stop start Abarth Grande Punto 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2010, Model line: Grande Punto, Model: Abarth Grande Punto 2010Pages: 206, PDF Size: 3.12 MB
Page 130 of 206

129
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN
BERICHTEN
BERICHTEN OP INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Controle bandenspanning
Als twee of meer banden te zacht zijn, ver-
schijnt er een melding op het display. Op
het display wordt achtereenvolgens iede-
re band apart aangegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel mo-
gelijk de juiste bandenspanning te herstel-
len (zie de paragraaf “Bandenspanning in
koude toestand” in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”).Te lage bandenspanning
Als de spanning van een of meer banden
onder een bepaalde drempelwaarde komt,
verschijnt er een melding op het display.
In dat geval waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk leeglopen
van de band(en) en dus op een mogelijke
lekke band.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of
meerdere zachte banden omdat de rijvei-
ligheid van de auto in gevaar kan worden
gebracht. Stop de auto zonder bruusk te
remmen en vermijd heftige stuurbewe-
gingen. Repareer de band onmiddellijk met
de daarvoor bestemde reparatieset (zie
het hoofdstuk “Noodgevallen) en wendt
u zo snel mogelijk tot het Abarth Servi-
cenetwerk.
Bandenspanning niet aangepast
aan snelheid
Wanneer constant harder dan 160 km/h
wordt gereden, moet de bandenspanning
verhoogd worden overeenkomstig de
waarde die aangegeven is in de paragraaf
“Bandenspanning”.
Als het TPMS-systeem (voor versies/
markten waar voorzien) signaleert dat de
spanning van een of meer banden niet is
aangepast aan de snelheid van de auto, ver-
schijnt een bericht op het display (zie de
paragraaf “Te lage bandenspanning” in dit
hoofdstuk).BELANGRIJK Verlaag in dat geval onmid-
dellijk de snelheid, omdat door te warme
banden de prestaties en de levensduur van
de banden in gevaar kunnen worden ge-
bracht, en zelfs, in een beperkt aantal ge-
vallen, tot een klapband kunnen leiden.
Sterke straling op een radio-
frequentie kunnen het TPMS-
systeem ontregelen.
Dit wordt aan de bestuurder aange-
geven door het verschijnen van een
melding (voor versies/markten waar
voorzien).
Deze melding verdwijnt automatisch
zodra de storing het systeem niet
meer ontregelt.
ATTENTIE
Page 138 of 206

137
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
❒controleer of de schakelaar D-fig. 5
van de compressor in stand 0(uitge-
schakeld) staat, start de motor, steek
de stekker E-fig. 6in de dichtstbijzijn-
de stekkerdoos en schakel de com-
pressor in door schakelaar D-fig. 5 in
stand I(ingeschakeld) te zetten. Pomp
de band op tot de juiste bandenspan-
ning is bereikt (zie de paragraaf “Ban-
denspanning” in het hoofdstuk “Tech-
nische gegevens”). Controleer de bandenspanning op de
manometer F-fig. 5. Voor een nauw-
keurige aflezing moet de compressor
worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 minuten
de bandenspanning op ten minste 1,5
bar te krijgen, koppel dan de compres-
sor los van het ventiel en de stekker-
doos en verplaats vervolgens de auto
ongeveer 10 meter naar voren of naar
achteren, zodat de afdichtvloeistof in de
band verdeeld wordt; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om, bin-
nen 5 minuten na inschakeling van de
compressor, de spanning op ten minste
1,8 bar te brengen, mag niet verder
worden gereden, omdat de band te erg
beschadigd is en de reparatieset de ver-
eiste wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk;
❒als de band op de juiste spanning is ge-
bracht (zie de paragraaf “Bandenspan-
ning” in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”), vertrek dan onmiddellijk;
fig. 5F0M0202m
fig. 6F0M0203m
fig. 7F0M039Ab
Plaats de sticker op een voor
de bestuurder goed zichtba-
re plaats om aan te geven dat de
band behandeld is met de snelle ban-
denreparatieset. Rijd voorzichtig
vooral in bochten. Rijd niet harder
dan 80 km/h. Vermijd bruusk accele-
reren en remmen.
ATTENTIE
❒stop na ongeveer 10 minuten en con-
troleer opnieuw de bandenspanning;
vergeet niet de handrem aan te
trekken;
Als de bandenspanning on-
der 1,8 bar is gedaald, mag
niet verder worden gereden: de snel-
le reparatieset Fix & Go automatic
kan de vereiste wegligging niet ga-
randeren omdat de band te erg be-
schadigd is. Wendt u tot het Abarth
Servicenetwerk.
ATTENTIE
Page 174 of 206

173
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD
EN ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, wor-
den gecontroleerd: de bandenspanning
moet bij koude banden worden gecon-
troleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 6:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak.
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 6F0M0160m
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
❒Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Wendt u in dit
geval tot het Abarth Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan
dat de band verouderd is. Banden die
langer dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het
noodreservewiel;
❒monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd wor-
den;
❒om een gelijke slijtage van de banden op
de vooras en de achteras te verkrijgen,
is het raadzaam de banden om de
10.000 / 15.000 km van as te verwis-
selen. Hierbij moeten de banden aan
dezelfde zijde van de auto gemonteerd
blijven, zodat een omkering van de
draairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE
Page 176 of 206

