Alfa Romeo 4C 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2020, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2020Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 11 of 156

9
DE SLEUTELS
MECHANISCHE SLEUTEL
Werking
De metalen baard 1 fig. 1 activeert:
❒ de contactschakelaar;
❒ de sloten van de portieren.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING(waar aanwezig)
Werking
De metalen baard 1 fig. 2 activeert:
❒ de contactschakelaar;
❒ de sloten van de portieren.
Druk op knop 2 om de metalen baard in/uit
te klappen.
1) 1)
1A0L0005
Portierontgrendeling
Druk kort op de knop Ë:
om de portieren te ontgrendelen en de
plafondverlichting voor een bepaalde tijd
in te schakelen; de richtingaanwijzers
knipperen tweemaal (waar aanwezig).
De portieren worden automatisch
ontgrendeld wanneer de afsluiter van de
brandstoftoevoer in werking treedt.
Als een van de portieren niet goed
gesloten is wanneer de portieren
vergrendeld worden, knippert de led snel
samen met de richtingaanwijzers.
Portiervergrendeling
Druk kort op knop Á:
om de portieren te vergrendelen en de
plafondverlichting uit te schakelen; de
richtingaanwijzers knipperen eenmaal
(waar aanwezig).
2A0L0006
Als een of meerdere portieren open zijn,
worden de portieren niet vergrendeld.
Dit wordt aangegeven door het snel
knipperen van de richtingaanwijzers
(waar aanwezig). De portieren worden
vergrendeld ook als de achterklep open
staat.
Wanneer de portieren van buiten de auto
worden vergrendeld (met de
afstandsbediening), gaat led 1 fig. 3
enkele seconden branden en daarna
knipperen (bewakingsfunctie).
Wanneer de portieren van binnen de auto
worden vergrendeld (door te drukken op
de ≈knop op het dashboard), blijft de
led continu branden.
3A0L0007
Page 12 of 156

CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 verschillende
standen worden gedraaid, fig. 5:
❒ STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden, stuur geblokkeerd.
Sommige elektrische apparaten
(bijv. autoradio, centrale
portiervergrendeling, alarm enz.) kunnen
blijven werken;
❒ MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
❒ AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
beveiliging: als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet de sleutel
teruggedraaid worden naar de stand
STOP om opnieuw te kunnen starten.
2) 3)
5A0L0010
KENNISMAKING MET DE AUTO
10
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
BATTERIJ VERVANGEN
Procedure
1)
❒ druk op de knop 1 fig. 4 en klap de
metalen baard 2 uit naar de
openingsstand; draai de schroef 3 naar :
met een kleine schroevendraaier;
❒ trek de batterijhouder 4 naar buiten
en vervang de batterij 5 met
inachtneming van de juiste polariteit;
plaats de batterijhouder 4 weer in de
sleutel en draai schroef 3 naar Á.
4A0L0008
1)Druk knop 2 alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral
de ogen) en van voorwerpen
die snel beschadigen (bijvoorbeeld
kleding) is verwijderd. Laat de sleutel
nooit onbewaakt achter om te voorkomen
dat iemand (in het bijzonder kinderen) per
ongeluk op de knop drukt.
BELANGRIJK
1)Gebruikte batterijen kunnen schadelijk
zijn voor het milieu als ze niet op de juiste
wijze als afval verwerkt worden. Ze
moeten overeenkomstig de wet in
speciale bakken gedeponeerd worden. Ze
kunnen ook ingeleverd worden bij het Alfa
Romeo Servicenetwerk dat voor hun
verwerking zal zorgen.
WAARSCHUWINGEN
1)De elektronische onderdelen in de
sleutel kunnen beschadigen als de sleutel
aan sterke schokken wordt blootgesteld.
Om een correcte werking van de
inwendige elektronische componenten te
garanderen, mag de sleutel nooit aan
direct zonlicht blootgesteld worden.
WAARSCHUWINGEN
Page 13 of 156

