alarm YAMAHA YZF-R6 2010 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2010, Model line: YZF-R6, Model: YAMAHA YZF-R6 2010Pages: 106, PDF Size: 3.62 MB
Page 6 of 106
INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde ..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten ..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN.............................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-3
Multifunctionele meter ....................3-8
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) ........................................3-13
Stuurschakelaars ..........................3-14
Koppelingshendel .........................3-15
Schakelpedaal ..............................3-15
Remhendel ...................................3-15
Rempedaal ...................................3-16
Tankdop ........................................3-16
Brandstof ......................................3-17
Tankbeluchtingsslang/
overloopslang ............................3-18
Uitlaatkatalysatoren ......................3-18
Zadels ...........................................3-19
Helmborgkabel .............................3-20
Achteruitkijkspiegels .....................3-21
Voorvork afstellen .........................3-21
Schokdemperunit afstellen ...........3-24Bagageriembevestiging ................ 3-26
EXUP-systeem ............................. 3-27
Zijstandaard ................................. 3-27
Startspersysteem ......................... 3-28
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN... 4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE.............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ...................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN................................ 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-1
Periodiek onderhoudsschema voor
het uitstootcontrolesysteem ........ 6-2
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-4
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen ........ 6-8
Controleren van de bougies ......... 6-12
Motorolie en oliefilterpatroon ........ 6-13
Koelvloeistof ................................. 6-16
Luchtfilterelement ......................... 6-18
Stationair toerental controleren .... 6-19Controleren van de vrije slag
gaskabel ................................... 6-19
Klepspeling .................................. 6-19
Banden ........................................ 6-20
Gietwielen .................................... 6-22
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen .................................... 6-22
Remlichtschakelaars .................... 6-23
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-23
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-24
Remvloeistof verversen ............... 6-25
Spanning aandrijfketting .............. 6-25
Aandrijfketting reinigen en
smeren ..................................... 6-27
Kabels controleren en smeren ..... 6-27
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-28
Controleren en smeren van
rem- en schakelpedalen ........... 6-28
Controleren en smeren van
rem- en koppelingshendels ...... 6-29
Zijstandaard controleren en
smeren ..................................... 6-29
Achterbrugscharnierpunten
smeren ..................................... 6-30
Voorvork controleren ................... 6-30
Stuursysteem controleren ............ 6-31
Controleren van wiellagers .......... 6-31
Accu ............................................. 6-31U13SD2D0.book Page 1 Wednesday, August 5, 2009 2:09 PM
Page 17 of 106
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar“” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU11004
Controle- en waarschuwings-
lampjes
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Controlelampje linker
richtingaanwijzers“”
2. Vrijstandcontrolelampje“”
3. Controlelampje grootlicht“”
4. Controlelampje rechter
richtingaanwijzers“”
5. Controlelampje brandstofniveau“”
6. Waarschuwingslampje olieniveau“”
7. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur“”
8. Controlelampje schakelmoment
9. Waarschuwingslampje motorstoring“”
10.Controlelampje startblokkering
km/h
TRIP A
˚C
12 34 5
6
7
8
9 10
U13SD2D0.book Page 3 Wednesday, August 5, 2009 2:09 PM
Page 27 of 106
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
Van 13000 tpm tot 18000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stappen
van 200 tpm.1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactiveren van het controle-
lampje schakelmoment.
Instellen van de functie deactiveren van hetcontrolelampje schakelmomentOPMERKING
De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 10000 tpm en 18000
tpm. Van 10000 tpm tot 13000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 500 tpm. Van 13000 tpm
tot 18000 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 200
tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment gedeactiveerd blijven.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie helderheid van het controle-
lampje schakelmoment.
Instellen van de helderheid van het contro-lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde helderheid van het contro-
lelampje te bevestigen. Het
rechterdisplay keert terug naar de kilo-
meterteller- of rittellerweergave.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
U13SD2D0.book Page 13 Wednesday, August 5, 2009 2:09 PM
Page 28 of 106
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU12348
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop“”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Dimlichtschakelaar“/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
4. Claxonschakelaar“”
5. Schakelaar alarmverlichting“”
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Startknop“”U13SD2D0.book Page 14 Wednesday, August 5, 2009 2:09 PM
Page 102 of 106
INDEXAAandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-27
Accu ...................................................... 6-31
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-30
Achterlicht/remlichtunit .......................... 6-35
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-21
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-13BBagageriembevestiging ........................ 3-26
Banden.................................................. 6-20
Bougies, controleren ............................. 6-12
Brandstof............................................... 3-17
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ... 5-3CClaxonschakelaar ................................. 3-14
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampje schakelmoment.............. 3-7
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkeersysteem ..... 3-7DDimlichtschakelaar ................................ 3-14EEXUP-systeem...................................... 3-27GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-28
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-36
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-35
HHelmborgkabel ..................................... 3-20IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren............. 6-27
Klepspeling ........................................... 6-19
Koelvloeistof ......................................... 6-16
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-34
Koppelingshendel ................................. 3-15
Koppelingshendel, vrije slag
afstellen .............................................. 6-22LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-14
Luchtfilterelement ................................. 6-18MMatkleur, let op ....................................... 7-1
Modelinformatiesticker............................ 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ................ 6-13
Multifunctionele meter ............................ 3-8NNoodstopschakelaar ............................. 3-14OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem ...... 6-2
Ondersteunen van de motorfiets .......... 6-37PParkeerlicht........................................... 6-37
Parkeren ................................................. 5-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 6-41RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ....................... 6-29Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren ........................................... 6-28
Remhendel ............................................ 3-15
Remlichtschakelaars ............................. 6-23
Rempedaal ............................................ 3-16
Remvloeistofniveau, controleren ........... 6-24
Remvloeistof, verversen........................ 6-25
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-14
SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-14
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-15
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-24
Smering en onderhoud, periodiek ........... 6-4
Spanning aandrijfketting........................ 6-25
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-4
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-14
Startspersysteem .................................. 3-28
Stationair toerental, controleren ............ 6-19
Storingzoekschema’s ............................ 6-42
Stroomlijn- en framepanelen,
verwijderen en aanbrengen .................. 6-8
Stuurschakelaars .................................. 3-14
Stuursysteem, controleren .................... 6-31TTankbeluchtingsslang/overloopslang .... 3-18
Tankdop ................................................ 3-16UUitlaatkatalysatoren............................... 3-18VVeiligheidsinformatie ............................... 1-1
U13SD2D0.book Page 1 Wednesday, August 5, 2009 2:09 PM