display Abarth 500 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2017, Model line: 500, Model: Abarth 500 2017Pages: 200, PDF Size: 6.42 MB
Page 23 of 200

BUITENVERLICHTING
DAGRIJLICHTEN (DRL)
"Dagrijlichten"
(waar aanwezig)
Met de contactsleutel op MAR en
draaischakelaar fig. 21 op
gedraaid,
gaan de dagrijlichten automatisch
aan. De andere lichten en de
binnenverlichting blijven uit.
16) 17)
DIMLICHT/STADSLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar op
fig.
21. Als het dimlicht wordt ingeschakeld,
gaan de dagrijlichten uit en worden
het stadslicht en het dimlicht
ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar vanOnaar
wordt
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden.
GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
de draaischakelaar op
staan, en
de hendel naar het stuurwiel tot voorbij
de aanslag worden getrokken.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het lampje
.
Grootlichtsignaal
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand) fig. 21,
ongeacht de stand van de
draaischakelaar.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
omhoog (stand A) fig. 21:
inschakeling rechter richtingaanwijzer;
omlaag (stand B): inschakeling linker
richtingaanwijzer.Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen. De
richtingaanwijzers worden automatisch
uitgeschakeld als het stuurwiel weer
wordt rechtgezet.
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór het
voertuig gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
Inschakelen
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de hendel binnen
2 minuten na het afzetten van de motor
naar het stuurwiel en doe dat meerdere
keren.
Telkens dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld. Op het
display wordt de tijd weergegeven dat
de functies ingeschakeld blijven.
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden als
de hendel voor het eerst wordt bediend
en blijft branden tot de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
A
B
21AB0A0026C
21
Page 24 of 200

Uitschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld
door de koplampen of het stadslicht in
te schakelen, of door de linkerhendel
langer dan 2 seconden naar het
stuurwiel te trekken (onstabiele positie),
of door de startinrichting op MAR te
zetten.
MISTLAMPEN/
MISTACHTERLICHTEN
(waar aanwezig)
De mistlampen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het dimlicht
brandt.
Gebruik knop 1 fig. 22 als volgt, om de
mistlampen/mistachterlichten in te
schakelen:
eerste keer indrukken:
mistlampen voor aan;
tweede keer indrukken:
mistachterlichten aan;
derde keer indrukken:
mistlampen voor/mistachterlichten uit;
Wanneer de mistlampen zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
Wanneer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
MISTACHTERLICHTEN
Wanneer het dimlicht is ingeschakeld,
kunnen deze worden ingeschakeld
door het indrukken van knop 2
fig.
22.
Bij brandende mistlampen gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
Druk met de contactsleutel op de stand
MAR en de dimlichten aan, op de
knop+of–fig. 23 om de stand van de
koplampen te verstellen.
De ingestelde stand wordt op het
display weergegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand1-4personen.
Stand2-4personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximum
toegestane lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Xenon koplampen met
gasontlading worden automatisch
geregeld. De regeling van de
koplampafstelling is elektronisch en kan
aldus niet handmatig worden geregeld
met de knoppen+en–.
22AB0A0352C
23AB0A0002C
22
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 39 of 200

laat de motorkap tot ongeveer 20
cm boven de motorruimte zakken
en laat hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en niet
alleen vergrendeld met de beveiliging.
Als de motorkap niet perfect gesloten
is, probeer dan niet erop te drukken
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
28)
BELANGRIJK
25)De motorkap kan plotseling omlaag
vallen als de steunstang niet correct
geplaatst is. Verricht deze handelingen
uitsluitend bij stilstaande auto.
26)Wees voorzichtig bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor heet is om
brandwonden te voorkomen. Plaats de
handen niet in de buurt van de ventilator,
omdat deze ook ingeschakeld kan worden
als de sleutel niet in het contactslot zit.
Wacht tot de motor is afgekoeld.
27)Pas op dat er geen sjaals, stropdassen
of andere losse delen van kledingstukken
- ook per ongeluk - in aanraking komen
met bewegende delen. Dit kan tot gevolg
hebben dat het kledingstuk het onderdeel
in wordt getrokken, met ernstig letsel
voor de drager als resultaat.28)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of hij
goed gesloten en vergrendeld is. Mocht u
tijdens het rijden merken dat de motorkap
niet goed vergrendeld is, stop dan
onmiddellijk en sluit de motorkap op de
correcte manier.
29)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers tegen de ruit liggen, het
voertuig stilstaat en de handrem is
aangetrokken.
BAGAGERUIMTE
30) 31)
DE ACHTERKLEP
OPENEN MET DE
AFSTANDSBEDIENING
Druk op de knop
op de sleutel
met afstandsbediening.
De richtingaanwijzers knipperen twee
keer wanneer de achterklep wordt
geopend.
Bij sommige versies gaat de verlichting
in de bagageruimte branden als de
achterklep geopend wordt: de
verlichting gaat automatisch uit als de
achterklep gesloten wordt.
12)
32)
ELEKTRISCH BEDIENDE
HANDGREEP (SOFT
TOUCH)
De achterklep (indien niet vergrendeld)
kan van buitenaf geopend worden
met behulp van de elektrische
openingshendel 1 fig. 42 die zich onder
de grote handgreep bevindt.
Als het symbool op het display
gaat branden, betekent dit dat de
achterklep niet goed gesloten is.
37
Page 42 of 200

BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
.
“STANDAARD” SCHERM KLEURENDISPLAY
1. Kilometerteller (weergave totaalstand aantal gereden kilometers/mijlen) 2. Digitale koelvloeistoftemperatuurmeter 3. Digitale toerenteller
4. Autonomie 5. Datum 6. Buitentemperatuurmeter 7. Aanduiding voertuigsnelheid 8. Planning 9. Huidig verbruik 10. Digitale brandstofmeter
11. Huidig verbruik (numeriek)
44AB0A0338C
40
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 44 of 200

SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht
op het display.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het schakelpictogram
(opschakelen)
op de display wordt
getoond, geeft de GSI het advies om
een hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het schakelpictogram
(terugschakelen)
wordt getoond, de
bestuurder wordt geadviseerd een
lagere versnelling in te schakelen.
De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
ANALOGE DRUKMETER
De auto is uitgerust met een drukmeter
voor de meting van de druk van de
turbocompressor met de analoge meter
1 fig. 46.
De schaal van de indicator 1 kan,
afhankelijk van het model, 2,0
bar behalen.OpmerkingDe wijzer van de meter
voor de turbodruk mag nooit meer dan
1 – 1,2 bar aangeven, ook niet als
een sportieve rijstijl en maximale
prestaties worden vereist.
Display Sportfunctie
Als de SPORT-functie gebruikt wordt,
wordt op het display 2 fig. 46 binnenin
de turbodrukmeter het woord "SPORT"
weergegeven.
MENUOPTIES
Het menu bestaat uit een serie opties
die gekozen kunnen worden met de
knoppen+en–om toegang te krijgen
tot verschillende keuze- en
instellingshandelingen (Instellingen) die
hieronder zijn aangegeven. Sommige
opties hebben een submenu.
+Om de schermpagina en de opties
naar boven te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
MENUKort indrukken om het
menu te openen en/of naar
de volgende schermpagina
te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen.
Ingedrukt houden om naar
het standaardscherm
terug te keren.
46AB0A0333C
47AB0A0002C
42
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 45 of 200

–Om de schermpagina en de opties
naar beneden te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verlagen.
OpmerkingDe knoppen+en–
activeren verschillende functies
afhankelijk van de volgende situaties:
hiermee kan binnen het menu naar
beneden of naar boven door de opties
gebladerd worden;
zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de waarden.
Het menu biedt de volgende functies:
VERLICHTING: voor het verstellen
van de verlichting van het dashboard en
instrumentenpaneel
PIEP SNELHEID: voor het instellen
van de snelheidslimiet van het voertuig
(km/h of mph). De bestuurder wordt
gewaarschuwd als deze snelheid wordt
overschreden.
ACTIVERING TRIP B/GEGEVENS:
voor de inschakeling ("On") en
uitschakeling ("Off") van de Trip
B-weergave (gedeeltelijke tripteller).
STEL UUR IN: voor het instellen van
de klok op het display
STEL DATUM IN: voor het instellen
van de datum op het display
AUTOCLOSE: voor het inschakelen
of uitschakelen van de automatische
portiervergrendeling bij een snelheid
hoger dan 20 km/h
MEETEENHED: voor het instellen
van de meeteenheden voor afstand en
brandstofverbruik
TAAL: voor het instellen van de taal
op het display
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN: voor het
instellen van het volume (8 niveaus) van
het geluidssignaal (zoemer) dat klinkt
als een storing/waarschuwing wordt
weergegeven
PIEP VEILIGHEIDSGORDELS: voor
de herinschakeling van de SBR-zoemer
(wordt alleen weergegeven als het
SBR-systeem is ingeschakeld door het
Abarth Dealernetwerk)
SERVICE: geeft de kilometerstand
weer waarbij geprogrammeerd
onderhoud moet worden verricht
AIRBAG/AIRBAG PASSAGIER: voor
het inschakelen/uitschakelen van de
passagiersairbag
DAGLICHTEN: voor het inschakelen/
uitschakelen van de dagrijlichten
ITPMS RESETTEN: voor het
resetten van het iTPMS-systeem
(”inleren”, zie de paragraaf “iTPMS-
systeem”)
ZIE RADIO (indien aanwezig): voor
het inschakelen/uitschakelen van het
dupliceren van bepaalde radio-
informatie weergegeven in de weergave
van hetUconnect™-systeem op het
display van het instrumentenpaneel.
ZIE TELEFOON (indien aanwezig):
voor het inschakelen/uitschakelen
van het dupliceren van bepaalde
telefoongesprekinformatie weergegeven
in de weergave van hetUconnect™-
systeem op het display van het
instrumentenpaneel.
ZIE NAVIGATIE (indien aanwezig):
voor het inschakelen/uitschakelen van
het dupliceren van bepaalde
navigatie-informatie weergegeven in de
weergave van hetUconnect™-
systeem op het display van het
instrumentenpaneel.
MENU AFSLUITEN
43
Page 46 of 200