11
STUURSLOT
Inschakelen
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakelen 4) 5)
Draai het stuur enigszins en draai de
contactsleutel naar de stand MAR.
2)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), laat het dan
controleren bij het Alfa Romeo
Servicenetwerk alvorens te gaan rijden.
3)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de elektrische parkeerrem in te schakelen.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig achter.
4)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij
montage van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties
van het systeem, de garantie en de
veiligheid in gevaar brengen waardoor
het voertuig niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
5)Neem nooit de mechanische sleutel uit
het slot tijdens het rijden. Het stuurwiel
zal automatisch vergrendeld worden
zodra eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook
voor auto’s die gesleept worden.
BELANGRIJK
ALFA ROMEO CODE SYSTEEM
De Alfa Romeo Code verhindert
ongeautoriseerd gebruik van het
voertuig, door het starten van de motor
onmogelijk te maken.
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR te
draaien, stuurt de regeleenheid van het
Alfa Romeo CODE systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als de
regeleenheid van het Alfa Romeo CODE
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt het
Alfa Romeo CODE-systeem de functies
van de Powertrain Control Module uit.
Inschakeling van waarschuwingslampje
tijdens het rijden
❒ Als het digitale waarschuwingslampje
Ygaat branden, betekent dit dat het
systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv.
bij een spanningsval).
❒ Als het digitale waarschuwingslampje
Yblijft branden, neem dan contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
ALARMSYSTEEM
(waar aanwezig)
WERKING VAN HET ALARM
De inschakeling van het alarm wordt
aangegeven door een akoestisch en een
visueel signaal (het knipperen van de
richtingaanwijzers gedurende enkele
seconden). De inschakelwijzen van het
alarm kunnen variëren naargelang de
markt. Er is een maximum aantal cycli
voorzien voor de geluidssignalen en de
alarmknipperlichten. Wanneer het
maximum is bereikt, gaat het systeem
weer normaal werken.
BELANGRIJK Het alarm is aangepast
door de Fabrikant om te voldoen aan de
eisen in de verschillende landen waar het
voertuig op de markt wordt gebracht.
HET ALARM INSCHAKELEN
Richt, bij gesloten portieren en
achterklep en met de sleutel in de stand
STOP of verwijderd, de sleutel met
afstandsbediening op de auto, druk op de
toets Áen laat de toets los.
Bij bepaalde versies laat het systeem
een geluidssignaal horen en wordt de
portiervergrendeling ingeschakeld.
Page 14 of 156

PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
De portieren vergrendelen van buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knop Á
van de afstandsbediening of steek en
draai de metalen baard (van de sleutel) in
het slot van het portier. De led 1 fig. 6 op
de knop ≈op het dashboard gaat
branden om aan te geven dat de
portieren vergrendeld zijn.
De portiervergrendeling vindt plaats als
alle portieren gesloten zijn, onafhankelijk
van het feit of de achterklep geopend of
gesloten is.
6A0L0007
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op de knop Ëvan de
afstandsbediening of steek en draai de
metalen baard (van de sleutel) in het slot
van het bestuurdersportier.
De portieren ver-/ontgrendelen van
binnenuit
Druk op knop ≈. De knop is voorzien
van een led-lampje dat aangeeft wanneer
de portieren worden ver-/ontgrendeld.
Led aan: portieren vergrendeld.
Led uit: portieren ontgrendeld.
NOODVERGRENDELING
PORTIEREN
Portier passagierszijde
Het passagiersportier is uitgerust met
een inrichting om het portier zonder
stroom te vergrendelen.
KENNISMAKING MET DE AUTO
12
HET ALARM UITSCHAKELEN
Druk op de toets Ë.
BELANGRIJK Als het centrale
portiersvergrendelingssysteem
uitgeschakeld wordt met de metalen
baard van de sleutel, wordt het alarm
niet uitgeschakeld.
HET ALARM UITSLUITEN
Om het diefstalalarm volledig buiten
werking te stellen (bijv. als het voertuig
lang niet wordt gebruikt), het voertuig
afsluiten door de metalen baard van de
sleutel in het slot om te draaien.
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING/
HELLINGSHOEKDETECTIE
Om de juiste werking van de beveiliging
te garanderen, de zijruiten volledig
sluiten.
Om de volumetrische beveiliging uit te
schakelen, de contactsleutel twee keer
achter elkaar van STOP naar MAR
draaien, schakel daarna het alarm binnen
15 seconden in, door op de toets Áop de
afstandsbediening te drukken.
Om ook de hellingshoekdetectie uit te
schakelen, de contactsleutel drie keer
achter elkaar van STOP naar MAR
draaien, schakel daarna het alarm binnen
15 seconden in, door op de toets Áop de
afstandsbediening te drukken.
Page 15 of 156

