service Abarth 124 Spider 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2021, Model line: 124 Spider, Model: Abarth 124 Spider 2021Pages: 244, PDF Size: 4.55 MB
Page 84 of 244

Sluit de motorkap niet overdreven
hard en breng geen last aan op de
actuator. De actuator kan dan
beschadigd raken en ervoor zorgen dat
het systeem niet optimaal functioneert.
Wijzig de ophanging niet. Als de
hoogte van het voertuig of de demping
van de ophanging wordt gewijzigd,
functioneert het systeem mogelijk niet
optimaal.
Neem voor onderdelen contact op
met het Abarth Servicenetwerk. Indien
onderdelen incorrect worden
geïnstalleerd, activeert de motorkap
wellicht niet optimaal omdat een impact
niet kan worden gedetecteerd.
Neem voor afvoer van het voertuig
contact op met het Abarth
Servicenetwerk. Als het voertuig niet
correct wordt gehanteerd, kan dit leiden
tot letsel.
De actieve motorkap kan na activatie
niet opnieuw worden gebruikt. Neem
contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
Activatie van de motorkap
De motorkap activeert onder de
volgende omstandigheden:
Indien met de voorzijde van het
voertuig een voetganger of obstructie
wordt geraakt terwijl het voertuig
voldoende snelheid heeft om het
systeem te activeren, dan wordt hetsysteem geactiveerd bij een bepaalde
impact door een botsing ook al blijft
hiervan geen spoor achter op de
voorbumper. Bovendien wordt het
geactiveerd bij impact van zelfs een
licht voorwerp, klein dier of ander klein
voorwerp;
het systeem kan ook activeren als
het onderste gedeelte van het voertuig
of de voorbumper te maken krijgt met
impact in een van de volgende situaties:
– het voertuig raakt de stoep;
– het voertuig komt in een greppel of
gat terecht;
– het voertuig stuitert en komt op de
grond terecht;
– de onderzijde aan de voorkant van
het voertuig komt in contact met
een helling in een parkeergarage,
het oppervlak van een golvende
weg, of een uitstekend of gevallen
voorwerp op de weg.
Situaties waarin de motorkap
mogelijk niet wordt geactiveerd
De motorkap wordt mogelijk niet
geactiveerd in de volgende situaties
waarin de impact moeilijk te detecteren
is:
een voetganger wordt geraakt door
een hoek of door de zijkanten links en
rechts van de voorbumper;
het voertuig raakt een voetganger die
een tas of iets dergelijks draagt die de
klap opvangt.
Situaties waarin de motorkap niet
wordt geactiveerd
De motorkap activeert niet onder de
volgende omstandigheden:
de voorbumper wordt geraakt als het
voertuig te langzaam rijdt om het
systeem te activeren;
het voertuig wordt aan de zijkant of
de achterkant geraakt;
het voertuig rolt om of kantelt (de
motorkap kan worden geactiveerd
naargelang de omstandigheden van het
ongeluk).
BELANGRIJK
66)Vertrouw niet op ABS als vervanging
voor een veilige rijstijl. Het ABS vormt geen
compensatie voor onveilig en roekeloos
rijgedrag, te hoge snelheden,
bumperkleven (te dicht op een ander
voertuig rijden), rijden bij ijzel en sneeuwval,
en aquaplaning (verminderde bandenfrictie
en wegcontact door water op de weg). U
kunt nog steeds betrokken raken bij een
ongeluk.
67)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
82
VEILIGHEID
Page 85 of 244

68)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
69)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
70)Vertrouw niet op het Traction Control
System (TSC) als vervanging voor een
veilige rijstijl. Het Traction Control System
(TSC) vormt geen compensatie voor
onveilig en roekeloos rijgedrag, te hoge
snelheden, bumperkleven (te dicht op een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
71)Maak bij ijzel en/of sneeuwval gebruik
van winterbanden of sneeuwkettingen en
pas uw snelheid aan. Het is gevaarlijk om
zonder hulpmiddelen voor een goede grip
te rijden op gladde wegen. In dergelijke
omstandigheden volstaat Het Traction
Control System (TCS) niet om adequate
tractie te waarborgen en ongelukken te
voorkomen.
