ESP Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 114 of 193

BRANDSTOFBESPARING
Alfa Romeo heeft het voertuig
ontworpen en gebouwd met gebruik
van technologieën, materialen en
voorzieningen om negatieve invloed op
het milieu te kunnen beperken. Hier
volgen enkele suggesties om nog meer
bij te dragen aan milieubescherming.
ALGEMENE
OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Laat controles en afstellingen uitvoeren
in overeenstemming met het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“.
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de weerstand
groter en neemt het brandstofverbruik
toe.
Klimaatregelsysteem
Het gebruik van de klimaatregeling doet
het brandstofverbruik toenemen.
Gebruik wanneer de buitentemperatuur
het toelaat bij voorkeur alleen het
ventilatiesysteem.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
stilstaande auto, noch met stationair
toerental noch met een hoog toerental:
zo warmt de motor veel langzamer open nemen het verbruik en de uitstoot
van uitlaatgassen toe. Het is beter om
meteen rustig weg te rijden en hoge
toerentallen te vermijden: op deze
manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer u
stilstaat voor een stoplicht of voordat de
motor wordt afgezet. Deze handeling is
volstrekt nutteloos en verhoogt het
brandstofverbruik en de vervuiling.
Keuze van de versnellingen
Snel accelereren in een lage versnelling
verhoogt het brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een
hoge versnelling doet het verbruik en de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen
toenemen en veroorzaakt motorslijtage.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe. Rijd dus
zoveel mogelijk met een constante
snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost alleen brandstof en
verhoogt tevens de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: vermijd frequente en
sterke acceleraties.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten kan de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur bereiken.
Hierdoor neemt zowel het
brandstofverbruik (van +15% tot +30%
in stadsverkeer) als de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toe.
Verkeerssituatie en conditie van het
wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij
filerijden waarbij vooral lage
versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanmerkelijk hoger zijn.
Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv.
spoorwegovergangen) is het raadzaam
de motor af te zetten.
111
g
Page 115 of 193

WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden: het speciale Alfa
Romeo Servicepunt staat u bij om de
meest geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval
van ijs of sneeuw op de wegen. In deze
omstandigheden wordt geadviseerd de
modus "All Weather" van het Alfa
DNA-systeem te selecteren.
Voor het type band, de
bandenspanning en de specificaties
van de winterbanden, de aanwijzingen
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”
opvolgen.
90)
De prestaties van deze banden op
oppervlakken met weinig grip zijn
aanmerkelijk minder wanneer de
profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval moeten ze vervangen worden.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale weersomstandigheden of
wanneer lang op droog asfalt of de
snelweg wordt gereden, lager dan die
van de standaard gemonteerde
banden. Beperk het gebruik van
winterbanden daarom uitsluitend tot de
omstandigheden waarvoor ze zijn
goedgekeurd.
BELANGRIJK: Als winterbanden
worden gebruikt met een maximum
toegestane snelheid die lager is dan de
topsnelheid van de auto (plus eenmarge van 5%), dan moet in het
interieur een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden geplaatst
met de maximum toegestane snelheid
wanneer met winterbanden wordt
gereden (conform de EU-richtlijnen).
Alle vier de banden moeten van
hetzelfde merk zijn om grotere veiligheid
te garanderen tijdens het rijden en
remmen en de reactie van het voertuig
alerter te maken. Het wordt afgeraden
de draairichting van de banden om te
draaien.
Zie het deel "Opheffen van de auto" in
het hoofdstuk "In een noodgeval" voor
nadere details over het op de juiste
wijze opheffen van de auto.
BELANGRIJK
90)De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie “Q” is
160 km/h; 190 km/h voor winterbanden
met de indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten echter altijd
worden gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGEN
Sneeuwkettingen met smalle schakels
die maximaal 7 mm buiten het
bandprofiel uitsteken kunnen
gemonteerd worden op 235/40 R18
achterbanden.
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de
achterwielen (aandrijfwielen)
gemonteerd worden. Op 19"-banden
kunnen geen kettingen gemonteerd
worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
11)
BELANGRIJK Er kunnen geen
sneeuwkettingen op het
noodreservewiel gemonteerd worden
(bij bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK
11)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h (of het equivalent in
mijlen) niet. Vermijd putdeksels, rijd niet
over treden of trottoirs en rijd geen lange
afstanden over wegen zonder sneeuw, om
beschadigingen aan zowel het voertuig als
het wegoppervlak te voorkomen.
112
STARTEN EN RIJDEN
g
Page 116 of 193

