display Alfa Romeo Giulia 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2017, Model line: Giulia, Model: Alfa Romeo Giulia 2017Pages: 232, PDF Size: 3.89 MB
Page 129 of 232

De afstand van het voorliggende voertuig
is evenredig aan de snelheid.
Het tijdsinterval ten opzichte van het
voorliggende voertuig blijft constant en
varieert van 1 seconde (voor de instelling
met 1 balk voor de korte afstand) tot
2 seconden (voor de instelling met
4 balken voor de maximale afstand).
De instelling van de afstand wordt op het
display weergegeven via een speciaal
pictogram.
Bij het eerste gebruik van het systeem is
de instelling van de afstand 4 (maximaal).
Zodra de afstand door de bestuurder
wordt gewijzigd, wordt de nieuwe
afstand ook na uitschakeling en
inschakeling van het systeem in het
geheugen opgeslagen.Afname van de afstand
Druk op de knop fig. 117 en laat hem los
om de instelling van de afstand te
verlagen. Telkens wanneer op de knop
wordt gedrukt, neemt de afstand met één
balk af (korter).
Als er geen voorliggers zijn, wordt de
ingestelde snelheid gehandhaafd. Als de
kortste afstand eenmaal is bereikt kan
door nog een druk op de knop de langste
afstand worden ingesteld.
Als een voertuig wordt gesignaleerd die
op dezelfde rijbaan rijdt met een lagere
snelheid, verandert het pictogram op het
display van grijs naar wit: het systeem
regelt automatisch de snelheid van het
voertuig om de instelling van de afstand
te behouden, onafhankelijk van de
ingestelde snelheid.Het voertuig handhaaft de ingestelde
afstand totdat:
het voorliggende voertuig versnelt
met een hogere snelheid dan is ingesteld;
het voorliggende voertuig de rijbaan
verlaat of uit het detectieveld van de
sensor van het Active Cruise
Control-systeem verdwijnt;
de instelling van de afstand wordt
gewijzigd;
Het systeem Active Cruise Control
wordt uitgeschakeld / in pauze gezet.
BELANGRIJK De maximaal door het
systeem toegepaste remwerking is
beperkt. De bestuurder kan in elk geval,
zo nodig, altijd handmatig remmen.
BELANGRIJK Als het systeem voorziet
dat het remniveau onvoldoende is om de
ingestelde afstand te handhaven, wordt
de nadering tot het voorgaande voertuig
aan de bestuurder gesignaleerd met de
weergave van de melding 'BRAKE!'
('Remmen!') of door een speciaal bericht
op het display, de nadering die
voorafgaat. Er klinkt bovendien een
geluidssignalering. In dit geval moet
onmiddellijk in de nodige mate geremd
worden om de veiligheidsafstand van het
voorliggende voertuig te handhaven.
11607146S0019EM
11707146S0015EM
127
Page 130 of 232

BELANGRIJK Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
na te gaan of er op de route van het
voertuig geen voetgangers, andere
voertuigen of voorwerpen aanwezig zijn.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwingen kunnen ongevallen of
letsel tot gevolg hebben.
BELANGRIJK Het is de volledige
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een veilige afstand van het
voorliggende voertuig te bewaren
volgens de geldende verkeersregels in de
verschillende landen.
“STOP AND GO” STRATEGIE
Met de strategie van de werking “Stop
and Go” kan de veiligheidsafstand van het
voertuig worden bewaard die voorafgaat
tot de complete stilstand van de auto,
bovendien zorgt het voor de
automatische herstart van de auto
wanneer het voorgaande voertuig binnen
twee seconden weer gestart wordt,
daarentegen is het om weer te starten
nodig het gaspedaal in te trappen of op
de knop RES te drukken.
UITSCHAKELING
Het systeem wordt uitgeschakeld en de
ingestelde snelheid wordt gewist als:
er op de knopvan de Active Cruise
Control (met ingeschakeld systeem of in
pauze) wordt gedrukt;
het startsysteem op STOP wordt
gezet;
de RACE modus wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt geannuleerd (terwijl
de ingestelde snelheid en afstand
opgeslagen blijven):
wanneer het systeem in pauze wordt
gezet (zie paragraaf “Inschakelen /
Uitschakelen Active Cruise Control”);
als de condities die in de paragraaf “De
gewenste snelheid instellen” zich
voordoen;
SIGNALERING BEPERKTE WERKING
VAN HET SYSTEEM
Als op het display dit bericht wordt
weergegeven, doet er zich mogelijk een
conditie voor die de werking van het
systeem beperkt.
De mogelijke redenen voor deze
beperking zijn een blokkering van het
zicht van de camera of een storing. Als
een belemmering wordt gesignaleerd,
maak dan het gebied van de voorruit
schoon dat in fig. 111 is weergegeven en
controleer of het bericht verdwijnt.
Wanneer de omstandigheden die de
werking van het systeem hebben beperkt
ophouden, zal het systeem naar een
normale en volledige werking terugkeren.
Als de fout aanhoudt, contact op nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS
HET RIJDEN
In sommige rijsituaties (zie de
beschrijving) werkt het systeem mogelijk
niet correct: de bestuurder moet dan ook
altijd de controle over het voertuig
behouden.
Een aanhangwagen slepen
Het slepen van een aanhangwagen wordt
niet aanbevolen tijdens het gebruik van
het systeem.
Niet uitgelijnd voertuig
Het is mogelijk dat het systeem een
voorligger op dezelfde rijbaan die niet op
dezelfde richtingslijn zit of een voertuig
dat via een zijstrook invoegt, niet
detecteert. In deze gevallen wordt
mogelijk onvoldoende afstand
gegarandeerd van voorliggende
voertuigen.
Het niet-uitgelijnde voertuig kan de
richtingslijn inkomen of verlaten,
waardoor een plotselinge remwerking of
versnelling van het voertuig wordt
veroorzaakt.
Sturen en bochten
Bij het nemen van een bocht fig. 118 met
ingesteld systeem, kan het systeem de
snelheid en de acceleratie begrenzen om
de stabiliteit van het voertuig te
garanderen, ook als er geen voorliggers
zijn gedetecteerd.
128
STARTEN EN RIJDEN
Page 132 of 232