13
STOELEN
INSTELLINGEN
Verstellen in lengterichting
(waar aanwezig)
Trek hendel 1 fig. 8 omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: in de
rijstand moeten de armen op de rand van
het stuurwiel rusten.
6) 7)
8A0L0011
Steek de metalen baard van de
contactsleutel in de behuizing 1 fig. 7 en
draai hem rechtsom, om het portier te
vergrendelen.
Om de werking van de portiersloten weer
te herstellen (alleen als de acculading
hersteld is), als volgt te werk gaan:
❒ druk op de knop Ëvan de
afstandsbediening;
of
❒ druk op de knop ≈voor
portiervergrendeling/-ontgrendeling op
het dashboard;
7A0L0036
of
❒ steek de metalen baard van de
contactsleutel in het slot van het
voorportier;
of
❒ trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
Initialisatie mechanisme portier
openen/sluiten
Als de accu is losgekoppeld of als een
zekering is doorgebrand, dan moet het
open-/sluitmechanisme als volgt opnieuw
geïnitialiseerd worden:
❒ sluit alle portieren;
❒ druk op de knop Ëvan de sleutel of op
de knop ≈voor portiervergrendeling/-
ontgrendeling op het dashboard;
❒ druk op de knop Ávan de sleutel of op
de knop ≈voor portiervergrendeling/-
ontgrendeling op het dashboard;
Page 16 of 156

STUURWIEL
Het stuurwiel kan in axiale en verticale
richting versteld worden.
Laat voor het verstellen hendel 1 fig. 10
los, door deze naar voren te duwen
(stand A). Trek na het verstellen hendel 1
naar het stuur (stand B) om hem te
vergrendelen.
9) 10)
10A0L0012
KENNISMAKING MET DE AUTO
14
Hoekverstelling rugleuning(waar aanwezig)
Trek hendel 2 fig. 9 omhoog en stel
tegelijkertijd de hoek van de
rugleuning in.
Vanwege de speciale sportconfiguratie
van de auto, kan de rugleuning in drie
standen worden gezet.
6) 8) 2)
Hoogteverstelling (waar aanwezig)
Om de ideale rijstand te verkrijgen, kan
ook de hoogte van de stoelen worden
afgesteld. Voor deze verstelling is
gebruik van werkplaatsapparatuur
nodig: neem contact op met een Speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
9A0L0117
6)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
7)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
goed op zijn plaats is vergrendeld zou dat
kunnen leiden tot plotselinge verplaatsing
van de stoel waardoor de bestuurder de
controle over het voertuig verliest.
8)Voor optimale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten
en moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken.
BELANGRIJK
2)De stoffen bekleding van de stoelen is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage op de lange termijn, onder
normale gebruiksomstandigheden van de
auto.
Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van
de bekleding als gevolg.
BELANGRIJK
A
B
Page 17 of 156

15
ACHTERUITKIJKSPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Verstellen
Gebruik de hendel 1 fig. 11 om de spiegel
in twee standen te zetten: normaal of
anti-verblindingsstand.
BUITENSPIEGELS
Elektrisch verstellen
De spiegels kunnen alleen worden
versteld met de contactsleutel in stand
MAR.
Selecteer de spiegel die u wilt verstellen
met knop 3 fig. 12:
❒ knop in stand 1:
linker spiegel gekozen;
11A0L0013
❒ knop in stand 2: rechter spiegel
gekozen.
Hierna kan de gekozen spiegel worden
versteld door knop 4 in te drukken in de
vier richtingen van de pijlen.
11)
BELANGRIJK Draai na het afstellen
systeem 3 in stand 0 om onverwachtse
bewegingen te voorkomen.
12A0L0014
9)De verstelling mag alleen bij stilstaand
voertuig en uitgeschakelde motor
gebeuren.
10)After-market werkzaamheden
waarbij wijzigingen van de stuurinrichting
of de stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij
montage van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties
van het systeem, de garantie en de
veiligheid in gevaar brengen waardoor
het voertuig niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
BELANGRIJK
Page 18 of 156

