ESP YAMAHA XJ6F 2012 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2012, Model line: XJ6F, Model: YAMAHA XJ6F 2012Pages: 104, PDF Size: 2.79 MB
Page 33 of 104
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-18
3
DAU46752
Helmbevesti gin gDe helmbevestiging bevindt zich onder het
zadel. De boordgereedschapsset bevat
een helmborgkabel waarmee een helm aan
de helmbevestiging kan worden bevestigd.
Om een helm aan de helm bevesti gin g te
b evesti gen
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-17.)
2. Haal zoals afgebeeld de helmborgka- bel door de gesp aan de helmriem en
haak dan de kabellussen over de
helmbevestiging. 3. Plaats de helm aan de rechterzijde van
de machine, en breng het zadel aan.
WAARSCHUWING! Ga nooit rij den
met een helm vast gemaakt aan d e
helm bevesti gin g, aan gezien de
helm o bjecten kan raken met mo-
g elijk verlies van de controle over
d e machine en een on geval tot ge-
vol g.
[DWA10162]
Om een helm los te maken van de helm-
b evesti gin g
Verwijder het zadel, haal de helmborgkabel
los van de helmbevestiging en de helm, en
breng het zadel weer aan.
DAU14454
Op ber gcompartimentHet opbergcompartiment bevindt zich on-
der het zadel. (Zie pagina 3-17.)
Als de Gebruikershandleiding of andere do-
cumentatie in het opbergcompartiment
wordt opgeborgen, doe ze dan in een plas-
tic zak om nat worden te voorkomen. Zorg
bij het wassen van de machine dat geen
water het opbergcompartiment kan bin-
nendringen.
WAARSCHUWING
DWA10962
Overschrij d het maximumlaa dge-
wicht van 3 k g (7 l b) van het op ber g-
compartiment niet.
1. Helmbevestiging
2. Boordgereedschapsset
3. Helmborgkabel
2
3
1
1. Helm
2. Helmborgkabel
3. Helmbevestiging
123
1. Opbergcompartiment
1
U1CWD4D0.book Page 18 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM
Page 39 of 104
VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
Achterrem• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge- schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage. 6-25, 6-26
Koppelin g • Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.
6-23
Gas greep • Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren. 6-19, 6-30
Be dienin gska bels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig. 6-29
Aan drijfkettin g • Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel indien nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer indien nodig.
6-27, 6-29
Wielen en ban den • Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
6-20, 6-22
Rem- en schakelpe dalen • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten. 6-30
Rem- en koppelin gshen dels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.
6-31
ITEM CONTROLES PAGINA
U1CWD4D0.book Page 2 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM
Page 45 of 104
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17245
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en effi-
ciënt mogelijke conditie blijft. De eige-
naar/bestuurder van de machine is
verplicht de optimale veiligheid te waarbor-
gen. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn on-
der normale rijcondities. Het is echter mo-
gelijk dat de intervalperioden voor
onderhoud moeten worden verkort afhan-
kelijk van het weer, het terrein, de geografi-
sche locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
hou d aan de machine ver groot het risico
op letsel of overlij den tij dens het uitvoe-
ren van on derhou d of het rij den met d e
machine. Als u niet b ekend b ent met
voertui gon derhou d, laat het on derhou d
d an uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van on derhou d d e
motor af tenzij an ders aan geg even.
Een draaien de motor heeft bewe-
g en de delen die lichaams delen of
kle din g kunnen grijpen en elektri-
sche on der delen die schokken of
b ran d kunnen veroorzaken.
Het laten d raaien van de motor tij-
d ens het uitvoeren van ond erhoud
kan lei den tot oo gletsel, bran dwon-
d en, bran d of koolmonoxi dever gif-
ti g in g, mo gelijk met de dood tot
g evol g. Zie pa gina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxi de.
WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voering en kunnen tij dens het g eb ruik
zeer heet wor den. Laat on der delen van
het remsysteem afkoelen alvorens d eze
aan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.
U1CWD4D0.book Page 1 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM
Page 58 of 104
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppelin g te
voorkomen ( de motorolie smeert
immers ook d e koppeling) mo gen
g een chemische a dditieven worden
toe gevoe gd. Ge bruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een ho gere kwaliteit dan
g especificeer d. Ge bruik ook g een
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of ho gere aan dui din g.
Zor g d at er geen verontreini gin gen
in het carter terecht komen.10. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10402
Zet de motor direct af als het waarschu-
win gslampje olieniveau knippert of blijft
b ran den en laat het voertui g controleren
d oor een Yamaha d ealer, zelfs als het
olieniveau in or de is.11. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU20071
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU50543
Controleren van het koelvloeistofniveau 1. Zet de machine op de middenbok.
2. Verwijder stroomlijnpaneel A. (Zie pa- gina 6-8.)OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.3. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
U1CWD4D0.book Page 14 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM
Page 61 of 104
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
11. Monteer het koelvloeistofreservoir enhet deksel door ze in de oorspronkelij-
ke stand te plaatsen en breng dan de
bouten aan.
12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof
in de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de radiatorvuldop weer aan.
14. Breng de dop van het koelvloeistofre- servoir aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi- nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koel- vloeistof bij tot het niveau boven in de
radiator staat en breng dan de radia-
torvuldop aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Leid de ontluchtingsslang van het koelvloeistofreservoir door de geleider
zoals getoond.
19. Start de motor en controleer dan of er- gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
20. Breng de stroomlijnpanelen aan.
DAU32888
Het luchtfilterelement vervan genHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-17.)
2. Verwijder de panelen B en C. (Zie pa-
gina 6-8.)
3. Verwijder de tankbevestigingsbouten
en haal dan de brandstoftank weg van
het luchtfilterhuis.
4. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen. LET OP:
Let er b ij het verwij deren van het
d eksel van het luchtfilterhuis op d at
g een vreem de materialen in het
luchtinlaatspruitstuk terechtko-
men.
[DCA12882]
Men gverhou din g antivries/water:
1:1
Aan bevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelhei d koelvloeistof:
Radiator (inclusief alle leidingen): 2.00 L (2.11 US qt, 1.76 Imp.qt)
Koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau): 0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1. Ontluchtingsslang koelvloeistofreservoir
2. Geleider
2
1
1. Tankbevestigingsbout
1
U1CWD4D0.book Page 17 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM
Page 72 of 104
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-28
6
DAU53951
Om de spannin g van de aan drijfkettin g
af te stellen
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
de spanning van de aandrijfketting afstelt. 1. Haal de motorfiets van de middenbok
en klap de zijstandaard omlaag.
2. Draai de borgmoer aan beide kanten van de achterbrug los en draai daarna
de asmoer los.
3. Zet de motorfiets op de middenbok.
4. Draai de stelmoer op beide uiteinden van de achterbrug in de richting (a) om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stel-
moer op beide uiteinden van de ach-
terbrug in de richting (b) te draaien en
dan het achterwiel naar voren te druk-
ken. LET OP: Een onjuiste ket-
tin gspannin g leid t tot over belastin g
van de motor en an dere essentiële
on der delen van d e machine en kan
resulteren in overslaan of breken
van de kettin g. Hou d om dit te voor-
komen de kettin gspannin g b innen
d e gespecificeer de waar den.
[DCA10572]
OPMERKINGGebruik de uitlijnmerktekens op de aan-
drijfkettingspanners om beide kettingspan-
ners in dezelfde stand te zetten, zodat het
wiel goed is uitgelijnd.
5. Haal de motorfiets van de middenbok
en klap de zijstandaard omlaag.
6. Draai de wielasmoer vast en zet daar- na de borgmoeren vast met de voor-
geschreven aanhaalmomenten.
7. Zorg ervoor dat de kettingspanners in dezelfde stand staan, dat de spanning
van de aandrijfketting correct is en dat
de aandrijfketting soepel beweegt.
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
3
1
2
(a)(b)
1. Kettingspanner
2. UitlijnmerktekensAanhaalmomenten:Wielasmoer:90 Nm (9.0 m·kgf, 65 ft·lbf)
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 12 ft·lbf)
1
2
U1CWD4D0.book Page 28 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM
Page 93 of 104
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-3
7
Na reinigin g
1. Droog de motorfiets met een zeemle- ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen
en smeer hem om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaatsy-
stemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
4. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel schoonmaakmiddel om nog achter-
gebleven vuil te verwijderen.
6. Werk kleine lakbeschadigingen door steenslag e.d. bij.
7. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
8. Laat de motorfiets volledig drogen al- vorens deze te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA11132
Verontreini gin g van d e remmen of ban-
d en kan lei den tot verlies van de controle
over de machine.
Controleer of er geen olie of was op
d e remmen of ban den zit.
Reini g d e remschijven en remvoe-
rin gen in dien no dig met een norma-
le remschijfreini ger of aceton en
spoel de ban den schoon met lauw
water en een mil d reini gin gsmi ddel.
Test de remwerkin g en het wegge-
d ra g van d e machine in b ochten
voor dat u met ho ge snelhe den gaat
rij den.LET OP
DCA10801
Bren g een g eringe hoeveelhei d
oliespray en was aan en verwij der
overtolli ge hoeveelhe den.
Bren g oliespray of was nooit aan op
ru bber of kunststof d elen, behan del
d eze met een daartoe bestem d ver-
zor gin gsmi ddel.
Vermij d het geb ruik van schuren de
poetsmi ddelen, deze tasten d e lak
aan.
OPMERKING Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
U1CWD4D0.book Page 3 Thursday, July 31, 2014 9:56 AM