alarm YAMAHA XT660R 2004 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2004, Model line: XT660R, Model: YAMAHA XT660R 2004Pages: 90, PDF Size: 3.01 MB
Page 6 of 90

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde ..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten ..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN.............................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-3
Multifunctioneel display ..................3-5
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ...3-7
Stuurschakelaars ............................3-7
Koppelingshendel ...........................3-8
Schakelpedaal ................................3-8
Remhendel .....................................3-9
Rempedaal .....................................3-9
Tankdop ..........................................3-9
Brandstof ......................................3-10
Uitlaatkatalysator ..........................3-11
Zadel .............................................3-11
Opbergcompartiment ....................3-12
Afstellen van de
schokdemperunit .......................3-13
Zijstandaard ..................................3-14
Startspersysteem ..........................3-14CONTROLES VOOR HET
STARTEN........................................... 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE.............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ...................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES................. 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-2
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen ........ 6-6
Controleren van de bougie ............. 6-8
Motorolie en oliefilterelement ....... 6-10
Koelvloeistof ................................. 6-12
Vervangen van het
luchtfilterelement en reinigen
van de aftapslang ..................... 6-15
Afstellen van het stationair
toerental .................................... 6-16
Speling van de gaskabel
afstellen .................................... 6-17
Banden ......................................... 6-17Spaakwielen ................................ 6-20
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen .................................... 6-20
Remlichtschakelaar afstellen ....... 6-21
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-21
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-22
Spanning aandrijfketting .............. 6-23
Smeren van de aandrijfketting ..... 6-24
Controleren en smeren van
kabels ....................................... 6-25
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-25
Controleren en smeren van rem-
en koppelingshendels ............... 6-25
Smeren van het rempedaal ......... 6-26
Controleren en smeren van
zijstandaard .............................. 6-26
Voorvork controleren ................... 6-27
Controle van stuursysteem .......... 6-27
Controleren van wiellagers .......... 6-28
Accu ............................................. 6-28
Zekeringen vervangen ................. 6-29
Koplampgloeilamp vervangen ..... 6-31
Een richtingaanwijzergloeilamp
of de gloeilamp in remlicht/
achterlicht vervangen ............... 6-32
Vervangen van een
parkeerlichtgloeilamp ............... 6-32
Page 18 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF”of naar “LOCK” draait.
DAU33000
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht
en het parkeerlicht branden. De alarmver-
lichting en richtingaanwijzers kunnen wor-
den ingeschakeld, maar alle andere
elektrische systemen zijn uit. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
DAU11001
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Waarschuwingslampje motorstoring “”
2. Controlelampje richtingaanwijzers “”
3. Controlelampje brandstofniveau “”
4. Controlelampje grootlicht “”
5. Vrijstandcontrolelampje “”
6. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
7. Controlelampje startblokkering “”
Page 22 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12343
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”
Page 23 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-dat u de motor start.
DAU12731
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP:
DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accuontladen raken.
DAU12820
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-14.)
DAU12870
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 5-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
1. Schakelpedaal
Page 86 of 90

INDEXAAandrijfketting, smeren ......................... 6-24
Accu ...................................................... 6-28
Afstelling remlichtschakelaar ................ 6-21
Antidiefstal-alarmsysteem (optie)............ 3-7BBanden.................................................. 6-17
Bougie, controleren ................................. 6-8
Brandstof............................................... 3-10
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-3CClaxonschakelaar ................................... 3-7
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampje richtingaanwijzers .......... 3-3
Controlelampje startblokkering ............... 3-4
Controlelijst voor gebruik ........................ 4-2DDimlichtschakelaar .................................. 3-7GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-25
Gereedschapsset .................................... 6-1IIdentificatienummers ............................... 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren ............. 6-25
Koelvloeistof.......................................... 6-12
Koplampgloeilamp, vervangen.............. 6-31
Koppelingshendel ................................... 3-8
Koppelingshendel, vrije slag afstellen ... 6-20
LLichtsignaalschakelaar ........................... 3-7
Locaties van onderdelen ........................ 2-1
Luchtfilterelement en aftapslang,
vervangen en reinigen........................ 6-15MModelinformatiesticker............................ 9-2
Motorolie en oliefilterelement................ 6-10
Multifunctioneel display .......................... 3-5NNoodstopschakelaar ............................... 3-7OOndersteunen van de motorfiets .......... 6-33
Opbergcompartiment ............................ 3-12PParkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-32
Parkeren ................................................. 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.............................. 6-2
Problemen oplossen ............................. 6-36RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ....................... 6-25
Remhendel ............................................. 3-9
Rempedaal ............................................. 3-9
Rempedaal, smeren ............................. 6-26
Remvloeistofniveau, controleren .......... 6-22
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen .......................................... 6-32
Richtingaanwijzerschakelaar .................. 3-7SSchakelaar alarmverlichting ................... 3-8
Schakelen ............................................... 5-2Schakelpedaal......................................... 3-8
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-13
Sleutelnummer ........................................ 9-1
Spanning aandrijfketting........................ 6-23
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-3
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ................................................. 3-8
Startspersysteem .................................. 3-14
Stationair toerental ................................ 6-16
Storingzoekschema’s ............................ 6-37
Stroomlijn- en framepanelen,
verwijderen en aanbrengen .................. 6-6
Stuurschakelaars .................................... 3-7
Stuursysteem, controleren .................... 6-27
TTankdop .................................................. 3-9UUitlaatkatalysator................................... 3-11VVeiligheidsinformatie ............................... 1-1
Verzorging ............................................... 7-1
Voertuigidentificatienummer.................... 9-1
Voor- en achterremblokken
controleren .......................................... 6-21
Voorvork, controleren ............................ 6-27
Vrije slag gaskabel, afstellen................. 6-17
Vrijstandcontrolelampje ........................... 3-4WWaarschuwingslampje
brandstofniveau .................................... 3-4
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur....................... 3-4