72)De capaciteiten van het TCS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.73)Vertrouw niet op de DSC als
vervanging voor een veilige rijstijl: de
Dynamic Stability Control (TSC) vormt geen
compensatie voor onveilig en roekeloos
rijgedrag, te hoge snelheden,
bumperkleven (te dicht op een ander
voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
74)Voor de goede werking van het
DSC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
75)De capaciteiten van het DCS-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
76)Neem altijd contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de motorkap is
geactiveerd. Als de motorkapontgrendeling
is aangetrokken nadat de actieve motorkap
is geactiveerd, komt de motorkap nog
verder omhoog. Als het voertuig wordt
bestuurd met de motorkap omhoog,
belemmert dit het zicht, hetgeen kan leiden
tot een ongeluk. Probeer bovendien de
motorkap niet omlaag te drukken. De
motorkap kan dan vervormen of letsel
veroorzaken omdat een geactiveerde
motorkap niet handmatig omlaag kan
worden gebracht. Als de motorkap is
geactiveerd, neem dan contact op met het
Abarth Servicenetwerk voordat u het
voertuig bestuurt; zorg ervoor dat de
motorkap het zicht niet belemmert en rij
langzaam.AUXILIARY DRIVING
SYSTEMS
TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System,
bewakingssysteem
bandenspanning)
(Indien aanwezig)
77) 78) 79)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) bewaakt de luchtdruk van elke
band. Als de bandendruk in één of
meer banden te laag is, informeert het
systeem de bestuurder via het
waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel en met een
pieptoon. Raadpleeg de paragraaf
“Lampjes en berichten” in het
hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
Raadpleeg "Waarschuwingstoon
bandenspanning" in
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
De bandendruksensoren op elk wiel
zenden gegevens over de bandendruk
per radiosignaal naar de ontvangstunit
in het voertuig.
OPMERKING Als de
omgevingstemperatuur laag is vanwege
het seizoen, is de bandtemperatuur ook
lager. Als de bandtemperatuur verlaagt,
83
Page 86 of 244

verlaagt tevens de luchtdruk. Het
TPMS-waarschuwingslampje kan vaker
gaan branden. Inspecteer de banden
dagelijks alvorens te gaan rijden en
controleer de bandendruk eenmaal per
maand met een bandendrukmeter. Bij
het controleren van de bandendruk
wordt het gebruik van een digitale
bandendrukmeter aanbevolen.
Het gebruik van TPMS ontslaat u niet
van de verplichting de druk en staat van
de vier banden regelmatig te
controleren.
BELANGRIJK Elke band, inclusief de
reserveband (indien aanwezig) moet
eenmaal per maand worden
gecontroleerd bij koud weer en worden
opgepompt tot de aanbevolen druk
door de fabrikant van het voertuig zoals
vermeld op het voertuigplakkaat of het
bandendruklabel (als uw voertuig
banden heeft met een ander formaat
dan wordt aangegeven op het plakkaat
of het label, dan moet u de juiste
bandendruk voor deze banden
achterhalen).
BELANGRIJK Als extra
veiligheidsfunctie is uw voertuig
uitgerust met een TPMS-systeem met
een verklikkerlampje voor een lage
bandendruk als één of meerdere
banden aanzienlijk leeg zijn. U moet bij
het branden van dit verklikkerlampje uwvoertuig stoppen en uw banden zo snel
mogelijk controleren en oppompen tot
de juiste druk. Als u doorrijdt met platte
banden kunnen de banden oververhit
raken en kan dit leiden tot
bandproblemen. Een lage
bandenspanning vermindert tevens een
efficiënt brandstofgebruik en de
levensduur van het bandenprofiel; dit
kan van invloed zijn op de
wendbaarheid en het remgedrag van
het voertuig.
BELANGRIJK Houd in acht dat het
TPMS geen vervanging is voor goed
onderhoud van de banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs indien een lage
bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt waarbij het TPMS-
verklikkerlampje voor lage
bandenspanning gaat branden. Uw
voertuig is tevens uitgerust met een
TPMS-storingslampje om aan te geven
wanneer het systeem niet goed
functioneert.
BELANGRIJK Het TPMS-
storingslampje wordt gecombineerd
met het verklikkerlampje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem
eens storing detecteert, knippert het
verklikkerlampje ongeveer een minuut
waarna het blijft branden. Deze reekswordt elke keer dat het voertuig wordt
gestart, herhaald zolang de storing
bestaat. Als het storingslampje brandt,
kan het zijn dat het systeem niet in
staat is een lage bandenspanning te
detecteren of te signaleren.