175
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD
EN ZORG
Ruitenwisserbladen vervangen
fig. 7
Aanwijzingen voor het losmaken van het
wisserblad:
❒til de wisserarm Avan de voorruit;
❒draai het wisserblad B90° ten opzich-
te van de pen C, die zich aan het uit-
einde van de wisserarm bevindt;
❒trek het wisserblad los van de pen C.
Aanwijzingen voor het plaatsen van het
wisserblad:
❒plaats de pen Cin het gat in het mid-
delste deel van het wisserblad B;
❒plaats de wisserarm met het wisserblad
op de voorruit.
fig. 7F0M0161m
Wisserblad achter vervangen fig. 8
Ga als volgt te werk:
❒kantel het dopje Aomhoog, draai de
moer Blos, waarmee de wisserarm aan
de as is bevestigd, en neem de arm van
de as;
❒plaats de nieuwe wisserarm in de juis-
te stand en draai de moer zorgvuldig
vast;
❒kantel het dopje naar beneden.
fig. 8F0M0162m
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 9
Als de ruitensproeiers niet werken, con-
troleer dan eerst het niveau in het rui-
tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-
veaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn. Deze
kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
fig. 9F0M0163m
Page 179 of 206

178
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD
EN ZORG
Was de auto nooit in de zon of als de mo-
torkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op
dezelfde wijze worden gewassen als de
gespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aan-
gezien harsdruppels bij langere inwerking
de lak kunnen beschadigen, waardoor de
kans op roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen
zo snel en zo goed mogelijk van de lak ver-
wijderd te worden, omdat door de agres-
sieve bestanddelen de lak kan beschadigen.Schoonmaakmiddelen veront-
reinigen het water. Daarom
moet de auto bij voorkeur wor-
den gewassen op een plaats
waar het afvalwater direct wordt opge-
vangen en gezuiverd.BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in
stand STOPstaan en de motor koud zijn.
Controleer na het reinigen of de ver-
schillende beschermingen (rubber kappen,
deksels enz.) nog op hun plaats zitten en
niet beschadigd zijn.
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen
van het kunststof lampenglas van de kop-
lampen geen aromatische producten (bijv.
benzine) of ketonen (bijv. aceton). Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de
ruiten een daarvoor geschikt schoon-
maakmiddel. Gebruik een schone, zachte
doek om krassen en beschadigingen te
voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken
van de binnenzijde van de achterruit op
dat de elektrische weerstandsdraden van
de achterruitverwarming niet worden be-
schadigd. Veeg voorzichtig in de richting
van de draden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-
terstraal niet direct op de elektronische
regeleenheden worden gericht en moeten
de bovenste ventilatie-openingen goed be-
schermd worden, om beschadiging van de
ruitenwissermotor te voorkomen. Laat
deze werkzaamheden verzorgen door een
gespecialiseerd bedrijf.
Page 198 of 206

197
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bagageruimte ..................................... 68
- noodbediening van achterklep ... 69
- openen en sluiten van achterklep 68
- vergroten ........................................ 69
Bagageruimte vergroten .................... 69
Bagageruimteverlichting .................... 55
Banden
Banden repareren ................................ 135
- bandenspanning ............................. 189
- onderhoud ...................................... 173
- repareren ........................................ 135
- standaard ......................................... 189
- verklaring van bandencodering .. 187
Bandenspanning ................................... 189
Bedieningsknoppen ............................ 55
Bekerhouders - blikjeshouders ........ 60
Bescherming van het milieu .............. 90
Bougies
- type .................................................. 184
Brake Assist
(remregeling bij noodstops) .......... 78
Brandstof
- brandstofmeter .............................. 15
- brandstofnoodschakelaar ............ 57Brandstofmeter ................................... 15
Brandstofnoodschakeling .................. 57
Buitenverlichting
Buitenverlichting ................................. 47
- bediening ......................................... 47
- gloeilamp achter vervangen ........ 143
- gloeilamp voor vervangen ........... 141
Carrosserie
- codes uitvoeringen ....................... 184
- onderhoud ...................................... 176
Chassisnummer ................................... 182
CO
2-emissie ........................................ 196
Code Card ........................................... 9
Contactslot .......................................... 12
Cruise-control (snelheidsregelaar) ... 52
Dashboard .......................................... 5
Dashboard en bediening ................... 4
Dashboardkastje ................................. 58
Derde remlicht ................................... 145
Diefstalalarm ........................................ 11
Dimlicht
- bediening ......................................... 47
- gloeilamp vervangen ..................... 142
Aansteker ........................................... 60
ABS ........................................................ 76
Accu
- accu opladen .................................. 157
- acculading en elektrolytniveau
controleren...................................... 171
- starten met een hulpaccu ............ 134
Achterklep ........................................... 68
Achterruitsproeier
- bediening ......................................... 49
- vloeistofniveau ............................... 168
Achterruitverwarming ................... 38-46
Achterruitwisser
- bediening ......................................... 49
- ruitensproeiers .............................. 175
- wisserbladen ................................... 174
Afmetingen ........................................... 190
Airconditioning, handbediend .......... 34
Armsteun............................................... 59
Asbak ...................................................... 60
ASR ........................................................ 81
- in-/uitschakelen............................... 82
Auto langere tijd stallen .................... 120
A A
L L
F F
A A
B B
E E
T T
I I
S S
C C
H H
R R
E E
G G
I I
S S
T T
E E
R R