ESP Abarth 500 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2008, Model line: 500, Model: Abarth 500 2008Pages: 170, PDF Size: 2.33 MB
Page 2 of 170

Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Abarth hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze.
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Abarth leert kennen en u uw auto op de juiste manier
zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voor-
dat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de
technische kwaliteiten van uw Abarth volledig te benutten.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de de “Service- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
❒het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
❒een overzicht van de speciale aanvullende service voor Abarth-cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
De bijzondere 500 Abarth is een eigenzinnige auto met een onmiskenbare vormgeving, gedreven door harmonie tussen stijl
en traditie en die dank zij zijn nieuwe specificaties veiligheid combineert met uitzonderlijke prestaties. De sideskirts, de
achterspoiler en de diffuser onder de bodemplaat verbeteren het effect van de luchtstromingen, de carrosseriestand en de
wegligging bij hoge snelheden. Aan de uiteinden van de diffuser zijn twee openingen aangebracht voor de symmetrische
eindpijpen van de dwarsgeplaatste uitlaatdemper. Kenmerkend zijn ook de symmetrisch geplaatste luchtopeningen voor en
achter; de voorste voor de luchttoevoer voor koeling van de twee intercoolers en de tweede voor afvoer van de luchtstroom
achter. De toepassing van het TTC-systeem (Torque Transfer Control) verbetert de overbrenging van het motorkoppel op
de wielen en garandeert een veiliger weggedrag en gevoeliger besturing in het bijzonder in bochten. Het comfort is
verhoogd door de introductie van een stabilisatorstang, die een zachtere afstelling van de schokdempers en daardoor een
minder stug weggedrag mogelijk maakt. Alle kenmerken in het interieur van de 500 Abarth zoals de analoge
turbodrukmeter, het driespaaksstuurwiel met voorgevormde handgrepen, de aluminium pedalen, de versnellingspook met
ergonomische pookknop en de stoelen met in de rugleuning geïntegreerde hoofdsteun, benadrukken het sportieve karakter
van de auto. In dit instructieboekje worden diverse uitvoeringen van de nieuwe 500 Abarth beschreven; u dient zich echter
aan de informatie te houden die geldt voor de uitvoering van de auto die u gekocht hebt.
Page 3 of 170

2
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTODASHBOARD ...................................................................... 3
SYMBOLEN ........................................................................... 4
CODE-STARTBLOKKERING ........................................... 4
DE SLEUTELS ........................................................................ 5
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 9
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY EN INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... 12
TRIP COMPUTER ................................................................ 21
ZITPLAATSEN ...................................................................... 23
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 24
STUURWIEL ......................................................................... 25
SPIEGELS ................................................................................ 26
KLIMAATREGELING........................................................... 27
VERWARMING EN VENTILATIE .................................... 28
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ..................... 29
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING....................... 31
BUITENVERLICHTING ...................................................... 34
RUITEN REINIGEN ............................................................. 35PLAFONDVERLICHTING ................................................. 36
BEDIENINGSORGANEN .................................................. 37
INTERIEURUITRUSTING .................................................. 39
OPENDAK.............................................................................. 41
PORTIEREN .......................................................................... 43
RUITBEDIENING ................................................................. 45
BAGAGERUIMTE ................................................................. 46
MOTORKAP ......................................................................... 49
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 51
KOPLAMPEN ........................................................................ 51
ABS .......................................................................................... 53
ESP-SYSTEEM....................................................................... 54
EOBD-SYSTEEM ................................................................... 57
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” ...................................................................... 58-
AUTORADIO ....................................................................... 59
TANKEN ................................................................................ 61
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 62
W W
E E
G G
W W
I I
J J
S S
I I
N N
U U
W W
A A
U U
T T
O O
Page 25 of 170

24
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Bestuurders- en passagierszijde
indien voorzien van een
standgeheugen
Schuif de stoel om deze in de oorspron-
kelijke stand te zetten, naar achteren door
op de rugleuning te drukken totdat de
stoel vergrendelt (beweging d); bedien de
hendel D (beweging e) om de rugleuning
te ontgrendelen en kantel de rugleuning
omhoog (beweging f) totdat hij hoorbaar
vergrendelt.
ATTENTIE Door het gebruik van hendel
Dvoordat de stoel in de oorspronkelijke
stand is vergrendeld, gaat de oorspronke-
lijke instelling verloren, waardoor de stoel
opnieuw m.b.v. de verstelling in lengterich-
ting fig. 16moet worden afgesteld.
Passagierszijde zonder
standgeheugen
Schuif de stoel om deze in de oorspron-
kelijke stand te zetten, naar achteren door
op de rugleuning te drukken totdat de ge-
wenste stand is bereikt (beweging d); be-
dien de hendel D (beweging e) om de
rugleuning te ontgrendelen en kantel de
rugleuning omhoog (beweging f) totdat
hij hoorbaar vergrendelt.
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE
fig. 20F0S020Ab
De vergrendelingsmethode is gekozen om
de veiligheid van de inzittende te garande-
ren. Als bij aanwezigheid van een obstakel
(bijvoorbeeld een tas), de stoel niet in
de oorspronkelijke stand kan worden te-
ruggezet, dan garandeert het mechanisme
dat de stoel toch in de geleiders wordt
vergrendeld, zodra de rugleuning wordt te-
ruggeklapt.
ZITPLAATSEN ACHTER fig. 20
Rugleuning ontgrendelen
❒Bij uitvoeringen met ondeelbare achter-
bank: trek de hendels Aen Bomhoog en
plaats de rugleuning op de zitting.
❒Bij uitvoeringen met deelbare achterbank:
trek de hendel Aof Bomhoog om
respectievelijk het linker of het rechter
deel van de rugleuning te ontgrendelen en
plaats de rugleuning op de zitting.
HOOFDSTEUNEN
ACHTER (indien aanwezig)
fig. 21
Om de hoofdsteunen achter te verwijde-
ren, moet u gelijktijdig de knoppen B en
Caan de kant van de twee steunen in-
drukken en de hoofdsteunen uittrekken.
Voor het verwijderen van de hoofdsteu-
nen achter moet of de achterklep worden
geopend of de rugleuning zijn ontgrendeld
en naar voren worden gekanteld. Om de
hoofdsteun in de gebruiksstand te zetten,
moet u de hoofdsteun omhoog plaatsen
totdat hij vergrendelt.
Druk voor het omlaagplaatsen van de
hoofdsteun op de knop B. De bijzondere
constructie van de hoofdsteun verhindert
dat de passagier achter op de juiste wijze
tegen de rugleuning kan steunen; deze
constructie is nuttig omdat de passagier
gedwongen wordt de hoofdsteun voor ge-
bruik omhoog in de juiste stand te trek-
ken.
BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter ge-
bruikt worden, moeten de hoofdsteunen
altijd volledig zijn uitgetrokken.
Page 33 of 170

32
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
❒kan de temperatuur van de lucht naar
het interieur niet lager worden dan de
buitentemperatuur (de temperatuur-
aanduiding op het display knippert als
het systeem er niet in slaagt het ge-
wenste klimaat te bereiken);
❒kunt u handmatig de aanjagersnelheid
op nul zetten (als de compressor is in-
geschakeld, dan kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waar-
de (één staafje verlicht)).
Knop OFF - C
Systeem uitschakelen
Als u op de knop OFFdrukt, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn alle lampjes gedoofd;
❒is het temperatuurdisplay gedoofd;
❒is de luchtrecirculatie uitgeschakeld;
❒is de compressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Onder deze omstandigheden kunt u de re-
circulatie in- of uitschakelen zonder het
systeem te activeren.Knop
…- D
Luchtrecirculatie in-/uitschakelen
Het verdient aanbeveling om de luchtre-
circulatie in te schakelen in de file of in tun-
nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-
vuilde lucht het interieur bereikt.
Lampje op de knop brandt = recirculatie
ingeschakeld.
Lampje op de knop gedoofd = recircula-
tie uitgeschakeld.
Bij lage temperaturen of wanneer de com-
pressor is uitgeschakeld, wordt de recir-
culatie geforceerd uitgeschakeld om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recirculatiefunctie
niet te gebruiken omdat hierdoor de rui-
ten sneller kunnen beslaan.
Knoppen
ÕÔ- E
Gewenste temperatuur instellen
Als u op de knop
Õdrukt, wordt de tem-
peratuur in het interieur verhoogd, totdat
de waarde HI (maximale verwarming) is
bereikt.
Als u op de knop
Ôdrukt, wordt de tem-
peratuur in het interieur verlaagd, totdat de
waarde LO (maximale koeling) is bereikt.BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof
niet warm genoeg is, schakelt het systeem
niet onmiddellijk de maximale aanjager-
snelheid in, om de toevoer van te koude
lucht in het interieur te beperken.
Knoppen
ÕÔ- F
Aanjagersnelheid instellen
Als u op de knop
Õof Ôdrukt, wordt de
aanjagersnelheid respectievelijk verhoogd
of verlaagd; de aanjagersnelheid wordt
weergegeven door verlichte staafjes op
het display.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld (knop B).
Om de automatische regeling van de aan-
jagersnelheid weer in te schakelen, moet
u de knop AUTOindrukken.
Knoppen
´μ∂- G H I
Luchtverdeling handmatig kiezen
Als u deze knoppen indrukt, dan kunt u een
van de vijf mogelijke luchtverdelingen kiezen:
´lucht uit de luchtroosters voor
ontdooiing/ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
μlucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard voor een koele
luchtstroom op het lichaam en het
gezicht bij warm weer.
Page 49 of 170

48
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Gedeeltelijke vergroting (50/50)
(indien van toepassing) fig. 49-50
Het is mogelijk de bagageruimte te ver-
groten door de deelbare achterbank ge-
deeltelijk of geheel neer te klappen.
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de hoofdsteunen van de ach-
terbank (indien aanwezig); voor het ver-
wijderen van de hoofdsteunen achter
moet of de achterklep worden geopend
of de rugleuning zijn ontgrendeld en
naar voren worden gekanteld;
❒controleer of de gordels niet gespan-
nen zijn of gedraaid zitten;
❒trek het hendeltjes Aof B-fig. 49om-
hoog om respectievelijk het linker of
het rechter deel van de rugleuning te
ontgrendelen en plaats de rugleuning op
de zitting.BELANGRIJK Bij het terugplaatsen van de
rugleuning raden wij aan vanaf de buiten-
zijde van de auto (bij geopende portieren)
te werk te gaan.
Maximale vergroting fig. 51
Als de achterbank wordt neergeklapt, is
de bagageruimte maximaal vergroot.
fig. 49F0S049Abfig. 50F0S050Ab
fig. 51F0S051Ab
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de hoofdsteunen van de ach-
terbank (indien aanwezig);
❒controleer of de gordels niet gespan-
nen zijn of gedraaid zitten;
❒trek de hendeltjes Aen B-fig. 49om-
hoog om de rugleuningen te ontgren-
delen en klap ze op de zitting neer.
BELANGRIJK Bij het terugplaatsen van de
rugleuning raden wij aan vanaf de buiten-
zijde van de auto (bij geopende portieren)
te werk te gaan.
Page 50 of 170

49
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
MOTORKAP
Openen fig. 52-53-54
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel Ain de richting van de
pijl;
❒plaats het hendeltje Bnaar rechts zo-
als aangegeven in de figuur;
❒til de motorkap op en trek gelijktijdig
de steunstang Cuit de klem D; steek
vervolgens het uiteinde van de stang in
de grote opening Ein de motorkap en
druk de stang in de veilige stand (kleine
opening) zoals afgebeeld. Achterbank terugplaatsen
Plaats de rugleuningen omhoog en druk de
leuningen naar achteren, totdat beide
borgmechanismen hoorbaar inklikken.
Plaats de gespen van de veiligheidsgordels
omhoog en zet de zitting weer in de nor-
male gebruiksstand.
BELANGRIJK Als de rugleuning in de nor-
male gebruiksstand wordt gezet, contro-
leer dan of de rugleuning hoorbaar ver-
grendelt.
Controleer of de rugleuning aan beide zij-
den goed vergrendeld is om te voorko-
men dat in geval van bruusk remmen, de
rugleuning naar voren kan klappen en de
passagiers kan verwonden.
HOEDENPLANK VERWIJDEREN
Om de hoedenplank te verwijderen, moet
de hoedenplank uit de twee pennen aan de
zijkant worden losgemaakt.
fig. 52
A
F0S052Ab
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de mo-
torkap onverwacht dichtvallen. Voer
deze handelingen alleen uit als de au-
to stilstaat.
ATTENTIEfig. 53F0S053Ab
Page 55 of 170

54
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Als alleen het waarschu-
wingslampje xop het in-
strumentenpaneel gaat branden en
op het instelbare multifunctionele dis-
play (indien aanwezig) verschijnt ook
een melding, stop dan onmiddellijk en
wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk. Als er vloeistof lekt uit het hy-
draulische systeem, wordt de werking
van zowel het conventionele remsys-
teem als het ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIEESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.
Het ESP beschikt naast ASR (anti-door-
slipregeling van de aangedreven wielen die
werkt op de remmen en de motor) en
HILL HOLDER (automatisch werkende
wegrijhulp op hellingen) ook over MSR (re-
geling van het afremmen op de motor tij-
dens terugschakelen), HBA (automatische
remdrukverhoger bij noodstops) en TTC
(regeling voor overbrenging van motor-
koppel op de wielen).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het in-
strumentenpaneel knipperen, om de be-
stuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen. Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>en xop het instru-
mentenpaneel en verschijnt er een mel-
ding op het instelbare multifunctionele dis-
play (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Abarth Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Page 56 of 170