TPMS-storingen kunnen om
verschillende redenen optreden, onder
andere door de installatie of vervanging
van andere banden of wielen van het
voertuig waardoor het TPMS niet
correct functioneert. Controleer altijd
het TPMS-verklikkerlampje nadat één of
meerdere banden of wielen zijn
vervangen om ervoor te zorgen dat de
vervangen of nieuwe banden en wielen
er niet toe leiden dat het TPMS niet
correct functioneert.
BELANGRIJK Om foutieve aflezingen te
voorkomen, voert het systeem een test
uit alvorens een probleem aan te geven.
Dit heeft als resultaat dat het snel
leeglopen van een band of een
klapband niet meteen wordt
geregistreerd.
Systeemfoutactivatie
Als het TPMS-waarschuwingslampje
knippert, kan er sprake zijn van een
systeemstoring. Neem contact op met
het Abarth Servicenetwerk.
Een systeemfoutactivatie kan in de
volgende gevallen optreden:
84
VEILIGHEID
Page 87 of 244

als zich in de buurt van het voertuig
apparatuur bevindt dat gebruikmaakt
van dezelfde radiofrequentie als van de
bandendruksensoren;
als zich in de buurt van het midden
van het dashboard een metalen
apparaat of niet-authentiek
navigatiesysteem bevindt dat de
radiosignalen van de bandendruksensor
naar de ontvangstunit kan blokkeren;
bij het gebruik van de volgende
apparaten in het voertuig die het
radiosignaal met de ontvanger zouden
kunnen storen: een digitaal apparaat
zoals een pc of een stroomomzetter,
zoals een DC/AC-omzetter;
bij veel sneeuw of ijs op het voertuig,
met name rond de wielen;
als de batterijen van de
bandendruksensor leeg zijn;
als er een wiel zonder
bandendruksensor wordt gebruikt;
als er banden worden gebruikt die
zijn verstevigd met staaldraad in de
zijwanden;
als er sneeuwkettingen worden
gebruikt.
Banden en wielen
BELANGRIJK Pas bij het inspecteren of
aanpassen van de bandenspanning
geen overmatige kracht toe op hetkerngedeelte van de van de wielunit.
Het kerngedeelte kan beschadigd
raken.
Banden en wielen verwisselen
De volgende procedure stelt het TPMS
in staat een unieke ID-signaalcode van
een bandendruksensor te herkennen
wanneer banden of wielen worden
verwisseld, zoals het verwisselen van
en naar winterbanden.
BELANGRIJK Elke bandendruksensor
beschikt over een unieke
ID-signaalcode. De signaalcode moet
bij het TPMS worden geregistreerd
alvorens deze werkt. De eenvoudigste
manier om dit te doen is uw band en
registratie van de ID-signaalcode te
laten uitvoeren via een dealer van het
Abarth Servicenetwerk.
Banden verwisselen bij het Abarth
Servicenetwerk: Als uw banden
worden verwisseld door een dealer van
het Fiat Servicenetwerk, wordt de
registratie van de ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor aldaar
uitgevoerd.
Banden verwisselen door uzelf: Als
u of iemand anders de banden
verwisselt, kunnen de volgende
stappen worden uitgevoerd voor de
registratie van de ID-signaalcode voor
het TPMS:
schakel nadat de banden zijn
verwisseld, het contact in (AAN), en
schakel het vervolgens naar ACC of
UIT;
wacht ongeveer 15 minuten;
bestuur het voertuig na ongeveer
15 minuten met een snelheid van
minimaal 25 km/u gedurende
10 minuten; de ID-signaalcode van de
bandendruksensor wordt automatisch
geregistreerd.
BELANGRIJK Als het voertuig binnen
15 minuten nadat de banden zijn
verwisseld, wordt bestuurd, dan
knippert het waarschuwingslampje
omdat de ID-signaalcode van de
sensor nog niet is geregistreerd. Als dit
gebeurt, parkeert u het voertuig
ongeveer 15 minuten waarna de
ID-signaalcode van de sensor wordt
geregistreerd als u 10 minuten hebt
gereden.
Banden en wielen vervangen
BELANGRIJK Laat banden of wielen of
beide vervangen/repareren bij een
dealer van het Abarth Servicenetwerk,
anders kunnen de
bandenspanningsensoren beschadigd
raken.
BELANGRIJK De wielen van uw
voertuig zijn specifiek ontworpen voor
de installatie van bandendruksensoren.