Handmatig inklappen van de spiegels
Klap indien nodig de buitenspiegels in
door ze van stand 1 in stand 2 fig. 13 te
zetten.
BELANGRIJK Tijdens het rijden moeten
de spiegels altijd in stand 1 staan.
Spiegelverwarming(indien aanwezig)
Druk op knop fig. 14 om deze functie
in te schakelen.
Inschakeling wordt aangegeven met het
digitale lampje op het display.
Druk nogmaals op om de functie van
tevoren uit te schakelen.
13A0L0015
14A0L0025
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel fig. 15 worden de
meeste buitenlichten bediend.
De buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in de
stand MAR.
Het instrumentenpaneel en de
bedieningselementen op het dashboard
en de middelste tunnel gaan tegelijk
branden met de buitenverlichting.
15A0L0020
KENNISMAKING MET DE AUTO
16
11)De buitenspiegel is bolvormig;
hierdoor wordt de afstandswaarneming
enigszins vertekend.
BELANGRIJK
Page 19 of 156

17
DRL (Dagverlichting)
Met de contactsleutel op MAR en
draaischakelaar 1 fig. 15 naar ågedraaid, gaat de dagverlichting aan.
De andere lichten en de
binnenverlichting blijven uit.
BELANGRIJK De dagrijlichten zijn een
alternatief voor het dimlicht in landen
waarin het verplicht is om de lichten
overdag in te schakelen, waar dit niet
verplicht is, is het gebruik van de
dagrijlichten toegestaan.
BELANGRIJK De dagrijlichten mogen
niet gebruikt worden ter vervanging van
het dimlicht tijdens het rijden in het
donker en in tunnels.
Het gebruik van de dagrijlichten wordt
geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
STADSLICHT EN DIMLICHT
Met de contactsleutel in de stand MAR
en de draaischakelaar 1 fig. 15 naar 2.
Gedraaid, gaan de dagrijlichten uit en de
stadslichten en het dimlicht aan.
Het waarschuwingslampje 3op het
instrumentenpaneel gaat branden.
PARKEERLICHTEN
Deze lichten kunnen alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in de
stand STOP of verwijderd, door de ring
1 fig. 15 eerst naar de stand
åen
vervolgens naar de stand 2te draaien.
Het controlelampje 3op het
instrumentenpaneel gaat branden.
GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
de draaischakelaar A op 2staan, en de
hendel naar het stuurwiel tot voorbij de
aanslag worden getrokken.
Het controlelampje 1op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het controlelampje 1.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand), ongeacht de
stand van de draaischakelaar 1 fig. 15.
Het controlelampje 1op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de linkerhendel fig. 15 in de
(stabiele) stand:
❒ omhoog: schakelt de richtingaanwijzer
rechts in;
❒ omlaag: schakelt de richtingaanwijzer
links in.
Het controlelampje Dof Fknippert op
het instrumentenpaneel.
De richtingaanwijzers worden
automatisch uitgeschakeld als het
stuurwiel weer wordt rechtgezet.
“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende bepaalde tijd verlicht
worden.
Inschakelen
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de linkerhendel fig.
15 binnen 2 minuten na het uitzetten van
de motor naar het stuurwiel.
Elke keer dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van
210 seconden; hierna wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Uitschakelen
Houd de hendel fig. 15 langer dan 2
seconden naar het stuurwiel getrokken.
Page 20 of 156

MISTACHTERLICHT
Werking
Druk op de knop 4fig. 16 om het licht in
of uit te schakelen.
De led op de knop gaat branden om aan te
geven dat het mistachterlicht is
ingeschakeld. Het mistachterlicht gaat
alleen branden als het dimlicht is
ingeschakeld.
16A0L0024
INTERIEURVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
Het lampenglas van plafondverlichting 1
fig. 17 kan in drie standen worden gezet:
❒ rechts ingedrukt: lampje altijd aan
❒ links ingedrukt: lampje altijd uit
❒ middelste stand (neutraal): het lampje
gaat aan/uit bij het openen/sluiten van de
portieren.
17A0L0060
TIJDSCHAKELING
PLAFONDVERLICHTING
Om het in-/uitstappen in het donker en
op slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken zijn er twee
tijdregelingen voorzien.
Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting gaat als volgt
branden:
❒ ongeveer 10 seconden wanneer de
portieren worden ontgrendeld;
❒ ongeveer 3 minuten wanneer een van
de portieren wordt geopend;
❒ ongeveer 10 seconden wanneer een
van de portieren wordt gesloten.
De tijdregeling wordt onderbroken
wanneer de sleutel in de stand “MAR”
wordt gezet.
KENNISMAKING MET DE AUTO
18