service Alfa Romeo 4C 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2016Pages: 193, PDF Size: 7.84 MB
Page 122 of 193

EEN WIEL
VERVANGEN
(voor bepaalde versies/markten)
ALGEMENE INSTRUCTIES
In bepaalde markten kan de auto
uitgerust zijn met een noodreservewiel:
zie de instructies op de volgende
pagina's om een band te vervangen.
101) 102) 103) 104) 105)
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:de krik weegt 1,7 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van defect moet de krik door
een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Service
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
temperaturen lager dan –40°C;
op zanderige of modderige grond;
op ongelijke ondergrond;
op steile wegen;
onder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
in direct contact met de motor of
voor reparaties onder het voertuig;
op schepen.
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De grond moet zo mogelijk
vlak en voldoende compact zijn;
zet de motor af, trek de handrem aan
en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit het voertuig stapt;
pak het noodreservewiel;
neem de wielvervangingskit uit de
bagageruimtefig. 89;
neem sleutel A en draai de
wielbevestigingsbouten
fig. 90 ongeveer één slag los. Draai de
wielen opzij om het gemakkelijker te
maken de velg van de wielnaaf te
verwijderen;
zet de krik onder de auto, in de
buurt van het te vervangen wiel; dichtbij
de symbolen
op de zijskirts;
monteer stang D fig. 92 in de zitting
89A0L0182
90A0L0183
119
g
Page 125 of 193

BELANGRIJK
101)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is specifiek
voor de auto; monteer het niet op andere
auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen zijn
vermeld. Deze sticker mag nooit verwijderd
of afgedekt worden. Op de sticker staan de
volgende aanwijzingen in vier talen:
“Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h! Vervang het
noodreservewiel zo snel mogelijk door het
standaard wiel. Dek deze aanwijzingen niet
af."
102)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen
als de auto op een helling of een slecht
wegdek stilstaat.103)Een gemonteerd noodreservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten. De totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer
ruimtebesparende reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet alvorens het wiel te
monteren: de bouten zouden los kunnen
raken.104)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij
de krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom. Ga nooit onder
een opgekrikt voertuig liggen. Indien er
werkzaamheden onder het voertuig nodig
zijn, contact opnemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk. Onjuiste plaatsing van de
krik kan er toe leiden dat het voertuig eraf
valt: gebruik hem alleen op de aangegeven
plaatsen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer het voertuig opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden,
met het risico dat het voertuig met een
harde klap omlaag komt. Dus, hef het
voertuig slechts zo hoog op als nodig is om
de zone van het reservewiel te kunnen
bereiken.
105)Op het noodreservewiel kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden.
122
NOODGEVALLEN
g
Page 126 of 193

BELANGRIJK
14)Neem zo snel mogelijk contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt om
het correcte aanhaalkoppel van de
wielbouten te laten controleren.
15)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
draaien van de slinger om schaafwonden
aan uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
EEN LAMP
VERVANGEN
16)
106) 107) 108)
ALGEMENE INSTRUCTIES
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk;
BELANGRIJK Bij een lage temperatuur
en of bij een hoge
luchtvochtigheidsgraad of na hevige
regen of een wasbeurt kan het
oppervlak van koplampen of
achterlichten beslagen zijn en/of
kunnen zich condensatiedruppels
vormen. Dit is geen defect maar een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door de temperatuur- en
vochtverschillen tussen de binnen- en
buitenzijde van het glas, en dat geenenkele nevenwerking heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
koplampen worden ingeschakeld.
BELANGRIJK
16)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de bol per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
BELANGRIJK
106)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
107)In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
108)Wegens het hoge voltage mag een
gasontladingslamp (Bi-Xenon) alleen door
ervaren personeel vervangen worden:
levensgevaar! Neem contact op met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
123
g
Page 129 of 193