85
Page 88 of 244

Gebruik alleen authentieke wielen
anders is het wellicht niet mogelijk de
bandenspanningsensoren te installeren.
Zorg ervoor dat er
bandenspanningsensoren worden
geïnstalleerd als uw banden of wielen
worden vervangen.
Als een band of wiel, of beiden, worden
vervangen, is installatie van de volgende
typen bandenspanningsensoren
mogelijk:
de bandenspanningsensor van het
oude wiel wordt verwijderd en op het
nieuwe wiel geïnstalleerd;
dezelfde bandenspanningsensor
wordt gebruikt voor hetzelfde wiel.
Alleen de band wordt vervangen;
een nieuwe bandenspanningsensor
wordt geïnstalleerd op het nieuwe wiel.
BELANGRIJK De ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor moet
worden geregistreerd als er een nieuwe
bandenspanningsensor wordt gekocht.
Raadpleeg een dealer van het
Abarth-servicenetwerk voor de
aankoop van een
bandenspanningsensor en de
registratie van de ID-signaalcode van
de bandenspanningsensor.
BELANGRIJK Als een eerder
verwijderde bandenspanningsensor
opnieuw wordt aangebracht op eenwiel, vervang dan de dichtingsring
(verzegeling tussen de klep/sensor en
het wiel) door de
bandenspanningsensor.
MECHANISCHE
DIFFERENTIEEL
BLOKKERING
Uw voertuig is uitgerust met een
mechanische differentieelblokkering. In
het bijzonder heeft dit voertuig een
super-LSD die verbeterde
voertuigtractie en hantering garandeert.
Een super-LSD met een laag
koppelafwijkingsratio (*) is aangenomen
om prestaties te verbeteren bij het
starten vanuit stilstand, rechtdoor rijden
en responsie.
(*)Koppelafwijkingsratio: wanneer
een wiel slipt door een oppervlak met
lage tractie, biedt de LSD in verhouding
meer koppel aan het tegenoverliggende
wiel. De koppelafwijkingsratio is de ratio
van het koppel dat geleverd wordt aan
rechter en linker wielen in zulke gevallen
en vertegenwoordigt de
prestatiecapaciteit van de LSD.
De super-LSD is een koppelvoelend
type dat verbeterde rijstabiliteit biedt
door de volgende kenmerken:
Verbeterde controleerbaarheid door
lage koppelafwijkingsratio
(koppelafwijkingsratio: 2.0);
Creatie van beginkoppel biedt
verbeterd starten vanuit stilstand en
acceleratie/deceleratieresponsie en het
rechtdoor rijden (beginkoppel: 49 Nm);
Vereenvoudigde constructie biedt
beperking in gewicht.
Werking Super-LSD
Rechtdoor rijden
Wanneer u rechtdoor rijdt, draaien de
rechter en linker versnellingen op
dezelfde snelheid en het rondsel en
zijversnellingen draaien samen met de
differentiële versnellingsbak.
Inputkracht van het reductietandwiel
wordt overgebracht naar de
rondselversnellingen via de
versnellingsbak en naar de rijschacht
via de zijversnellings. Hierdoor treedt
een snelheidsverschil tussen rechts en
links in het differentieel niet op.
Differentiële werking
Als de draaisnelheid tussen de linker en
de rechterwielen verschillend wordt
(tijdens normaal rijden), draaien de
rondsels samen, terwijl ze ook rond de
middelste as van de rijschacht draaien,
waarbij ze het verschil in draaisnelheid
absorberen. Dit mechanisme dient als
een differentieel.
Werking differentieelblokkering
Als het differentieel een omstandigheid
tegenkomt waarbij
86
VEILIGHEID
Page 90 of 244

78)Het verwisselen van normale banden
door winterbanden en vice versa vereist
een inspectie van het TPMS die door een
dealer van het Abarth Servicenetwerk moet
worden uitgevoerd.
79)Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning beïnvloeden.
Het TPMS-systeem kan tijdelijk
onvoldoende spanning aangeven.
Controleer in dit geval de bandenspanning
als de banden koud zijn en verhoog de
spanning zo nodig.
