cruise control YAMAHA XT1200ZE 2019 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2019, Model line: XT1200ZE, Model: YAMAHA XT1200ZE 2019Pages: 120, PDF Size: 3.83 MB
Page 5 of 120

Inhoudsopgave
Veilig heidsinformatie ........................1-1
Beschrijvin g.......................................2-1
Aanzicht linkerzijde..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten .........2-3
Functies van instrumenten en
b ed ienin gselementen .......................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot.......................3-2
Controlelampjes en waarschuwingslampjes................3-3
Cruise control ..................................3-6
Multifunctionele meter.....................3-9
D-mode (rijmodus) ........................3-21
Stuurschakelaars...........................3-22
Koppelingshendel .........................3-23
Schakelpedaal...............................3-24
Remhendel ....................................3-24
Rempedaal ....................................3-25
ABS ...............................................3-26
Tractieregeling...............................3-27
Tankdop ........................................3-28
Brandstof.......................................3-29
Overloopslang brandstoftank........3-30
Uitlaatkatalysator ..........................3-31
Bestuurderszadel ..........................3-31
De hoogte van het
bestuurderszadel afstellen .........3-32
Kuipruit ..........................................3-34
Vering voor en achter afstellen......3-35
Bagagedragers ..............................3-39
Bagagebandhouders.....................3-40
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires .......... .....................3-40
Zijstandaard ..................................3-41
Startblokkeringssysteem...............3-42
Voor uw veili ghei d – controles voor
het rij den ............................................4-1
Ge bruik en belan grijke
rij-informatie ......................................5-1
Starten van de motor ......................5-2
Schakelen........................................5-3 Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-4
Inrijperiode ...................................... 5-5
Parkeren.......................................... 5-5
Perio diek on derhou d en
afstellin g............................................ 6-1
Gereedschapsset ............................ 6-2
Periodieke onderhoudsschema’s ... 6-3
Periodiek onderhoudsschema van het uitstootcontrolesysteem ........ 6-3
Algemeen smeer- en onderhoudsschema..................... 6-4
Stroomlijnpanelen verwijderen en
aanbrengen ................................. 6-8
Controleren van de bougies ......... 6-10
Filterbus ........................................ 6-11
Motorolie ....................................... 6-11
Waarom Yamalube ....................... 6-14
Cardanolie..................................... 6-15
Koelvloeistof ................................. 6-16
Luchtfilterelement ......................... 6-18
Stationair toerental controleren .... 6-18
De vrije slag van de gasgreep controleren ................................ 6-19
Klepspeling ................................... 6-19
Banden.......................................... 6-20
Spaakwielen.................................. 6-22
Koppelingshendel ......................... 6-23
Vrije slag van remhendel
controleren ................................ 6-23
Remlichtschakelaars .................... 6-24
Controleren van voor- en
achterremblokken...................... 6-24
Controleren van
remvloeistofniveau .................... 6-25
Rem- e
n koppelingsvloeistof
verversen ................................... 6-26
Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel ............... 6-27
Controleren en smeren van
rem- en schakelpedalen ............ 6-27
Rem- en koppelingshendels controleren en smeren .............. 6-28
Middenbok en zijstandaard
controleren en smeren .............. 6-28
UBP9D1D0.book Page 1 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 17 of 120

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in de stand “LOCK” in en
draai deze dan naar “OFF”.
DAU59680 (Parkeren)
De alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar alle an-
dere elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA20760
Als u de alarmverlichtin g of d e richtin g-
aanwijzers lan gdurig g eb ruikt, kan dit de
accu ontla den.
DAU4939G
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU11032Controlelampjes richtin gaanwijzers
“” en“”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU11061Vrijstan dcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
1. Drukken.
2. Draaien.
12
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “”
3. Waarschuwingslampje vering “ ”
4. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. ABS-waarschuwingslampje “ ”
7. Controlelampje tractieregeling “ ”
8. Controlelampjes cruise control “ ” “SET”
9. Controlelampje grootlicht “ ”
10.Vrijstandcontrolelampje “ ”
11.Controlelampje startblokkering “ ”
GEARN25A.TEMP ˚C
LoC.TEMP˚C
0:00TIME TRIP
34567981011
12
ABS
UBP9D1D0.book Page 3 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 18 of 120

