ESP Alfa Romeo 4C 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2015, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2015Pages: 207, PDF Size: 7.73 MB
Page 5 of 207

Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van
de auto te leren kennen en hem op de beste manier te gebruiken. Wij raden aan het aandachtig door te lezen voordat u voor de eerste keer
gaat rijden.
Dit boek bevat informatie, tips en belangrijke waarschuwingen die u zullen helpen de technische eigenschappen van uw Alfa Romeo volledig te
benutten. Het geeft tevens een beschrijving van de speciale kenmerken, essentiële informatie over het correcte onderhoud van uw Alfa Romeo,
alsmede tips voor veilig rijden.
Wij vragen u de waarschuwingen een aanwijzingen die in de tekst met de volgende symbolen gemarkeerd zijn zorgvuldig door te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
veiligheid van de auto;
milieubescherming.
OPMERKING Deze symbolen zijn, indien nodig, aan het einde van elke paragraaf weergegeven en gevolgd door een getal. Dat getal heeft
betrekking op de overeenkomstige waarschuwing aan het einde van het betreffende deel.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Alfa Romeo haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en
de termen en voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de mensen
bij Alfa Romeo zult waarderen.
De Alfa Romeo 4C is een werkelijk unieke auto in termen van inhoud en technologie; daarom en om het hoogste niveau van dienstverlening te
garanderen, heeft Alfa Romeo gezorgd voor een speciaal Servicenetwerk voor de 4C. Actuele information over servicepunten is beschikbaar
op gratis telefoonnummer 00 800 2532 4200 (mocht dit nummer niet bereikbaar zijn, gebruik dan het internationale nummer +39 02 44412
987, of zie de aanwijzingen in het Garantieboekje).
Veel leesplezier en een goede reis gewenst!
In dit instructieboek zijn alle versies van de Alfa Romeo 4C beschreven; neem alstublieft uitsluitend de informatie in
beschouwing die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie van uw auto. De gegevens in deze
publicatie zijn slechts indicatief. Fiat Group Automobiles kan op elk moment de in deze publicatie beschreven
specificaties van het automodel om technische of commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer informatie contact op
met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
Page 21 of 207

BELANGRIJK
6) Alle verstellingen mogen alleen bij
stilstaande auto uitgevoerd
worden.
7) Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed
geblokkeerd is door te proberen
hem naar voren en naar achteren
te schuiven. Als de stoel niet
goed op zijn plaats is vergrendeld
zou dat kunnen leiden tot
plotselinge verplaatsing van de
stoel waardoor de bestuurder de
controle over het voertuig verliest.
8) Voor optimale bescherming moet
de rugleuning rechtop gezet
worden, moet men goed tegen de
rugleuning aanzitten en moet de
gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken.
BELANGRIJK
2) De bekleding van de stoelen is
ontworpen om bestand te zijn
tegen slijtage bij normaal gebruik
van het voertuig. Desalniettemin
zijn enkele voorzorgsmaatregelen
nodig. Vermijd langdurig en/of
excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen
gespen en klittenband die, als
ze veel druk uitoefenen in een
klein gebied, zouden kunnen
afbreken, met beschadiging van
de bekleding als gevolg.
STUURWIEL
Verstellen
Het stuurwiel kan in axiale en verticale
richting versteld worden.
Laat voor het verstellen hendel A fig. 12
los, door deze naar voren te duwen
(stand 1). Trek, nadat de instelling
gemaakt is, hendel A naar het stuur
(stand 2) om hem te vergrendelen.
9)
10)
12A0L0012
17
Page 52 of 207