80)Vertrouw niet volledig op Hill Launch
Assist. Hill Launch Assist is een
aanvullende functie bij het optrekken op
een helling. Het systeem werkt slechts
ongeveer twee seconden. Het is dan ook
gevaarlijk alleen op het systeem te
vertrouwen tijdens het optrekken aangezien
het voertuig onverwacht kan bewegen
(rollen) waardoor een ongeluk kan worden
veroorzaakt. Het voertuig kan gaan rollen
naar gelang de belasting van het voertuig
of als er iets wordt gesleept. Bovendien
kunnen voertuigen met een handmatige
versnellingsbak gaan rollen door de manier
waarop het koppelingspedaal of gaspedaal
wordt bediend. Controleer altijd op
veiligheid rond het voertuig alvorens weg te
rijden met het voertuig.BESCHERMINGS
SYSTEMEN
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBA-systeem (gordelwaarschuwing);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door.
Het is van fundamenteel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het
maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te
garanderen.
VEILIGHEIDSGORDELS
VOORZORGSMAAT
REGELEN
VEILIGHEIDSGORDELS
81) 82)
Veiligheidsgordels verminderen de kans
op ernstig letsel tengevolge van
ongelukken en noodstopmanoeuvres.
FCA raadt aan dat de bestuurder en
passagiers altijd hun veiligheidsgordels
dragen.
Alle stoelen beschikken over
heup/schoudergordels. Deze gordels
hebben oprolautomaten met
inertievergrendeling die de gordels weg
houden als ze niet in gebruik zijn.
De vergrendelingen zorgen ervoor dat
de gordels comfortabel kunnen worden
gedragen en vergrendelen in positie bij
een botsing.
Het oprollen van de gordel kan
bemoeilijkt worden als de gordels en
geleiders fig. 61 vuil zijn; houd deze
schoon.
88
VEILIGHEID
Page 92 of 244

verdraaiingen. Zorg ervoor dat de
gordel ongedraaid terugloopt.
BELANGRIJK Als een gordel niet
volledig terugloopt, inspecteert u deze
op knikken en verdraaiingen. Neem
contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de gordel na
inspectie nog steeds niet volledig
terugloopt.
BELANGRIJK Draag de
veiligheidsgordel alleen als deze juist
door geleider 1 fig. 66 is gevoerd. Het
dragen van een veiligheidsgordel die
niet in de geleider zit, is gevaarlijk
aangezien de veiligheidsgordel dan niet
de benodigde veiligheid kan bieden bij
een ongeluk, hetgeen kan leiden tot
ernstig letsel.
WAARSCHUWINGS
SYSTEMEN
VEILIGHEIDSGORDEL
Als het systeem merkt dat de
veiligheidsgordel van de passagier niet
is vastgemaakt, wordt de passagier
gewaarschuwd middels een lampje of
pieptoon.
Raadpleeg "Lampjes en berichten" in
het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
Zie de paragraaf “Waarschuwingstoon
veiligheidsgordel” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
BELANGRIJK
81)Draag altijd uw veiligheidsgordel en
zorg ervoor dat alle inzittenden goed
vastzitten. Het is zeer gevaarlijk om geen
veiligheidsgordel te dragen. Tijdens een
botsing kunnen inzittenden die geen
veiligheidsgordel dragen iemand of iets
raken in het voertuig of zelfs buiten het
voertuig terecht komen. Ze kunnen ernstig
letsel oplopen of zelfs overlijden. Bij een
ongeluk zijn inzittenden die een
veiligheidsgordel dragen veel veiliger.
82)Draag geen verdraaide
veiligheidsgordels. Verdraaide
veiligheidsgordels zijn gevaarlijk. Bij een
botsing is dan niet de volledige breedte
beschikbaar om de impact op te vangen.
Dit plaatst meer kracht op de botten onder
de gordel, hetgeen kan resulteren in ernstig
letsel of overlijden. Draai een verdraaide
veiligheidsgordel recht zodat de volledige
breedte van de gordel wordt gebruikt.
83)Gebruik nooit één veiligheidsgordel
voor meerdere personen. Het is gevaarlijk
één veiligheidsgordel voor meerdere
personen te gebruiken. Een
veiligheidsgordel die op deze manier wordt
gebruikt, kan de kracht van een botsing
niet spreiden en de twee passagiers
kunnen worden samengedrukt en ernstig
letsel oplopen of overlijden. Gebruik een
veiligheidsgordel nooit voor meer dan één
persoon en zorg er altijd voor dat elke
inzittende in de rijdende auto goed is
vastgesnoerd.