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-4
3
DAU11259Waarschuwin gslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is. Vul zo snel mo-
gelijk motorolie bij om schade aan de motor
te voorkomen.
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing. Als er een
probleem wordt gedetecteerd in het circuit
van het waarschuwingslampje olieniveau,
knippert het waarschuwingslampje olieni-
veau herhaaldelijk. Als dit zich voordoet,
vraag dan een Yamaha-dealer de machine
te controleren.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, gaat
het lampje enkele seconden branden en
gaat het vervolgens weer uit. Als het lampje
niet gaat branden of blijft branden terwijl
het olieniveau correct is (zie pagina 6-11),
laat de machine dan controleren door een
Yamaha dealer.
DAU58402Controlelampjes cruise control “ ” en
“SET”
Deze controlelampjes gaan branden wan-
neer de cruise control wordt geactiveerd.
(Zie pagina 3-6.)
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, moe-
ten deze lampjes enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Laat als de lampjes niet
oplichten de machine controleren door een
Yamaha dealer.
DAU73172Waarschuwin gslampje motorstorin g
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
er een storing wordt gedetecteerd in de
motor of een ander regelsysteem van de machine. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het boorddiagnosesysteem te con-
troleren.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, gaat
het lampje enkele seconden branden en
gaat het vervolgens weer uit. Als het lampje
niet gaat branden of blijft branden, vraag
dan uw Yamaha dealer om de machine te
controleren.
DAU58532ABS-waarschuwin
gslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
machine wordt ingeschakeld en uit als met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger
wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje: niet gaat branden als de machine
wordt ingeschakeld
niet uitgaat bij een rijsnelheid van
10 km/h (6 mi/h)
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
dan werkt het ABS-systeem (3-26) mogelijk
niet goed. Vraag als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet zo snel mo-
gelijk een Yamaha-dealer het voertuig te
controleren.
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat zo dra met een snelhei d van
10 km/h (6 mi/h) of ho ger wor dt g ered en,
of als het waarschuwin gslampje tij dens
het rij den gaat bran den of knipperen,
keert het remsysteem teru g naar con-
ventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaan de gevallen zich voor doet, of
als het waarschuwin gslampje helemaal
niet gaat bran den, rij d an extra voorzich-
ti g om te voorkomen d at de remmen in
noo dsituaties blokkeren. Laat het rem-
ABS
UBP9D1D0.book Page 4 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 20 of 120

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-6
3
DAU59132
Cruise control
Dit model is uitgerust met cruise control,
dat een ingestelde kruissnelheid handhaaft.
De cruise control werkt alleen wanneer u
rijdt in de 3e versnelling bij snelheden tus-
sen ongeveer 50 km/h (31 mi/h) en
100 km/h (62 mi/h), in de 4e versnelling bij
snelheden tussen ongeveer 50 km/h (31
mi/h) en 150 km/h (93 mi/h), of in de 5e of
6e versnelling bij snelheden tussen onge-
veer 50 km/h (31 mi/h) en 180 km/h
(112 mi/h).
WAARSCHUWING
DWA16341
Onjuist geb ruik van de cruise con-
trol kan leid en tot verlies van de
controle over de machine met mo-
g elijk een on geval tot g evolg. Ge-
b ruik geen cruise control in druk
verkeer, slechte weersomstan dig -
he den of op b ochtige, gla dde, heu-
velachti ge of slechte we gen of
g rin dweg en.
Wanneer u heuvelopwaarts of heu-
velafwaarts rij dt, kan d e cruise con-
trol de in gestel de kruissnelhei d
mo gelijk niet aanhou den.
Wanneer u d e cruise control niet
g eb ruikt, moet u deze uitschakelen
om te voorkomen dat u deze per
on geluk inschakelt. Controleer of
het controlelampje voor cruise
control “ ” uit is.
Cruise control activeren en instellen 1. Druk op de aan-uitschakelaar voor de
cruise control “ ” links op het stuur.
Het controlelampje voor cruise
control “ ” gaat aan.
1. Controlelampje cruise control “ ”
2. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
1. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
2. Controlelampje cruise control “ ”
12
R ES
SETPA S S
2
1
RES
SETPA S S
21
UBP9D1D0.book Page 6 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 21 of 120