LANGDURIGE
STILSTAND VAN DE
AUTO
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
zet de auto in een overdekte, droge
en indien mogelijk goed geventileerde
ruimte en zet de ruiten iets open;
controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
koppel de minpool van de accu los
en controleer de laadtoestand.
Gedurende de stilstand moet deze
controle iedere drie maanden worden
herhaald. Voor optimaal behoud van de
acculading wordt geadviseerd een
acculader te gebruiken (voor bepaalde
versies/markten, of als alternatief
verkrijgbaar bij Lineaccessori). Zie het
bijgevoegde supplement voor meer
details over de werking;
als de accu niet van de elektrische
installatie wordt losgekoppeld,
controleer dan elke maand de lading;
maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
bestrooi de wisserrubbers van de
voorruitwissers met talkpoeder en laat
ze los van de ruit staan (zie voor de
correcte procedure de paragraaf
"Ruitenwissers" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg");
dek de auto af met een doek of een
geperforeerde kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoezen, omdat het
op de carrosserie aanwezige vocht dan
niet kan verdampen;
pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met regelmatige
tussenpozen;
tap het koelsysteem van de motor
niet af;
laat, elke keer dat de auto twee
weken of langer niet gebruikt wordt, de
airco ongeveer 5 minuten werken,
ingesteld op de buitenlucht en met de
ventilator in de maximumstand, terwijl
de motor stationair draait; deze
handeling zal voor de juiste smering
zorgen om de mogelijkheid van
beschadiging van de compressor tot
een minimum te beperken wanneer het
systeem weer in werking wordt gesteld;
zorg ervoor dat de luchtinlaat direct
onder de voorruit niet wordt belemmerd
door bladeren of andere vreemde
voorwerpen; eventuele bladeren in de
luchtinlaat kunnen de luchtstroom
beperken en, als ze in het reservoir
terechtkomen, de afvoer van water
verhinderen. Zorg er tijdens de
wintermaanden voor dat de luchtinlaat
niet wordt verstopt door ijs, modder of
sneeuw.BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
113
g
Page 125 of 193

BELANGRIJK
101)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is specifiek
voor de auto; monteer het niet op andere
auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen zijn
vermeld. Deze sticker mag nooit verwijderd
of afgedekt worden. Op de sticker staan de
volgende aanwijzingen in vier talen:
“Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h! Vervang het
noodreservewiel zo snel mogelijk door het
standaard wiel. Dek deze aanwijzingen niet
af."
102)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen
als de auto op een helling of een slecht
wegdek stilstaat.103)Een gemonteerd noodreservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten. De totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel te
monteren: de bouten zouden los kunnen
raken.104)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij
de krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom. Ga nooit onder
een opgekrikt voertuig liggen. Indien er
werkzaamheden onder het voertuig nodig
zijn, contact opnemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk. Onjuiste plaatsing van de
krik kan er toe leiden dat het voertuig eraf
valt: gebruik hem alleen op de aangegeven
plaatsen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer het voertuig opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden,
met het risico dat het voertuig met een
harde klap omlaag komt. Dus, hef het
voertuig slechts zo hoog op als nodig is om
de zone van het reservewiel te kunnen
bereiken.
105)Op het noodreservewiel kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden.
122
NOODGEVALLEN
g
Page 145 of 193

PERIODIEKE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistof;
ruitensproeiervloeistof;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserblad.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de
auto wordt gemaakt, zoals:
als de auto gebruikt wordt in
veeleisende omstandigheden, bijv. op
het circuit;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen
voor/achter op conditie en slijtage
controleren;
sloten van achterklep op vervuiling
controleren en mechanismen smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(stofkappen - hoezen - bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren enzo nodig vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
Gebruik van de auto op het circuit moet
beschouwd worden als een
uitzondering. De auto is ontworpen en
gebouwd voor gebruik op de weg.
142
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 147 of 193

De doppen voor het vullen van de remvloeistof en de ruitensproeiervloeistof bevinden zich tussen de motorkap en de voorruit,
door respectievelijk het paneel D en het beschermingsrooster E te verwijderen; gebruik voor het bijvullen de speciale kit die
standaard is bijgeleverd (zie beschrijvingen hieronder).
22)
122A0L0153
144
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 153 of 193

NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de verlichting in
respectievelijk het interieur en de
bagageruimte blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit; de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem dat de binnenverlichting
automatisch uitschakelt;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of decontactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
zie dan de paragraaf "Langdurige
stilstand van de auto” in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt;
het gekwalificeerde personeel zal dan
het totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
BELANGRIJK
127)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
128)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.129)Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing te
voorkomen.
130)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
28)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als u, na aanschaf van de
auto, accessoires wilt installeren
(diefstalbeveiliging, enz.). Zij kunnen de
meest geschikte apparaten aanraden en
vooral beoordelen of een accu met grotere
capaciteit nodig is.
BELANGRIJK
4)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
150
ONDERHOUD EN ZORG
g
Page 154 of 193

WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke
twee weken de bandenspanning.
Controleer de bandenspanning
wanneer de banden koud zijn.
131) 132) 133) 134) 135)
Het is normaal dat de spanning tijdens
het rijden toeneemt. Zie voor de
correcte bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot
abnormale slijtage van de banden
fig. 131:
Anormale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak;
Bte lage spanning: overmatige slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak;
Cte hoge spanning: overmatige slijtage
in het midden van het loopvlak;
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
Respecteer in elk geval de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt
gereden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor bepaalde versies/markten kan de
4C uitgerust zijn met banden die hoge
prestaties leveren en die een betere grip
kunnen garanderen; dit leidt echter wel
tot snellere slijtage. Alfa Romeo heeft, in
samenwerking met Pirelli, inderdaad
speciale banden voor de 4C
ontwikkeld: een speciale serie Pirelli
PZero, aanvankelijk aangegeven met de
letters AR, die voldoen aan de
technische specificaties die
noodzakelijk zijn voor de beste
prestaties van de auto.
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen
toe om schade aan de banden te
voorkomen:
vermijd harde stoten tegen de
stoeprand, kuilen of obstakels evenals
langdurig rijden over een slecht
wegdek;
controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen, oneffenheden
of onregelmatige slijtage op het
loopvlak;
rijd niet met een te zwaar beladen
auto. Stop onmiddellijk bij een lekke
band en verwissel het wiel;
banden verouderen, ook als zeweinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar
onder de auto zijn gemonteerd;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel worden vervangen.
BELANGRIJK
131)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
132)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
133)Verwissel de banden niet van de
linkerzijde naar de rechterzijde en
andersom, om omkering van de
draairichting te vermijden.
134)Voer geen lakspuitwerkzaamheden op
de lichtmetalen wielvelgen uit met
temperaturen boven 150°C. De
mechanische kenmerken van de wielen
kunnen hierdoor veranderen.
135)De auto is altijd uitgerust met voor- en
achterwielen van verschillende afmetingen.
Daarom kunnen de achterwielen niet aan
de voorzijde gemonteerd worden en
andersom.
131A0L0085
151
g
Page 155 of 193

Het is raadzaam het wisserblad
ongeveer jaarlijks te vervangen.
136)
Met enkele eenvoudige
voorzorgsmaatregelen kan de
beschadiging van het wisserblad
worden gereduceerd:
bij temperaturen onder het vriespunt
moet men controleren of het wisserblad
niet op de ruit is vastgevroren. Gebruik
zo nodig een antivriesmiddel om het
wisserblad vrij te maken;
verwijder eventuele sneeuw van de
ruit;
laat de ruitenwisser nooit op een
droge ruit werken.
BELANGRIJK Til de arm van de
ruitenwisser nooit op wanneer deze
zich in zijn ruststand bevindt. Zie de
volgende aanwijzingen om het
wisserblad op de juiste wijze van de
voorruit op te tillen.
Wisserblad optillen
Als het wisserblad van de voorruit
opgetild moeten worden (bijv. in geval
van sneeuw of als de bladen vervangen
moeten worden), ga dan als volgt te
werk:
zet de draaischakelaar A fig. 132 op
(wisser uit).
draai de contactsleutel naar de stand
MAR en daarna naar STOP.
plaats, nadat de contactsleutel op
STOP is gezet, de rechterhendel binnen
2 minuten minstens een halve seconde
in de onstabiele ("anti-paniek") stand
naar boven. De ruitenwisser voert
vervolgens een gedeelte van een slag
uit; bij elk commando wordt circa 1/3
van een normale wisserslag uitgevoerd.
de vorige handeling kan maximaal 3
keer herhaald worden om het
wisserblad in de geschiktste stand te
zetten;
til het wisserblad van de voorruit op
en voer de vereiste werkzaamheid uit;
laat het wisserblad zakken en breng
het weer in contact met de voorruit;
breng het wisserblad weer in de
ruststand door de contactsleutel naar
MAR te draaien.
29)
Wisserblad voorruit
vervangen
Ga als volgt te werk:til het wisserblad op volgens de
eerder gegeven aanwijzingen;
druk op lipje A fig. 133 van de
koppelingsveer en verwijder het
wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
breng de wisserarm voorzichtig
tegen de ruit.
RUITENSPROEIERS
Ruitensproeiers
De ruitensproeiers zijn verstelbaar
fig. 134. Ze zijn oorspronkelijk in de
fabriek afgesteld. Neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
om ze indien nodig opnieuw af te
132A0L0021
133A0L0086
152
ONDERHOUD EN ZORG
g
stellen.
Page 157 of 193

auto: de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam de auto vaker te wassen in
gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Ga als volgt te werk om de auto correct
te wassen:
maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk.
Onthoud dat stagnerend water op
lange termijn de auto kan beschadigen;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. De auto moet na het
wassen niet onmiddellijk binnengezet
worden, maar even buiten gelaten
worden zodat waterresten kunnen
verdampen.
Was de auto nooit als hij in de zon heeft
gestaan of als de achterklep nog warm
is: de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van de
auto gewassen worden.
Parkeer de auto zo min mogelijk onderbomen: de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat.
BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel
en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic
lampglazen van de koplampen te
reinigen.
Motorruimte
Aan het einde van de winter moet de
motorruimte zorgvuldig worden
gewassen, zonder de straal op de
regeleenheden te richten. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de contactsleutel
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
5)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
BELANGRIJK
30)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
31)Vermijd wassen met waterkanonnen,
rollen en/of borstels in autowasstraten.
Gebruik voor het wassen van de auto,
uitsluitend met de hand, pH-neutrale
reinigingsmiddelen; afdrogen met een
vochtige zeem.
154
ONDERHOUD EN ZORG
g