6503020202-UNF-001AB
6603020200-12A-001AB
90
VEILIGHEID
Page 93 of 244

84)Rijd niet in een voertuig met een
beschadigde veiligheidsgordel. Het gebruik
van beschadigde veiligheidsgordels is
gevaarlijk. Een ongeluk kan de
gordelvrijgave van de veiligheidsgordel in
gebruik, beschadigen. Een beschadigde
veiligheidsgordel biedt onvoldoende
bescherming bij een botsing. Vraag een
dealer van het Abarth Servicenetwerk alle
veiligheidsgordelsystemen die tijdens een
ongeval in gebruik waren, na te kijken
voordat ze opnieuw worden gebruikt.
85)Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk
vervangen als de gordelspanner of
krachtbegrenzer is verbruikt. Raadpleeg
hiervoor altijd een expert: wij raden aan
onmiddellijk na een botsing contact op te
nemen met het Abarth Servicenetwerk voor
een inspectie van de
veiliigheidsgordelspanners en airbags. Net
als de airbags kunnen de gordelspanners
en krachtbegrenzers slechts eenmaal
functioneren en moeten deze na een
botsing waarbij ze zijn geactiveerd, worden
vervangen. Als de gordelspanners en
krachtbegrenzers niet worden vervangen,
verhoogt het risico op letsel bij een botsing.
86)Positioneren van het schoudergedeelte
van de veiligheidsgordel. Het onjuist
positioneren van het schoudergedeelte van
de veiligheidsgordel is gevaarlijk. Zorg
ervoor dat het schoudergedeelte van de
veiligheidsgordel over uw schouder en bij
uw nek is geplaatst, maar nooit onder uw
arm, nek of bovenarm.87)Positioneren van het heupgedeelte van
de veiligheidsgordel. Het is gevaarlijk om
het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
te hoog te plaatsen. Bij een ongeluk wordt
de impact rechtstreeks op de maagstreek
geconcentreerd, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken. Draag het heupgedeelte van
de gordel goed aangesloten en zo laag
mogelijk.
88)Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordel. Veiligheidsgordels zijn
ontworpen om tegen de botstructuur van
het lichaam te liggen en moeten zo laag
mogelijk over de heup of het bekken, de
borststreek en de schouders worden
gedragen; vermijd dat het heupgedeelte
van de gordel op de maagstreek valt.
Veiligheidsgordels moeten zo stevig
mogelijk worden gedragen, met genoeg
comfort, zodat zij de bescherming kunnen
bieden waarvoor ze zijn bedoeld. Een te
losse gordel vermindert de bescherming
van de inzittenden aanzienlijk. Er moet op
worden gelet dat de veiligheidsgordel niet
bevuild wordt met polijstmiddel, olie en
chemische stoffen, met name accuzuur.
Reinigen kan m.b.v. een milde zeep en
water. De gordel moet worden vervangen
indien deze gaat rafelen, vuil of beschadigd
is. Het is van belang de volledige gordel te
vervangen na slijtage door een zware
impact, zelfs indien schade aan de gordel
niet zichtbaar is. Gordels mogen niet met
verdraaide riemen worden gedragen. Elke
gordel mag slechts door één inzittende
worden gedragen; het is gevaarlijk om een
gordel over een kind op schoot te plaatsen.89)De gebruiker mag geen wijzigingen of
aanpassingen uitvoeren waardoor de
afstelmechaniek van de veiligheidsgordel
de gordel niet meer kan strak trekken, of
waardoor een losse gordel niet kan worden
aangepast.
91
Page 95 of 244

functie die in elke ongeluksmodus kan
activeren bij voldoende beweging van
de inzittende.
Zelfs als de spanners niet zijn
geactiveerd, moet de
krachtbegrenzingsfunctie door een
dealer van het Abarth Servicenetwerk
worden gecontroleerd.
BELANGRIJK
90)Draag de veiligheidsgordels zoals
wordt aanbevolen in het
instructiehandboek. Het levert gevaarlijke
situaties op als de veiligheidsgordel van de
bestuurder en passagiers incorrect wordt
gedragen. Zonder juiste plaatsing bieden
de spanner en het
krachtbegrenzingssyteem onvoldoende
bescherming bij een ongeluk en kan ernstig
letsel optreden. Zie voor meer informatie
over het dragen van gordels onder "De
veiligheidsgordels vastmaken".
