YAMAHA YZF-R6 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2016, Model line: YZF-R6, Model: YAMAHA YZF-R6 2016Pages: 110, PDF Size: 2.43 MB
Page 21 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-6
3
Weer gave StatusWat te doen
Onder 40 °C
(Onder 104 °F) De aanduiding “Lo” wordt
getoond.
OK. U kunt rijden.
40–116 °C
(104–242 °F) Koelvloeistoftemperatuur
wordt getoond.
OK. U kunt rijden.
117–134 °C
(243–274 °F) Koelvloeistoftemperatuur
knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.Verminder de belasting van de motor
door met een gematigde snelheid te rij-
den, op een laag toerental, totdat de
koelvloeistoftemperatuur daalt.
Zet de motor af als de temperatuur niet
daalt. (Zie pagina 6-46.)
Boven 134 °C
(Boven 274 °F) Aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje
brandt.Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-46.)
TRIP A
˚C
TRIP A
˚C
TRIP A
˚C
TRIP A
˚C
U2CXD2D0.book Page 6 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 22 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-7
3
DAU42775
Waarschuwin gslampje motorstorin g
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te contro-
leren. (Zie pagina 3-11 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU11575
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zo worden ingesteld
dat het bij de gewenste motortoerentallen
aan- of uitgaat en wordt gebruikt om aan te
geven wanneer naar de volgende hogere
versnelling moet worden geschakeld. Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden ge
controleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren. (Zie pagina 3-12 voor een uitgebreide
uitleg over de functie van dit controlelampje
en het instellen daarvan.)
DAU38626
Controlelampje start blokkerin g
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden ge controleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren. Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
U2CXD2D0.book Page 7 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 23 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-8
3
DAU3904D
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12423
Zor g d at de machine stilstaat voord at u
wijzi gin gen in d e instellin gen van de
multifunctionele meter gaat aan bren-
g en. Het aan bren gen van wijzi gin gen tij-
d ens het rij den kan u aflei den en
ver groot het risico op een on geval.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een toerenteller
een kilometerteller
twee rittellers
een ritteller brandstofreserve
een stopwatch
een klok
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor de displayhel-
derheid en het controlelampje scha-
kelmomentOPMERKINGDraai de sleutel naar “ON” voordat u
de “SELECT”- en “RESET”-toets ge-
bruikt. Dit hoeft echter niet als u de
weergavehelderheid en het controle-
lampje schakelmoment wilt instellen.
Voor Verenigd Koninkrijk: Om te wis-
selen tussen de kilometer- en mijlen-
weergave van de multifunctionele
meter, houdt u de “SELECT”-toets
een seconde lang ingedrukt.
Snelhei dsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in aantal toeren per minuut (tpm) van
de krukas.
Als de machinevoeding wordt ingescha-
keld, slaat de naald van de toerenteller een-
maal helemaal uit tot het hoogste aantal
toeren per minuut en keert daarna weer te-
rug naar nul tpm om het elektrische circuit
te testen.LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in d e rode zone wijst.
1. Snelheidsmeter
2. Klok
3. Toerenteller
4. Koelvloeistoftemperatuurdisplay/
inlaatluchttemperatuurdisplay
5. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve/stopwatch
6. Controlelampje schakelmoment
7. “RESET”-toets
8. “SELECT”-toets
SELECT
RESET2
3
4
5
6
1
87
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
2
1
U2CXD2D0.book Page 8 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 24 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-9
3
Ro de zone: 16500 tpm en ho gerKlok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
De klok instellen1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “SELECT”-toets en “RE-
SET”-toets tegelijkertijd twee secon-
den lang ingedrukt. De
urenaanduiding begint te knipperen.
3. Druk op de “RESET”-toets om de uren
in te stellen.
4. Druk op de “SELECT”-toets en de mi- nutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RESET”-toets om de mi- nuten in te stellen. 6. Druk op de “SELECT”-toets om de in-
stellingen te bevestigen en de klok
aan te zetten.
Kilometerteller, rittellers en stopwatch
Kilometerteller en rittellers
De kilometerteller toont de totale afstand
die door de machine is afgelegd.
De rittellers tonen de afgelegde afstand
sinds de tellers voor het laatst werden te-
ruggesteld.
OPMERKING De kilometerteller wordt vergrendeld
bij 999999.
De rittellers worden teruggesteld en
blijven tellen nadat 9999.9 is bereikt.