TRIP COMPUTER
De Trip-computer geeft informatie over
de werking van de auto weer op het
display, wanneer de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Met deze functie kunnen twee
afzonderlijke reizen worden
aangemaakt, “Trip A” en Trip B”
genaamd, waarmee "volledige reizen"
van de auto onafhankelijk van elkaar
worden bewaakt. Bovendien zijn bij
sommige versies "Moment. info" en
"Best gemiddeld verbruik" beschikbaar.
Beide geheugens kunnen gereset
worden: reset - begin van een nieuwe
rit.
“Trip A” geeft informatie over:
Actieradius (waar aanwezig)
Afgelegde afstand A
Gemiddeld verbruik A
Huidig brandstofverbruik (waar
aanwezig)
Gemiddelde snelheid A
Reistijd A (rijtijd)
Reset Trip A
“Trip B” geeft informatie over:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B (rijtijd)
Reset Trip B“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie
“Trip B inschakelen”). De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik"
kunnen niet worden gereset.
"Moment. info" geeft de volgende
waarden weer (waar aanwezig en voor
zover ze niet worden weergegeven in
het hoofdscherm):
Autonomie
Huidig verbruik
In "Best gemiddeld verbruik" wordt een
scherm weergegeven waarin het beste
gemiddelde verbruik wordt samengevat
(waar aanwezig). Deze informatie kan
gereset worden.
WEERGEGEVEN
WAARDEN
Actieradius (waar aanwezig)
Dit geeft bij benadering de afstand aan
die nog gereisd kan worden met de
aanwezige brandstof in de tank, op
voorwaarde dat de rijstijl ongewijzigd
blijft. Op het display wordt "----"
weergegeven, wanneer de volgende
gebeurtenissen zich voordoen:
de actieradius kleiner is dan 50 km
(of 30 mijl)
de auto lang stilstaat met een
draaiende motor.BELANGRIJK De actieradius kan
variëren op basis van verschillende
factoren: de rijstijl (zie de paragraaf
"Rijstijl" in het hoofdstuk "Starten en
rijden"), het type route (snelweg,
stadsverkeer, bergwegen, etc…) en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de
planning van een reis dient men dus
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft
afgelegd sinds het begin van een
nieuwe reis.
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik
van de auto weer sinds het begin van
een nieuwe reis.
Huidig brandstofverbruik (waar
aanwezig)
Geeft het brandstofverbruik weer. Deze
waarde wordt continu bijgewerkt. Als
het voertuig stilstaat met draaiende
motor verschijnt "----"ophetdisplay.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde voertuigsnelheid
weer afhankelijk van de totale tijd die
is verlopen sinds het begin van de reis.
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 48 of 200

LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJK Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er
klinkt een geluidssignaal, wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun
beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het
Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. Zie de informatie in dit hoofdstuk in
de gevallen dat een storing wordt gemeld.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën
kan onderbroken worden. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.
LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Betekenis
VEILIGHEIDSGORDELS NIET VASTGEMAAKT
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaand voertuig de veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd.
Wanneer met de auto wordt gereden met niet goed omgelegde veiligheidsgordels, dan gaat het lampje
knipperen en klinkt er een geluidssignaal.
Neem, voor permanente uitschakeling van het geluidssignaal (de zoemer) van het SBR (Seat Belt
Reminder)-systeem, contact op met het Abarth Servicenetwerk. Het systeem kan te allen tijde via het
Set-up-menu weer ingeschakeld worden.
46
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 49 of 200

Waarschuwingslampje Betekenis
DEFECT EBD
Wanneer de waarschuwingslampjes bij draaiende motor tegelijk gaan branden, dan is er een storing in het
EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de achterwielen bij hard remmen
plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige versies verschijnt een speciaal
bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar het dichtstbijzijnde Abarth Servicepunt om het systeem direct te laten
controleren.
STORING AIRBAG
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje blijft continu branden als er een storing in het airbagsysteem is. Bij sommige versies verschijnt
een speciaal bericht op het display.
33) 34)
47
Page 50 of 200

Waarschuwingslampje Betekenis
LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/HANDREM AANGETROKKEN
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil
bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het remcircuit. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.
35)
Handrem aangetrokken
Het lampje gaat branden wanneer de handrem is aangetrokken.
Als de auto in beweging is, klinkt op bepaalde versies ook een geluidssignaal.
BELANGRIJK Controleer of de handrem niet is aangetrokken als het lampje tijdens het rijden gaat branden.
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL