Alfa Romeo 156 2002 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2002, Model line: 156, Model: Alfa Romeo 156 2002Pages: 291, PDF Size: 3.73 MB
Page 51 of 291

50
Leg de gordel om door de onderzijde
van de gordel aan de buitenzijde van de
stoel te pakken, de gordel te geleiden
met de gesp (A-fig. 44) en de gesp
geheel in de sluiting (B-fig. 44) te
drukken.
De gordel is juist bevestigd als de gesp
hoorbaar blokkeert. Druk, om de gordels
los te maken, op knop ( C-fig. 44).
De rolautomaat blokkeert als u de gor-
del snel uittrekt, bij hard remmen of bij
botsingen.
Als de oprolautomaat blokkeert, laat
dan de gordel een stukje teruglopen en
trek de gordel vervolgens weer geleidelijk
uit.
P4U00064
fig. 44 Vi
a de rolautomaat wordt de lengte van
de gordel automatisch aangepast aan het
postuur van de drager, waarbij voldoende
bewegingsruimte overblijft.
Als de auto op een steile helling staat,
kan de rolautomaat blokkeren; dit is een
normaal verschijnsel.
Begeleid de gordel tij-
dens het teruglopen om
te voorkomen dat de
gordelband draait.
HOOGTEVERSTELLING
V AN DE VEILIGHEIDSGORDELS
VOOR
Het bovenste bevestigingspunt van de
veiligheidsgordels voor kan in vijf verschil-
lende standen worden gezet. Hierdoor is
de gordel in hoogte verstelbaar.
Pas de hoogte van de gordel altijd aan
het postuur van de inzittende aan. Dank-
zij deze voorzorgsmaatregel werkt de
gordel beter en is het risico op verwondin-
gen tijdens een botsing geringer.
De gordel is goed afgesteld als hij over
de schouder halverwege tussen nek en
uiteinde van de schouder ligt. Druk om de hoogte te regelen op knop
( A-fig. 45) van de rolautomaat en
schuif gelijktijdig beugel ( B-fig. 45)
in de gewenste stand.
fig. 45
P4U00020
Controleer na het af-
stellen altijd of de beu-
gel goed in één van de
standen is vergrendeld. Laat de
knop (A-fig. 45) los en duw de
beugel naar beneden, zodat de
bevestigingsbeugel blokkeert, als
dit nog niet was gebeurd.
Page 52 of 291

51
HEUPGORDEL VAN DE
ZITPLAATS MIDDENACHTER
(
fig. 48)
Maak de gordel vast door gesp (A) in
sluiting (B ) te drukken, totdat de gesp
hoorbaar blokkeert.
De lengte kan worden afgesteld door de
gordel in gesp (D ) te verplaatsen. Trek
aan deel (E) om de gordel te verkorten
en aan deel (F) om te verlengen.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop (C).
BELANGRIJK De gordel is correct af-
gesteld als hij goed aansluit op het bek-
ken.
P4U00067
fig. 48
P4U00065
fig. 46 V
oor een maximale be-
scherming moeten de
gordels achter worden
vastgemaakt, zoals in fig. 46 en
fig. 47 is aangegeven.
P4U00066
fig. 47
GEBRUIK VAN DE VEILIG-
HEIDSGORDELS ACHTER
De achterbank is voorzien van drie-
punts-veiligheidsgordels met rolautomaat
voor de zijzitplaatsen en een tweepunts-
heupgordel voor de middelste zitplaats.
Bij enkele uitvoeringen is ook de middel-
ste zitplaats voorzien van een hoofdsteun
en een driepunts-veiligheidsgordel met
rolautomaat, die gelijk is aan de gordel
van de zijzitplaatsen.
Om verkeerde verbindingen te voorko-
men, passen de gespen van de zijgordels
niet in de sluiting van de middengordel.
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
r ugleuning en leg dan de gordel om.
Als de zitplaatsen achter niet worden
bezet, gebruik dan de uitsparingen in de
r ugleuning van de achterbank om de slui-
tingen en de gordels op te bergen.
Page 53 of 291

52
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te hou-
den aan de wettelijke voorschriften met
betrekking tot het verplichte gebruik van
de veiligheidsgordels (en de inzittenden
erop attent te maken).
Bedenk dat achterpas-
sagiers die geen gordel
dragen tijdens een ern-
stig ongeval, niet alleen zelf aan
gevaar worden blootgesteld
maar ook gevaar opleveren voor
de inzittenden voor.
Draag altijd veiligheids-
gordels, zow el voor als
achter in de auto. Rijden
zonder veiligheidsgordels ver-
groot het risico op ernstig letsel
of een dodelijke afloop bij een on-
geval.P4U00068
fig. 49 De gordelband mag niet
gedraaid zijn en moet
goed tegen het lichaam
van de inzittende aanliggen. Het
diagonale gordelgedeelte moet via
het midden van de schouder schuin
over de borst liggen. Het horizon-
tale gordelgedeelte moet over het
bekken en niet over de buik lig-
gen, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens een botsing onder de
gordel uitschuift. Draag geen
voorwerpen (sieraden, gespen,
enz.) die een goed aansluiten van
de gordel op het lichaam van de
passagier verhinderen (fig. 49).
Gebruik de gordel niet
voor een kind dat bij een
volwassene op schoot
zit, waarbij de gordel beiden zou
moeten beschermen (fig. 50).
P4U00069
fig. 50 Als de gordel aan een
zware belasting wordt
blootgesteld (bijvoor-
beeld tijdens een ongeval), dan
moet de gordel samen met de ver-
ankeringen, bevestigingspunten en
de eventueel gemonteerde gordel-
spanners worden vervangen. Ook
als de schade niet zichtbaar is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
Page 54 of 291

53
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een
ongeval moeten alle inzittenden zittend
reizen en beschermd worden door goed-
gekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwasse-
nen, terwijl spieren en botstructuur nog
niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom
moeten kleine kinderen door andere sys-
temen beschermd worden dan door de
veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over
de optimale bescherming van kleine kin-
deren zijn opgenomen in de Europese
ECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-
plicht zijn. De systemen zijn onderver-
deeld in vier groepen:
Groep 0 gewicht: 0-10 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zwangere vrouwen dienen zich bij het
gebruik van veiligheidsgordels strikt aan
de geldende wet- en regelgeving te hou-
den. Het verdient aanbeveling om als
voorzorgsmaatregel het onderste deel
van de gordel meer naar beneden om te
leggen, zodat de gordel onder de buik
langs loopt ( fig. 51).
P4U00070
fig. 51
HOE U DE VEILIGHEIDS-
GORDELS IN OPTIMALE STAAT
HOUDT
– Zorg dat de gordel goed uitgetrok-
ken en niet gedraaid is.
– U kunt de gordels met de hand was-
sen met warm water en een neutrale
zeep. Knijp ze uit en laat ze in de scha-
duw drogen. Gebruik geen bijtende, ble-
kende of kleurende middelen. Vermijd het
gebruik van alle chemische producten die
het weefsel kunnen aantasten.
– Voorkom dat vocht in de oprolauto-
maat komt: de werking van de oprolauto-
maten is alleen gegarandeerd, als ze niet
nat zijn geweest.
Page 55 of 291

54
Wij raden u aan kinde-
ren altijd op de zitplaat-
sen achter te vervoe-
ren, omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming
bieden. Monteer absoluut geen
kinderzitje op de stoel van de
passagier voor als deze is uitge-
rust met een airbag. Als bij een
ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben, onafhankelijk van de
zwaarte van het ongeluk. Kinde-
ren kunnen op de passagiersstoel
voor worden vervoerd bij auto’s
die zijn uitgerust met een uit-
schakelbare airbag aan passa-
gierszijde. In dit geval moet u er
absoluut zeker van zijn dat de
airbag is uitgeschakeld (het gele
waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel moet bran-
den).GROEP 0
Baby’s tot 10 kg moeten achterstevoren
( fig. 52) worden vervoerd in wiegjes,
die het achterhoofd steunen en er voor
zorgen dat bij abrupte snelheidswisselin-
gen de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden
gehouden door de veiligheidsgordel, zoals
in de afbeelding is aangegeven, en het
kind moet op zijn beurt worden be-
schermd door de gordel van het wiegje
zelf.
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00071
fig. 52
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn
in de handel systemen verkrijgbaar die
geschikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
Kinderen met een gewicht boven 36 kg
of met een lengte van meer dan 1,50 m
worden, met betrekking tot de veilig-
heidssystemen, gelijkgesteld met volwas-
senen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.
In het Alfa Romeo Lineaccessori-pro-
gramma zijn kinderzitjes opgenomen
voor elke gewichtsgroep, die speciaal ont-
worpen en ontwikkeld zijn voor de Alfa
Romeo-modellen.
Page 56 of 291

55
GROEP 2
Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct
door de veiligheidsgordels van de auto
worden beschermd.Kinderen moeten zo
in de kinderzitjes worden geplaatst, dat
het diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en niet langs de nek moet lig-
gen. Het horizontale gordelgedeelte moet
over het bekken en niet over de buik van
het kind liggen (fig. 54).
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00073
fig. 54
Er bestaan kinderzitjes
die geschikt zijn voor de
gewichtsgroepen 0 en 1.
Deze kinderzitjes kunnen worden
bevestigd aan de veiligheidsgor-
dels achter en hebben zelf gordels
om het kind te beschermen.
V anwege het gewicht kan het ge-
vaarlijk zijn als ze verkeerd wor-
den gemonteerd, waarbij een kus-
sen tussen het kinderzitje en de
veiligheidsgordels van de auto
wordt geplaatst. Houdt u voor de
montage strikt aan de bijgelever-
de instructies.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg
moeten worden vervoerd in kinderzitjes
met een kussen ( fig. 53), die naar vo-
ren zijn gekeerd, waarbij de veiligheids-
gordel van de auto zowel het kinderzitje
als het kind op zijn plaats moet houden.
De afbeeldingen die-
nen alleen ter illustratie
van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren.
P4U00072
fig. 53
Page 57 of 291

56
6) In elk kinderzitje kan slechts één
kind vervoerd worden; vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
7) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
8) Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
9) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is
sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te
houden.
10) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden ver-
vangen.GROEP 3
V anaf 22 kg kunnen kinderen op een
kussen vervoerd worden (fig. 55). De
borstomvang is dan van dien aard dat de
kinderen gewoon tegen de rugleuning
kunnen steunen en niet meer in een kin-
derzitje hoeven te worden vervoerd
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m
kunnen net zoals volwassenen de veilig-
heidsgordels omleggen.
P4U00074
fig. 55 Hieronder worden de veiligheids-
normen voor het vervoeren van
kinderen aangegeven:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur
op één van de zitplaatsen achter omdat
deze plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden.
2) Vervoer kinderen nooit op de stoel
van de passagier voor als deze is uitge-
r ust met een airbag.
3) Als de airbag buiten werking wordt
gesteld, bij uitvoeringen waarbij dit moge-
lijk is, moet altijd gecontroleerd worden
of het systeem ook daadwerkelijk is uit-
geschakeld. Het betreffende gele waar-
schuwingslampje op het instrumenten-
paneel moet branden.
4) Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De fabri-
kant is verplicht deze instructies bij te le-
veren. Bewaar de instructies samen met
het instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
5) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.
Page 58 of 291

57
Werkzaamheden waar-
bij stoten, sterke trillin-
gen of verhitting (maxi-
maal 100 °C gedurende ten
hoogste 6 uur) optreden, kunnen
de gordelspanners beschadigen
of activeren: tot die omstandig-
heden worden geen trillingen die
voortgebracht worden door een
slecht wegdek of door contacten
met kleine obstakels zoals trot-
toirs gerekend. Wendt u tot de
Alfa Romeo-dealer als ze hebben
gewerkt.
Het is streng verboden
de gordelspanners te
demonteren of open te
maken. Onderhoud van de gor-
delspanners moet worden uitge-
voerd door gekwalificeerd perso-
neel. Wendt u altijd tot de Alfa
Romeo-dealer.
V oor een maximale bescherming door
de gordelspanners moet de veiligheidsgor-
del zo worden omgelegd dat hij goed
aansluit op borst en bekken.
De gordelspanners
werken slechts één
maal en ook als de gor-
del niet is omgelegd. Als de gor-
delspanners hebben gewerkt,
moet u zich tot de Alfa Romeo-
dealer wenden om de spanners
te laten vervangen. De levens-
duur van het systeem is 10 jaar
gerekend vanaf de productieda-
tum die op een sticker staat ver-
meld; na deze periode moeten de
gordelspanners worden vervan-
gen.GORDELSPANNERS
V oor een nog effectievere bescherming
zijn de veiligheidsgordels voor voorzien
van gordelspanners.
Dit systeem wordt bij een heftige bot-
sing door een sensor in werking gesteld
en trekt de gordel enige centimeters aan.
Op deze wijze worden de inzittenden
veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordel
geeft aan dat de gordelspanner in wer-
king is geweest; er kan een beetje rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk
en duidt niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel
onderhoud of smering. Elke verandering
van de oorspronkelijke staat zal de doel-
matigheid verminderen. Als de gordel-
spanner door extreme natuurlijke omstan-
digheden (overstromingen, zeestormen)
met water en modder in contact is ge-
weest, dan moet de spanner worden ver-
vangen.
Page 59 of 291

58
AIRBAGS VOOR EN
ZIJ-AIRBAGS
(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een airbag aan
bestuurderszijde (fig. 56).
AIRBAGS VOOR
Beschrijving en werking
De airbag voor (bestuurder en passagier)
is een veiligheidsvoorziening die onmiddel-
lijk in werking treedt bij een frontale bot-
sing.
De airbag bestaat uit een opblaasbaar
luchtkussen dat in een daarvoor bestemde
r uimte is geplaatst:
– in het midden van het stuurwiel aan
bestuurderszijde;
– een luchtkussen met een groter volu-
me boven het dashboardkastje aan passa-
gierszijde.
De airbag voor (bestuurder en passa-
gier) is een veiligheidsvoorziening die on-
middellijk in werking treedt bij een mid-
delzware frontale botsing.
P4U00076
fig. 57
P4U00077
fig. 58
P4U00406
fig. 59
P4U00075
fig. 56 Als optional kunnen voor bepaalde uit-
voeringen/markten een airbag aan de
passagierszijde ( fig. 57) en zij-airbags
worden geleverd. De zij-airbags zijn ge-
plaatst in de rugleuningen van de voor-
stoelen (side-bags) ( fig. 58) en aan de
zijkanten van de hemelbekleding (head-
bags) ( fig. 59).
Page 60 of 291

59
Bij een botsing verwerkt een elektroni-
sche regeleenheid de gegevens van een
vertragingssensor en zorgt ervoor, indien
nodig, dat het kussen opblaast.
Het kussen blaast onmiddellijk op,
waardoor het lichaam wordt opgevangen
en de kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
Bij een botsing kan een inzit-
tende die geen veiligheidsgordel
heeft omgelegd in contact komen
met een airbag die nog niet vol-
ledig opgeblazen is, waardoor de
inzittende minder beschermd
wordt. De airbag voor (bestuur-
der en passagier) is geen vervan-
ging voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Draag dus
altijd veiligheidsgordels. Boven-
dien is het dragen van veiligheids-
gordels wettelijk verplicht in
Europa (en in de meeste landen
daarbuiten). Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
veiligheidsgordel de inzittende op zijn
plaats houdt), wordt de airbag niet ge-
activeerd.
Bij botsingen tegen snel vervormbare of
beweegbare objecten (zoals verkeers-
palen, sneeuw- of ijs-ophopingen, gepar-
keerde auto’s, enz), bij aanrijdingen van
achteren (zoals een aanrijding door een
andere auto) en bij zijdelingse aanrijdin-
gen met andere auto’s of veiligheids-
barrières (bijvoorbeeld tegen de onder-
kant van de auto of de vangrail), wordt
de airbag niet geactiveerd omdat geen
enkele aanvullende bescherming wordt
geboden ten opzichte van de veiligheids-
gordels.
Als de airbag in deze gevallen niet geac-
tiveerd wordt, betekent dit niet dat het
systeem niet goed functioneert.AIRBAG VOOR
AAN PASSAGIERSZIJDE
De airbag voor aan passagierszijde is
ontwikkeld om de bescherming te verbe-
teren van een inzittende voor met omge-
legde veiligheidsgordel.
Als de airbag volledig opgeblazen is, vult
deze het grootste deel van de ruimte tus-
sen het dashboard en de voorpassagier.
ZEER GEVAAR-
LIJK
Bij auto’s
die zijn uitgerust
met een airbag voor aan
passagierszijde mag geen kinder-
zitje op de voorstoel worden ge-
monteerd. Als er geen andere mo-
gelijkheid is, moet in ieder geval de
airbag aan passagierszijde (indien
aanwezig) uitgeschakeld worden
als het kinderzitje op de passa-
giersstoel voor wordt geplaatst.
Ook als het niet wettelijk verplicht
is, raden wij u aan, voor een opti-
male bescherming van de volwas-
senen, de airbag onmiddellijk weer
in te schakelen zodra u geen kin-
deren meer vervoert.
AIRBAG