Druk tijdens normaal bedrijf op de “SE-
LECT”-toets om de weergave te wisselen
tussen de kilometerteller “ODO”, de rittel-
lers “TRIP A” en “TRIP B” en de stopwatch,
in de onderstaande volgorde:
TRIP A → TRIP B → ODO → Stopwatch →
TRIP A
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden, wisselt de weergave
automatisch naar de brandstofreserve-rit-
teller “F-TRIP” en wordt de afgelegde af-
stand vanaf dat punt aangegeven. Druk in
dat geval op de “SELECT”-toets om de
weergave te wisselen in de onderstaande
volgorde:
F-TRIP → Stopwatch → TRIP A →
TRIP B → ODO → F-TRIP
Druk om een ritteller terug te stellen op de
“SELECT”-toets om de weergave te wisse-
len naar de gewenste ritteller, en houd dan
de “RESET”-toets een seconde lang inge-
drukt. Als u de brandstofreserve-ritteller
niet handmatig terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra u na het tanken
5 km (3 mi) hebt gereden. De ritteller ver-
dwijnt dan vanzelf van het display.
1. Klok
km/h
TRIP A
1
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve/stopwatch
TRIP A
˚C
1
U2CXD2D0.book Page 9 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 25 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-10
3
Stopwatch
Druk om de stopwatch te gebruiken op de
“SELECT”-toets om de weergave te wisse-
len naar de stopwatch (de cijfers gaan knip-
peren wanneer de stopwatch is
geselecteerd), en houd dan de “SELECT”-
toets enkele seconden ingedrukt totdat de
cijfers stoppen met knipperen. De stop-
watch kan nu als volgt worden gebruikt:
Normale tijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de
stopwatch te starten.
2. Druk op de “SELECT”-toets om de stopwatch te stoppen.
3. Druk nogmaals op de toets “SELECT” om de stopwatch op nul terug te stel-
len.
Tussentijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de stopwatch te starten.
2. Druk op de toets “RESET” of op de startknop “ ” om tussentijden te me-
ten. (De dubbele punt “:” begint te
knipperen.)
3. Druk op de toets “RESET” of op de startknop “ ” om de laatste tussen-
tijd weer te geven of op de toets “SELECT” om de stopwatch stop te
zetten en de totaal verstreken tijd
weer te geven.
4. Druk op de “SELECT”-toets om de stopwatch terug te zetten.
OPMERKINGHoud om de stopwatch te verlaten de “SE-
LECT”-toets enkele seconden lang inge-
drukt totdat de cijfers gaan knipperen.Weer gave koelvloeistoftemperatuur
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan. Zie pagina 3-6 voor een volledige uit-
leg.
OPMERKINGAls de weergave koelvloeistof wordt gese-
lecteerd, wordt eerst gedurende 1 seconde
“C” weergegeven. Daarna wordt de koel-
vloeistoftemperatuur getoond.LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl d eze
oververhit is.Weer gave luchtaanzui gtemperatuur
De weergave luchtaanzuigtemperatuur
geeft de temperatuur aan van de lucht die
het luchtinlaatkanaal wordt binnengezo-
gen. Druk op de “RESET”-toets om de
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
TRIP A
˚C
1
1. Weergave luchtaanzuigtemperatuur
TRIP A
˚C
1
U2CXD2D0.book Page 10 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 26 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-11
3
weergave te wisselen tussen de koelvloei-
stoftemperatuur en de luchtaanzuigtempe-
ratuur.OPMERKING Bij een inlaatluchttemperatuur onder
–9 °C wordt “LO” weergegeven.
Zelfs als de luchtaanzuigtemperatuur
wordt weergegeven, gaat het waar-
schuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur branden als de motor oververhit
raakt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, wordt automatisch de koel-
vloeistoftemperatuur weergegeven,
zelfs als de luchtaanzuigtemperatuur
werd weergegeven voordat de sleutel
naar “OFF” werd gedraaid.
Als de weergave luchtaanzuigtempe-
ratuur wordt geselecteerd, wordt ge-
durende 1 seconde “A” weergegeven
en wordt vervolgens “A” en de lucht-
aanzuigtemperatuur weergegeven.