55
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
De prestaties van het ESP-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
ATTENTIE
Inschakeling van het systeem
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en kan niet
worden uitgeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld en gaat
lampje
áop het instrumentenpaneel con-
tinu branden. Bovendien verschijnt er een
melding op het instelbare multifunctione-
le display (indien aanwezig). Wendt u in
dit geval tot het Abarth Servicenetwerk.HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-sys-
teem en schakelt automatisch in als:
❒omhoog: de auto stilstaat op een hel-
ling van meer dan 2% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en ver-
snellingsbak in vrij of als een andere ver-
snelling dan de achteruit is ingeschakeld.
❒omlaag: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 2% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en als de achteruit
is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-
heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-
remd blijven, totdat het noodzakelijke mo-
torkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd
heeft om uw rechter voet van het rem-
pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggere-
den, schakelt het systeem automatisch uit
en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch schu-
rend geluid horen. Dit geluid betekent dat
de auto ieder moment in beweging kan
komen.Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt het
waarschuwingslampje áop het instru-
mentenpaneel en verschijnt er een mel-
ding op het instelbare multifunctionele dis-
play (indien aanwezig) (zie hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen handrem; verlaat dus nooit de auto
zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste versnel-
ling in te schakelen.
Als eventueel met het
noodreservewiel wordt gere-
den, dan blijft het ESP ingeschakeld.
Blijf er echter rekening mee houden
dat het noodreservewiel kleiner is dan
de normale band en dat daarom de
grip lager is dan bij de andere banden
van de auto.
Voor de juiste werking van het ESP-
en ASR-systeem is het noodzakelijk
dat de banden van alle wielen van
hetzelfde merk en type zijn. De ban-
den moeten in perfecte conditie zijn
en de voorgeschreven afmetingen
hebben.
ATTENTIE
Page 57 of 170

56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR,
verhoogt bij bruusk terugschakelen het
motorkoppel, zodat overmatige vertraging
van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een
wegdek met weinig grip, waarop de sta-
biliteit van de auto snel verloren kan gaan.TTC-SYSTEEM (Torque Transfer
Control)
Dit is een onderdeel van het ESP.
Dit systeem verbetert het overbrengen
van het motorkoppel op de wielen, waar-
door veiligere en veel sportievere rij-ei-
genschappen worden gegarandeerd. Voor-
al door de veel snellere reactie bij het in-
sturen van een bocht, waarbij het onder-
stuur wordt beperkt.
Het systeem kan met een knop C-fig. 58.
op het dashboard worden ingeschakeld.
De inschakeling wordt aangegeven door
een brandend lampje in de TTC-knop.
Het wordt uitgeschakeld door nogmaals
op de knop te drukken of door de mo-
tor uit te zetten (contactsleutel in stand
STOP). ASR-SYSTEEM
(Antislip Regulation)
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-sys-
teem en grijpt automatisch in als een of
beide aangedreven wielen dreigen door te
slippen, zodat de bestuurder de controle
over de auto kan behouden.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de wiel-
belasting of door te felle acceleratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook
in samenhang met de condities van het
wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten
(aquaplaning).
fig. 58
TTC
C
F0S058Ab
Page 61 of 170

60
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze
verantwoordelijkheid voor schade die het
gevolg is van de installatie van accessoi-
res die niet door Fiat Auto S.p.A. geleverd
of aanbevolen zijn en die niet conform de
geleverde instructies zijn geïnstalleerd.EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (diefstalalarm, navigatiesysteem
met anti-diefstalsatellietbewaking enz.), of
accessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, dient u contact op te ne-
men met het Abarth Servicenetwerk. De-
ze kan u de meest geschikte installaties
aanraden uit het Lineaccessori Abarth-
programma en controleren of de elektri-
sche installatie van de auto geschikt is voor
het extra stroomverbruik of dat het nood-
zakelijk is een accu met een grotere ca-
paciteit te monteren.RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte an-
tenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische sys-
temen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-
foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-
ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-
ties die door de fabrikant van de mobiele
telefoon zijn bijgeleverd.