91)Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk
vervangen als de gordelspanner of
krachtbegrenzer is verbruikt. Raadpleeg
hiervoor altijd een expert: neem
onmiddellijk na een botsing contact op met
het een dealer van het Abarth
Servicenetwerk voor inspectie van de
veiliigheidsgordelspanners en airbags. Net
als de airbags kunnen de gordelspanners
en krachtbegrenzers slechts eenmaal
functioneren en moeten deze na een
botsing waarbij ze zijn geactiveerd, worden
vervangen. Als de gordelspanners en
krachtbegrenzers niet worden vervangen,
verhoogt het risico op letsel bij een botsing.92)Wijzig niets aan de onderdelen of
bedrading en gebruik geen elektronische
testapparatuur voor het
gordelspansysteem. Het wijzigen van
onderdelen of de bedrading van het
gordelspansysteem en het gebruik van
elektronische testapparatuur is gevaarlijk. U
kunt het systeem ongewild activeren of
onbruikbaar maken zodat het tijdens een
ongeluk niet wordt geactiveerd. De
inzittenden kunnen ernstig letsel oplopen.
93)Verwerk het gordelspansysteem op de
juiste wijze als afval. Onjuiste
afvalverwerking van het
gordelspansysteem of een voertuig met
niet gedeactiveerde gordelspanners is
gevaarlijk. Tenzij alle veiligheidsprocedures
in acht worden genomen, kan dit leiden tot
letsel. Neem contact op met een dealer
van het Abarth Servicenetwerk voor het
veilig tot afval verwerken van het
gordelspansysteem of een voertuig met
een gordelspansysteem.
93
Page 96 of 244

VOORZORGSMAAT
REGELEN BIJ
KINDERZITJES
94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104)
FCA raadt ten zeerste aan de
kinderzitjes te gebruiken voor kinderen
die hierin passen.
FCA beveelt het gebruik aan van een
authentiek kinderzitje of een zitje dat in
overeenstemming is met de UNECE 44
(*)-voorschriften. Neem contact op met
een dealer van het Abarth
Servicenetwerk als u een authentiek
FCA-kinderzitje wilt aanschaffen.
Controleer de landelijke en plaatselijke
wetgeving voor specifieke vereisten
betreffende de veiligheid van kinderen
die in uw auto worden vervoerd.
(*) UNECE staat voor Europese
economische commissie van de
Verenigde Naties.
Kies bij het aanschaffen van een
kinderzitje een zitje dat geschikt is voor
de leeftijd en de lengte van het kind,
volg de wetgeving en de instructies die
bij het kinderzitje worden geleverd.Een kind dat te groot is geworden voor
een kinderzitje moet worden vervoerd
met veiligheidsgordels over schoot en
schouder. Als de gordel irriteert bij de
nek of het gezicht, verplaats het kind
dan meer naar het midden van de auto.
Een kinderzitje dat in de rijrichting wordt
gemonteerd, magNOOITop de
passagiersstoel worden gebruikt als de
airbag is ingeschakeld. In het geval van
een botsing kan een geactiveerde
airbag dodelijk letsel veroorzaken bij het
vervoerde kind.
Om het risico op letsel door een
geactiveerde airbag bij de
passagiersstoel te verkleinen, werkt het
classificatiesysteem voor inzittenden als
onderdeel van een aanvullend
veiligheidssysteem.
Het systeem deactiveert de front- en
zijairbags van de passagiersstoel en het
gordelspansysteem als het
deactivatielampje UIT van de airbag van
de passagier brandt.
Als een baby of klein kind zich op de
passagiersstoel bevindt, schakelt het
systeem de front- en zijairbags en het
gordelspansysteem uit. Let er dus op
dat het deactivatielampje UIT van de
airbag van de passagier brandt.
Raadpleeg voor meer informatie
"Classificatiesensor voor inzittenden" in
de paragraaf "Frontairbags".
BELANGRIJK Een veiligheidsgordel of
kinderzitje kan zeer warm worden in
een afgesloten voertuig bij warm weer.
Controleer het zitje en de gordel
alvorens u of uw kind de items aanraakt
om brandwonden te voorkomen.
OPMERKING Uw voertuig is uitgerust
met ISOFIX-bevestigingen voor
ISOFIX-kinderzitjes. Zie de paragraaf
“ISOFIX-bevestiging gebruiken” in dit
hoofdstuk wanneer u een zitje daarmee
vastmaakt.
94
VEILIGHEID