“Alfa
DNA”-SYSTEEM
(Dynamische
regeling van de
auto)
Dit systeem wordt bediend met hendel
A fig. 47 (op de tunnelconsole) hiermee
kunnen vier verschillende rijmodi
geselecteerd worden overeenkomstig
de rijstijl en de conditie van het wegdek:
❒d=DynamicofRace(sportieve
rijmodus);
❒n=Natural(modus voor rijden in
normale omstandigheden);
❒a=All Weather(modus voor rijden
in omstandigheden van weinig grip,
zoals regen en sneeuw).Het systeem werkt ook op de
dynamische regelsystemen van de auto
(motor, versnellingsbak/transmissie,
ESC-systeem).
RIJMODI
De hendel A beschikt over een stabiele
stand. Anders gezegd, de hendel
blijft altijd in de middelste stand.
De gekozen rijmodus wordt
aangegeven met een brandende led op
het paneel en een indicatie op het
display.
“Natural” MODUS
ESC-en ASR-systemen:de
activeringsdrempels zijn ingesteld voor
comfort en veiligheid onder normale
grip- en rijomstandigheden."Electronic Q2" systeem:het
systeem is gekalibreerd om het beste
rijcomfort te verzekeren.
Motor en versnellingsbak/
transmissie:standaard respons.
“Dynamic” MODUS
Inschakeling
Verplaats hendel A fig. 47 omhoog
(naar letter “d”) en houd hem
gedurende een halve seconde in deze
stand tot de bijbehorende led gaat
branden en de inschakelingsindicatie
"Dynamic" op het display verschijnt.
Wanneer de "Dynamic" modus is
ingeschakeld, wordt automatisch het
scherm met de druk van de
turbocompressor (bar) en de
motorolietemperatuur (°C) weergegeven
fig. 49:
47A0L0108
48A0L0109
49A0L0110
48
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 54 of 207

Uitschakeling
Om de “Race” modus uit te schakelen
en terug te keren naar “Dynamic”,
hendel A fig. 47 omlaag zetten (naar
letter “a”) en een halve seconde in deze
stand houden. In dit geval gaat de led
van de “Dynamic” modus branden
en wordt de inschakelingsindicatie
“Dynamic” op het display weergegeven.
All Weather MODUS
Inschakeling
Verplaats hendel A fig. 47 omlaag (naar
letter “a”) en houd hem gedurende
een halve seconde in deze stand tot de
bijbehorende led gaat branden en de
inschakelingsindicatie "All Weather" op
het display verschijnt.ESC en ASR systemen:de
activeringsdrempels zijn ingesteld om
maximale veiligheid te garanderen
in omstandigheden van weinig grip. Het
wordt geadviseerd de "All Weather"
modus te selecteren bij het rijden over
een wegdek met weinig grip.
"ELECTRONIC Q2" SYSTEEM: het
system is uitgeschakeld.
Motor en versnellingsbak/
transmissie:standaard respons.
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te
schakelen en terug te keren naar
“Natural”, hendel A fig. 47 omlaag
zetten (naar letter “d”) en een halve
seconde in deze stand houden.
BELANGRIJK
❒Tijdens de eerste 250 km dat met de
auto wordt gereden, zijn de Dynamic-
en Race-modus uitgeschakeld.
Tijdens deze initiële inrijperiode is het
raadzaam een agressieve rijstijl te
vermijden, zodat in de loop van
de tijd de beste schakelprestaties
kunnen worden verkregen.❒Wanneer de motor de volgende keer
gestart wordt, blijft de eerdere keuze
"All Weather" of "Dynamic"
ingeschakeld. Het systeem zal de
modus "All Weather" of "Dynamic"
weer inschakelen, afhankelijk van
welke modus geselecteerd was
voordat de motor werd
uitgeschakeld.
❒Wanneer de motor de volgende keer
gestart wordt, blijft de eerdere keuze
"Race" niet gehandhaafd. Het
systeem zal de "Dynamic" modus
weer inschakelen.
❒Direct schakelen van de “Dynamic”
naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de
andere modus in te schakelen moet
eerst worden teruggekeerd naar
de "Natural" modus.
Systeemstoring
Bij een storing in het systeem of een
defect van de hendel A fig. 47, kunnen
geen rijmodi worden gekozen.
Het display wordt grijs (zelfde scherm
als voor de "Natural" modus) maar
zonder indicatie van de Alfa DNA-
instelling. Op het display wordt ook een
waarschuwingsbericht weergegeven.
.
51A0L0112
50
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 56 of 207

OPTIONELE
ACCESSORIES
Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(radio, diefstalalarm, satellietbewaking
via GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met
het gespecialiseerde personeel van een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt. Zij
kunnen de meest geschikte apparatuur
uit het assortiment Lineaccessori Alfa
Romeo aanbevelen en controleren
of de elektrische installatie berekend is
op de vereiste belasting en of het
noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
44)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien:fig. 52Fiat Group Automobiles S.p.A.
autoriseert de montage van zend-/
ontvangstapparatuur op voorwaarde
dat deze door een gespecialiseerd
bedrijf op vakkundige wijze en
overeenkomstig de aanwijzingen van de
fabrikant wordt uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
de auto worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. wijst
elke aansprakelijkheid af voor schade
die het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Group
Automobiles S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de
verschafte aanwijzingen zijn
gemonteerd.RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons,
CB-zenders, radioamateurs e.d.) mag
alleen in het voertuig worden gebruikt
met een aparte antenne die op het dak
is gemonteerd.
BELANGRIJK Het gebruik van deze
apparaten in de auto (zonder
buitenantenne) kan storingen in de
elektronische systemen van de auto
veroorzaken. Dit kan de veiligheid van
de auto in gevaar brengen en een
potentieel gevaar voor de gezondheid
van de passagiers opleveren.
Voor wat betreft het gebruik van
mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS)
met het officiële EU-keurmerk, wordt
verwezen naar de gebruiksaanwijzingen
van de fabrikant van de mobiele
telefoon.
52DISPOSITIVI-ELETTRONICI
52
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 63 of 207

BELANGRIJK
46) De aanwezigheid van het
TMPS-systeem ontslaat de
bestuurder niet van de
verplichting om de
bandenspanning regelmatig te
controleren, met inbegrip van het
reservewiel.
47) Controleer de bandenspanning
bij koude banden. Als de
bandenspanning om welke reden
dan ook bij warme banden moet
worden gecontroleerd, dan mag
de druk niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven
drukwaarde. Herhaal de controle
wanneer de banden koud zijn.
48) Als een of meerdere wielen
zonder sensoren zijn gemonteerd,
dan is het systeem niet langer
beschikbaar. Hierbij gaat het
TMPS-waarschuwingslampje
korten dan een minuut knipperen
voordat het continu blijft branden,
en wordt een melding op het
display getoond zolang de 4
wielen met sensoren niet
gemonteerd worden.49) Het TPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname
van de bandenspanning
(bijvoorbeeld bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
50) Wanneer standaard banden
moeten worden vervangen door
winterbanden (en omgekeerd),
moet het TPMS-systeem hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen
door een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt worden verricht.
51) Schommelende
buitentemperaturen kunnen de
bandenspanning beïnvloeden. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk een
onvoldoende spanningswaarde
aangeven. Controleer in dergelijke
gevallen de bandenspanning bij
koude banden en herstel zo nodig
de juiste spanningswaarde.52) Wanneer een wiel wordt
vervangen, is het raadzaam ook
de rubberen ventielpakking te
vervangen: neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. De montage/
demontage van een band en/of
velg vereist specifieke
voorzorgsmaatregelen; om schade
of een verkeerde montage van de
sensoren te voorkomen, mogen
deze werkzaamheden alleen door
gespecialiseerd personeel worden
uitgevoerd. Neem contact op
met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
53) Sterke radiofrequentie-
interferentie kan de regelmatige
werking van het TPMS-systeem
verhinderen. Dit wordt
aangegeven met een bericht op
het display. Het bericht verdwijnt
automatisch zodra de
interferentie is verdwenen.
59
Page 70 of 207

SNELHEIDSMETER
De meter J toont de snelheid van de
auto.
TOERENTELLER
De verlichting C geeft het
motortoerental aan.
BRANDSTOFMETER
De meter G geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
Het digitale waarschuwingslampje
gaat branden wanneer er nog4à5
liter brandstof in de tank is; tank in
dat geval brandstof bij zodra dit
mogelijk is.
Rijd niet met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan de
katalysator schade toebrengen.
KOELVLOEISTOF
De meter A geeft de
koelvloeistoftemperatuur aan en begint
aanwijzingen te geven zodra de
koelvloeistoftemperatuur boven circa
50°C komt.Het digitale lampje
gaat branden (en
er verschijnt een bericht op het display)
wanneer de koelvloeistoftemperatuur
te hoog is; zet in dat geval onmiddellijk
de motor uit en neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
GEAR SHIFT INDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht
E fig. 59 op het instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het voor een zuinig
brandstofverbruik raadzaam om de
rijmodus "Natural" of "All Weather" te
selecteren, en om de aanwijzingen van
de Gear Shift Indicator op te volgen
wanneer de verkeersomstandigheden
dit toelaten.
Wanneer het pictogram (
)ophet
instrumentenpaneel wordt getoond,
adviseert de GSI om een hogere
versnelling in te schakelen. Wanneer
het pictogram (
) wordt getoond,
adviseert de GSI om een lagere
versnelling in te schakelen.BELANGRIJK De GSI werkt niet
wanneer de versnellingsbak in de
AUTO-modus werkt.
BELANGRIJK De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
66
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
-
TEMPERATUURMETER
Page 102 of 207

VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit. Pak, om
de gordel om te leggen, de gesp A
fig. 65 en steek deze in de sluiting B,
totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C en begeleid de gordel tijdens
het teruglopen met de hand, zodat
hij niet draait.
64)
De oprolautomaat kan blokkeren als de
auto op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
Alfa Romeo adviseert: aangezien de
veiligheidsgordel optimale bescherming
kan bieden als hij in het gebied van
de buik strak tegen het lichaam ligt,
wordt geadviseerd het dwarse gedeelte
van de gordel naar boven te trekken,
waarbij erop gelet moet worden dat hij
niet gedraaid wordt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Houd u aan de geldende plaatselijke
wetten met betrekking tot het gebruik
van veiligheidsgordels (en verzeker
u ervan dat alle passagiers dat doen.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen.Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel
lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik komt
fig. 66.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
fig. 67 en dus niet over de buik van
de inzittende liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen
enz.) tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
65)
65A0L0050
66A0L0052
98
VEILIGHEID
Page 113 of 207

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van de auto: dan kunt u zien hoe u het
potentieel van de auto optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u de auto in
elke situatie kunt besturen, zodat de
auto een echte "maatje" voor u kan zijn,
waarbij het comfort en de portefeuille
niet vergeten worden.MOTOR STARTEN ..........................110
PARKEREN .....................................111
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK ......................112
BRANDSTOFBESPARING ...............118
WINTERBANDEN ............................119
SNEEUWKETTINGEN .....................120
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE
AUTO ..............................................121
109
Page 124 of 207

BELANGRIJK: Als winterbanden
worden gebruikt met een maximum
toegestane snelheid die lager is dan de
topsnelheid van de auto (plus een
marge van 5%), dan moet in het
interieur een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane
snelheid wanneer met winterbanden
wordt gereden (conform de
EU-richtlijnen).
Alle vier de banden moeten van
hetzelfde merk zijn om grotere veiligheid
te garanderen tijdens het rijden en
remmen en de reactie van het voertuig
alerter te maken. Het wordt afgeraden
de draairichting van de banden om
te draaien.
Zie het deel "Opheffen van de auto" in
het hoofdstuk "In een noodgeval"
voor nadere details over het op de
juiste wijze opheffen van de auto.
BELANGRIJK
90) De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie
“Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T”
en 210 km/h voor winterbanden
met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten
echter altijd worden
gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGEN
Sneeuwkettingen met smalle schakels
die maximaal 7 mm buiten het
bandprofiel uitsteken kunnen
gemonteerd worden op 235/40 R18
achterbanden.
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de
achterwielen (aandrijfwielen)
gemonteerd worden. Op 19"-banden
kunnen geen kettingen gemonteerd
worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
11)
BELANGRIJK Er kunnen geen
sneeuwkettingen op het
noodreservewiel gemonteerd worden
(bij bepaalde versies/markten).
120
STARTEN EN RIJDEN