Zelf dia gnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het display een foutcode weer. Als het
display foutcodes weergeeft, noteer deze
dan en vraag een Yamaha dealer om de
machine te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. Als in de circuits van het
startblokkeersysteem een storing wordt
gedetecteerd, gaat het controlelampje
startblokkering knipperen en geeft het dis-
play een foutcode weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende:1. Start de motor met behulp van de co- deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
1. Controlelampje startblokkering
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Weergave foutcode
321
U2CXD2D0.book Page 11 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 27 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-12
3
LET OP
DCA11591
Wanneer het display een foutco de aan-
g eeft, moet de machine zo spoe dig mo-
g elijk wor den gecontroleer d om
motorscha de te voorkomen.Instelfunctie voor d isplayhelderhei d en
voor controlelampje schakelmoment
Deze instelfunctie schakelt door vijf regel-
functies heen, zodat u de volgende instel-
lingen kunt selecteren volgens
onderstaande volgorde.
Displayhelderheid:
Via deze functie regelt u de helderheid
van de weergaven en toerenteller.
Activiteit van het controlelampje scha-
kelmoment:
Met deze functie kunt u het controle-
lampje instellen op aan, knipperen of
uit.
Activeren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
activeerd zal worden.
Deactiveren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
deactiveerd zal worden.
Helderheid van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie regelt u de helder-
heid van het controlelampje schakel-
moment.
OPMERKINGDe weergave van het helderheidsniveau
toont de instelling voor de displayhelder-
heid.
Om de helderheid van de weergaven entoerenteller aan te passen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los.
4. Druk op de “RESET”-toets om de ge- wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie activiteit van het con-
trolelampje schakelmoment.
Instellen van de functie activiteit van hetcontrolelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om een van de volgende instellingen voor de acti-
viteit van het controlelampje te kiezen: Aan - het controlelampje gaat bij
activering branden. (Deze instel-
ling is geselecteerd wanneer het
controlelampje aan blijft.)
Knipperen - het controlelampje
gaat bij activering knipperen.
(Deze instelling is geselecteerd
wanneer het controlelampje vier
keer per seconde knippert.)
1. Activeringsbereik va n het controlelampje
schakelmoment
2. Displays met instelbare helderheid
3. Weergave helderheidsniveau
4. Controlelampje schakelmoment
km/h
1
2
3
4
2
U2CXD2D0.book Page 12 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 28 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-13
3
Uit - het controlelampje is gede-
activeerd, m.a.w. het gaat niet
branden of knipperen. (Deze in-
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2 . D r u k o p d e t o et s “ S E L E CT ” o m d e g e- selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
Instellen van de functie activering van het
controlelampje schakelmomentOPMERKINGDe functie activering van het controlelamp-
je schakelmoment kan worden ingesteld
tussen 10000 tpm en 18000 tpm. Van
10000 tpm tot 13000 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van
500 tpm. Van 13000 tpm tot 18000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 200 tpm.1. Druk de “RESET”-toets in om het mo- tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren. 2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmoment.
Instellen van de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmomentOPMERKING De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelm oment kan worden
ingesteld tussen 10000 tpm en 18000
tpm. Van 10000 tpm tot 13000 tpm
kan het controlelampje worden inge-
steld in stappen van 500 tpm. Van
13000 tpm tot 18000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stap-
pen van 200 tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment gedeactiveerd blijven.1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren. 2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie helderheid van het
controlelampje schakelmoment.
Instellen van de helderheid van het contro-
lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge- wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk op de “SELECT”-toets om de
geselecteerde helderheid van het
controlelampje te bevestigen en de in-
stelfunctie voor displayhelderheid en
voor het controlelampje schakelmo-
ment te verlaten.
U2CXD2D0.book Page 13 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 29 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-14
3
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12351
Lichtsi gnaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
U2CXD2D0.book Page 14 Monday, June 22, 2015 8:57 AM
Page 30 of 110

Werking van de bed ienin gselementen en instrumenten
3-15
3
DAU12822
Koppelin gshen delDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te ont-
koppelen. Laat de hendel los om de koppe-
ling te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam wor-
den losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-27.)
DAU12872
Schakelpe daalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU33854
Remhen delDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt. Als de gewenste positie is
bereikt, stel deze dan in door een groef op
de stelknop uit te lijnen met het
merkteken “ ” op de remhendel.
1. Koppelingshendel
1. Schakelpedaal
1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. “ ”-merkteken
4. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
2 1
3
4
U2CXD2D0.book Page 15 Monday, June 22, 2015 8:57 AM