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-7
3
2. Druk op de “SET–”-zijde van de instel-
schakelaar voor cruise control om de
cruise control te activeren. De huidige
rijsnelheid wordt ingesteld als de
kruissnelheid. Het controlelampje
voor de cruise-controlinstelling “SET”
gaat aan.
De in gestel de kruissnelhei d aanpassen
Terwijl de cruise control in werking is, drukt
u op de “RES+”-zijde van de instelschake-
laar voor cruise control om de ingestelde
kruissnelheid te verhogen of op de “SET–”-
zijde om de ingestelde kruissnelheid te ver-
lagen.
OPMERKING
Wanneer u de instelschakelaar eenmaal in-
drukt, wordt de snelheid in stappen van on-
geveer 2.0 km/h (1.2 mi/h) verhoogd.
Wanneer u de “RES+”- of “SET–”-zijde van
de instelschakelaar voor cruise control in-
gedrukt houdt, wordt de snelheid continu
verhoogd of verlaagd totdat u de schake-
laar weer loslaat.
U kunt de rijsnelheid ook handmatig verho-
gen met de gasgreep. Nadat u gas hebt ge-
geven, kunt u een nieuwe kruissnelheid
instellen door te drukken op de “SET–”-zij-
de van de instelschakelaar. Als u geen nieuwe kruissnelheid instelt en gas terug-
neemt, remt de machine af tot de eerder in-
gestelde kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “SET” gaat uit.
Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
Bekrachtig de voor- of achterrem.
Knijp de koppelingshendel in.
Druk op de aan-uitschakelaar om de cruise
control uit te zetten. Het
controlelampje “ ” en controlelampje
“SET” gaan uit.
OPMERKING
De rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste niet
aan de gasgreep wordt gedraaid.
De hervattin gsfunctie geb ruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise
control opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “SET”
gaat aan.
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
RES
SETPAS S
2
1
1. Deceleratierichting
1
UBP9D1D0.book Page 7 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 22 of 120

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-8
3
WAARSCHUWING
DWA16351
Het is g evaarlijk de hervattin gsfunctie te
g eb ruiken wanneer d e eerder in gestel de
kruissnelhei d te hoo g is voor de hui dig e
omstan dig he den.
OPMERKING
Wanneer u op de aan-uitschakelaar drukt
terwijl de cruise control in werking is, wordt
de cruise control volledig uitgeschakeld en
wordt de eerder ingestelde kruissnelheid
gewist. U kunt de hervattingsfunctie pas
weer gebruiken nadat u een nieuwe kruis-
snelheid hebt ingesteld.
Automatische uitschakeling van cruise
control
De cruise control voor dit model wordt
elektronisch geregeld en is gekoppeld aan
de andere regelsystemen. De cruise control
wordt onder de volgende omstandigheden
automatisch uitgeschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden.
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractieregeling niet is uit-
geschakeld, werkt de tractieregeling
nog.)
De startschakelaar/noodstopschake-
laar wordt in de stand “ ” gezet.
De motor slaat af.
De zijstandaard wordt omlaag gezet.
Als u rijdt met een ingestelde kruissnelheid
en de cruise control wordt uitgeschakeld
onder de bovenstaande omstandigheden,
gaat het controlelampje “ ” uit en knip-
pert het controlelamp je “SET” gedurende 4
seconden, waarna dit uitgaat.
Als u niet rijdt met een ingestelde kruissnel-
heid en de startschakelaar/noodstopscha-
kelaar wordt in de stand “ ” gezet, de
motor slaat af of de zijstandaard wordt om-
laag gezet, gaat het controlelampje “ ” uit
(het controlelampje “SET” knippert niet). Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, moet u stoppen en controleren
of de machine in goede staat verkeert.
Voordat u de cruise control opnieuw ge-
bruikt, moet u deze inschakelen met de
aan-uitschakelaar.
OPMERKING
In bepaalde gevallen kan de cruise control
de ingestelde kruissnelheid mogelijk niet
aanhouden wanneer u heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijdt met de machine.
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt met
de machine, kan de werkelijke rijsnel-
heid lager worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, accele-
reert u met de gasgreep tot de ge-
wenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de
machine, kan de werkelijke rijsnelheid
hoger worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, kunt u
de instelschakelaar niet gebruiken om
de ingestelde kruissnelheid aan te
passen. Als u de rijsnelheid wilt verla-
gen, gebruikt u de remmen. Wanneer
u de remmen gebruikt, wordt de
cruise control uitgeschakeld.
UBP9D1D0.book Page 8 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 36 of 120

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-22
3
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAUM4031Dimlichtschakelaar/
lichtsignaalschakelaar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u de schakelaar omlaag naar “PASS” terwijl
de koplampen op dimlicht staan.
OPMERKING
Als de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen branden.
DAU12461Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU54212Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 5-2 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU12735Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
1. Menuschakelaar “MENU”
2. Selectieschakelaar “ / ”
3. Cruise-controlschakelaars
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
6. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar “ / /PASS”
1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
R ES
SETPA S S
1
6
5
4
2
3
MODE
STOP
RUNSTA R
T
3
2
1
UBP9D1D0.book Page 22 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 37 of 120

