.qt)
1. Olievuldop
2. O-ring
3. Kijkglas olieniveau
4. Merkstreep maximumniveau
5. Merkstreep minimumniveau
21
3
45
UB1JD1D0.book Page 11 Friday, October 5, 2018 2:13 PM
Page 83 of 118
Periodiek onderhoud en afstelling
6-17
6
DAU64412
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagag
e en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen. Bandenspanning bij koude banden:
1 persoon:
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
2 personen:
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
Maximale belasting:
Vo er t ui g :
179 kg (395 lb)
De maximale belasting van het
voertuig is het gecombineerde ge-
wicht van de bestuurder, de passa-
gier, de bagage en eventuele
accessoires.1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
UB1JD1D0.book Page 17 Friday, October 5, 2018 2:13 PM