BUITENLAMPEN
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
De koplampunits omvatten de
gloeilampen voor de stadslichten/
dagverlichting (DRL), het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzers. De
plaatsing van de lampen is als
volgt:fig. 98:
AStadslichten/dagverlichting (DRL)
BDimlicht/grootlicht
CRichtingaanwijzers
Om de lampen van het dimlicht,
grootlicht en de richtingaanwijzers te
vervangen de beschermflappen op de
binnenste wielkuip openen fig. 99 deze
kunnen gevonden worden door het
stuurwiel helemaal te draaien.
A - beschermflap lamp richtingaanwijzerB - beschermflap lamp dimlicht/
grootlicht
Stadslichten/
dagverlichting (DRL)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
DIMLICHT/GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai het stuur tot tegen de aanslag;
open de beschermflap B
fig. 99 door de bevestigingsbout los te
draaien;
haal de elektrische stekker A
fig. 100 weg en draai vervolgens de
lamphouder B rechtsom en verwijder
hem;
verwijder de lamp en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp, zorg
ervoor dat hij goed vergrendeld is en
sluit stekker A weer aan;
sluit de beschermflap B fig. 99.
Richtingaanwijzers
Voor
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai het stuur tot tegen de aanslag;
open de beschermflap A fig. 99 door
de bevestigingsbout los te draaien;
haal de elektrische stekker A weg
fig. 101 en draai vervolgens de
lamphouder B rechtsom en verwijder
hem;
98A0L0091
99A0L0092
100A0L0093
126
NOODGEVALLEN
g
Page 130 of 193

verwijder de lamp en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp, zorg
ervoor dat hij goed vergrendeld is en
sluit stekker A weer aan;
sluit de beschermflap A fig. 99.
Op de flanken
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas A op het
punt aangegeven in afbeelding
fig. 102 om de borgveer B samen te
drukken, trek vervolgens de lichtunit
naar buiten;
draai de lamphouder B linksom,
verwijder de lamp en vervang hem;
monteer de lamphouder B in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer op zijn plaats
vastklikt.
ACHTERLICHTUNITS
Deze bevatten de lampen voor de
stadslichten, richtingaanwijzers en de
remlichten.
Richtingaanwijzers
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder de beschermdop A
fig. 103 (aan elke kant één) op de
afdekking aan de zijkant van de
bagageruimte.
verwijder de tweede beschermdop
van rubber B fig. 104 door uw hand in
de opening te steken.
draai de lamphouder en trek hem
naar buiten;
vervang de lamp door hem in te
drukken en naar links te draaien;
monteer de eerder verwijderde
beschermdoppen weer.
Stadslichten/remlichten
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
101A0L0094102A0L0095103A0L0096
104A0L0134
127
g
Page 131 of 193

MISTACHTERLICHT/
ACHTERUITRIJLICHT
109)
Om de lampen van de mistachterlichten
A fig. 105 of de achteruitrijlichten B
fig. 105 te vervangen, als volgt te werk
gaan:
draai de lamphouder C
fig. 106 linksom, verwijder de lamp en
vervang hem.
3e REMLICHT
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
druk het lampenglas A op het punt
aangegeven in afbeelding fig. 107 opzij
om de borgveer samen te drukken, trek
vervolgens de lichtunit van de
kentekenverlichting A naar buiten;
draai de lamphouder B
fig. 108 linksom, verwijder lamp C en
vervang hem.
BELANGRIJK
109)Het mistachterlicht en het
achteruitrijlicht bevinden zich vlakbij de
uitlaatpijpen; wees uiterst voorzichtig om u
niet te verbranden tijdens het vervangen
van de lamp.
105A0L0097
106A0L0126107A0L0136
108A0L0099
128
NOODGEVALLEN
g
Page 135 of 193

ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTEfig. 114
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Koplampschakelaar (voor bepaalde versies/markten) F09 5
Eentonige claxonF10 10
12 V stopcontact/aansteker F86 15
Verwarming buitenspiegels F88 7.5
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARDfig. 116
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Centrale portiervergrendeling F38 15
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
+30 Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F48 20
BELANGRIJK
110)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
111)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een hogere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR
112)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE, MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
113)Alvorens een zekering te vervangen, controleren of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uit staan en/of zijn
uitgeschakeld.
114)Als een hoofdzekering van een veiligheidssysteem (airbags, remmen), transmissiesysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
132
NOODGEVALLEN
g
Page 137 of 193

DE ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt om deze werkzaamheden
uit te laten voeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Geadviseerd wordt een acculader te
gebruiken met een nominale spanning
van 12V en maximumstroom van 15A,
gedurende een periode van 12–24 uur.
De accu langer opladen, kan de accu
beschadigen.
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de minklem los van de accu;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem aan op de accu.
OPKRIKKEN VAN DE
AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden,
neem dan contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, dat naast de
benodigde specifieke apparatuur over
geschikte garagekrikken en hefbruggen
beschikt.
Het is indien nodig ook mogelijk om
geschikte verlaagde hydraulische
krikken voor het opkrikken te
gebruiken.
De hefpunten van de auto zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie punten getoond in
fig. 117 ).
De juiste steunpunten voor het
opkrikken van de voor- en achterkant
van de auto worden getoond in
fig. 118en fig. 119.
BELANGRIJK Onthoud bij het plaatsen
van de auto op de hefarmen dat demotor zich aan de achterkant bevindt,
wat derhalve van invloed is op de
gewichtsverdeling. Om die reden
moeten de kortere armen de achterkant
en de langere armen de voorkant
ondersteunen.
19) 20)
117A0L0029
118A0L0128
119A0L0127
134
NOODGEVALLEN
g
Page 138 of 193

BELANGRIJK
19)Zorg ervoor dat de hefarmen correct in
de getoonde punten worden geplaatst, om
schade aan het koolstofvezelchassis en de
carrosseriedelen te voorkomen.
20)Om schade aan het
koolstofvezelchassis te voorkomen, mag de
auto niet worden opgekrikt met standaard
hydraulische krikken, maar alleen met
geschikte verlaagde hydraulische krikken.
Neem contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
SLEPEN VAN DE
AUTO
21)
Het bij de auto geleverde sleepoog
bevindt zich in de gereedschapshouder
in de bagageruimte.
MONTAGE VAN HET
SLEEPOOG
Neem sleepoog A en draai het helemaal
vast op de pen met schroefdraad
fig. 120.
115) 116) 117)
BELANGRIJK
21)Het sleepoog kan alleen bevestigd
worden aan de voorzijde van de auto.
BELANGRIJK
115)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder hem
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in vrijstand (N) staat
116)Vergeet niet dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging ook niet werkt. Daarom is
er meer kracht nodig bij het intrappen van
het pedaal om te remmen. Gebruik voor
het slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer of er
tijdens het slepen geen delen van de auto
door de sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Neem bij het slepen in elk
geval de wettelijke voorschriften in acht van
het land waarin wordt gereden en pas uw
rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
de auto wordt gesleept. Maak voor de
montage van het sleepoog de
schroefdraad zorgvuldig schoon.
Controleer of het sleepoog volledig op de
schroefdraadpen is gedraaid alvorens de
auto te slepen.
120A0L0107
135
g
Page 141 of 193

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is uiterst belangrijk
voor een lange levensduur van de auto
onder optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 20.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Vóór 20.000 km en vervolgens tussen
elke twee servicebeurten is het sowieso
nodig om bepaalde onderdelen van het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema te controleren (bijv.
periodieke controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning,
enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het
Speciale Alfa Romeo Servicepunt
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van
de diverse inspecties en controles van
het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na toestemming van de klant.BELANGRIJK:
2000 km voordat er een
onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd, verschijnt er een speciaal
bericht op het display en gaat het
lampje branden.
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het wordt geadviseerd het speciale Alfa
Romeo Servicepunt onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
138
ONDERHOUD EN ZORG
g