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-23
3
LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU12781Cruise control-schakelaars
Zie pagina 3-6 voor uitleg over de werking
van cruise control.
DAU54232Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen in de multifunctionele meter te wijzi-
gen. (Zie pagina 3-9.)
DAU54222Selectieschakelaar “ / ”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen in de multifunctionele meter te wijzi-
gen. (Zie pagina 3-9.)
DAU54691Rijmo dusschakelaar “MODE”
WAARSCHUWING
DWA15341
Wijzi g d e rijmo dus niet tij dens het rij den.
Met deze schakelaar kan de rijmodus wor-
den gewisseld tussen de toermodus “T” en
de sportmodus “S”.
De gasgreep moet volledig gesloten zijn bij
het wijzigen van de rijmodus.
De geselecteerde modus wordt getoond in
de rijmodusweergave. (Zie pagina 3-11.)
U kunt de rijmodus niet wijzigen terwijl de
cruise control in werking is.
DAU12833
Koppelin gshend el
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de koppe-
lingshendel in om de motor te ontkoppelen
van de aandrijflijn. Laat de hendel los om de
koppeling te laten aangrijpen, zodat vermo-
gen wordt overgebracht op het achterwiel.
OPMERKING
Voor soepel schakelen moet de hen-
del snel worden ingetrokken en lang-
zaam worden losgelaten. (Zie pagina
5-3.)
De koppelingshendel is voorzien van
een schakelaar die deel uitmaakt van
het startspersysteem. (Zie pagina
3-42.)
De positie van de koppelingshendel kan
worden afgesteld. Om de afstand tussen
de koppelingshendel en het stuur af te stel-
len, duwt u de hendel iets van het stuur af
en draait u het stelwiel voor de positie.
OPMERKING
Zorg ervoor dat het nummer op het stelwiel
is uitgelijnd met de markering.
1. Koppelingshendel
2. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
3. Referentiemerkteken
4. Afstand
1 2 3 4
1
4
32
UBP9D1D0.book Page 23 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 61 of 120

Gebruik en belan grijke rij-informatie
5-2
5
DAU58242
Starten van de motor
Door het startblokkeringssysteem is starten
alleen mogelijk als aan een van de volgende
voorwaarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-42 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de startschake-
laar/noodstopschakelaar op “ ” is
gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje tractieregeling
Controlelampjes cruise control
Waarschuwingslampje vering
Controlelampje startblokkering
LET OP
DCA11834
Als een waarschuwin gs- of controle-
lampje niet gaat bran den wanneer d e
sleutel naar “ON” wor dt ged raai d, of
wanneer een waarschuwin gs- of contro-
lelampje niet dooft, zie dan pag ina 3-3
voor een controle van het circuit van het
b etreffen de waarschuwin gs- of contro-
lelampje.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de sleutel op “ON”
wordt gezet en weer uitgaan zodra
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
g aat bran den en weer uit gaat zoals hier-
b oven beschreven, zie dan pa gina 3-3
voor een controle van het circuit van het
waarschuwin gslampje.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door te drukken op de “ ”-zijde van de startschake-
laar/noodstopschakelaar.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startschakelaar/noodstopschake-
laar los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere
startpoging moet zo kort mogelijk du-
ren om de accu te sparen. Laat de
startmotor nooit langer dan 10 secon-
den achtereen draaien.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor no g
kou d is, d it verkort de levensd uur van de
motor!
UBP9D1D0.book Page 2 Friday, September 7, 2018 3:39 PM
Page 96 of 120

Periodiek on derhou d en afstelling
6-32
6
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de
accupolen.
LET OP
DCA16531
Hou d d e accu stee ds op gelad en. Stallen
van een ontla den accu kan lei den tot
permanente accuscha de.
DAU58963
Zekerin gen vervan gen
De zekeringenkastjes en de zekering van
de ABS-motor bevinden zich achter
stroomlijnpaneel A, en de hoofdzekering,
de cruise-controlzekering en de remlichtze-
kering bevinden zich achter stroomlijnpa-
neel B. (Zie pagina 6-8.)
1. Zekering ABS-motor
2. Reservezekering ABS-pompmotor
3. Hoofdzekering
4. Reservezekering
5. Cruise control zekering
6. Zekering remlicht
7. Zekeringenkastje
1
2
35
6
7
4
UBP9D1D0.book Page 32 Friday, September 7, 2018 3:39 PM