als het deze voorwerpen tegenkomt.
BELANGRIJK
116)Let tijdens het rijden altijd goed op,
zodat u altijd klaar bent om te remmen als
dat nodig is.
117)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid voor het besturen van
het voertuig ligt altijd nog bij de bestuurder,
die rekening moet houden met de
verkeersomstandigheden om in volledige
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
moet altijd de op veilige afstand te rijden ten
opzichte van het voertuig dat voor hem rijdt.
118)Het systeem wordt niet ingeschakeld
bij aanwezigheid van voetgangers,
voertuigen die in tegengestelde richting of in
dwarsrichting bewegen en stilstaande
voorwerpen (bijv. een voertuig dat stilstaat
in een file of met pech).119)Het systeem is niet in staat rekening te
houden met weg-, verkeers- en
weersomstandigheden en met situaties met
slecht zicht (bijv. mist).
120)Het systeem herkent niet altijd
volledig complexe rijcondities. Dit kan leiden
tot een verkeerde of ontbrekende analyse
van de te bewaren veilige afstand.
121)Het systeem kan de maximale
remkracht niet op het voertuig toepassen:
het voertuig wordt dan ook niet volledig
gestopt.
BELANGRIJK
40)Het systeem kan beperkt of niet werken
vanwege weersomstandigheden zoals zware
regen, hagel, dikke mist, hevige sneeuw.
41)De sectie van de bumber voor de sensor
mag niet bedekt zijn met stickers, extra
koplampen of enig ander voorwerp.
42)Werking kan in gevaar worden gebracht
door structurele wijzigingen aangebracht
aan het voertuig, zoals modificatie aan de
frontale geometrie, vervanging van wielen of
een zwaardere lading dan de
standaardlading van het voertuig.
43)Incorrecte reparaties verricht op het
voorste deel van het voertuig (bijv. bumper,
chassis) kunnen de positie van de
radarsensor wijzigen en de werking ervan in
gevaar brengen. Ga naar een Alfa Romeo
Servicenetwerk om elke operatie van dit
type.
44)Knoei niet aan of voer geen interventie
uit aan de radarsensor of aan de camera op
de voorruit. Neem in geval van een storing
van de sensor contact op met een Alfa
Romeo Servicenetwerk.45)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
46)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond de
sensor (paneel dat de sensor bedekt op de
linkerkant van de bumper). Bij frontale
botsingen kan de sensor automatisch
worden uitgeschakeld en op het display
wordt een signalering weergegeven om aan
te geven dat de sensor moet worden
gerepareerd. Ook bij afwezigheid van
storingssignalen moet het systeem worden
uitgeschakeld als u vermoedt dat de stand
van de radarsensor is gewijzigd (bijv. door
frontale botsingen bij lage snelheid zoals
tijdens parkeermanoeuvres). Ga in deze
gevallen naar een Alfa Romeo
Servicenetwerk om de radarsensor te laten
uitlijnen of vervangen.
12107146S0014EM
130
STARTEN EN RIJDEN
Page 133 of 232

PARKEERSENSORENSYSTEEM
(indien aanwezig)
122)
47) 48) 49)
VERSIES MET 4 SENSOREN
De parkeersensoren in de achterste
bumper fig. 122 detecteren de
aanwezigheid van obstakels en
waarschuwen de bestuurder erover via
een geluidssignaal en, waar voorzien,
visuele indicaties op het
instrumentenpaneeldisplay.
Inschakelen/uitschakelen
Om het systeem buiten werking te stellen
op knop fig. 123 drukken.
De led in de knop licht op of niet wanneer
het systeem van aan naar uit schakelt (en
omgekeerd).
Led uit: systeem ingeschakeld;
Ledlampje brandt continu: systeem
uitgeschakeld
Als er op de knop wordt gedrukt terwijl er
een storing in het systeem is, knippert de
led ongeveer 5 seconden, daarna blijft hij
permanent branden.
Systeem in-/uitschakelen
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
wordt deze automatisch geactiveerd
door het inschakelen van de
achteruitversnelling, terwijl het
uitgeschakeld wordt door het
inschakelen van een andere versnelling.
Werking met een aanhanger
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van de
auto wordt gestoken. De sensoren
worden automatisch ingeschakeld zodrade stekker van de aanhangerkabel
verwijderd wordt.
VERSIES MET 8 SENSOREN
De parkeersensoren in de voorste
(fig. 124 ) en achterste (fig. 125 ) bumper
detecteren de aanwezigheid van
obstakels en waarschuwen de bestuurder
via een geluidssignaal en, waar voorzien,
visuele indicaties op het
instrumentenpaneeldisplay.
12207176S0001EM
12307176S0002EM
12407176S0003EM
12507176S0001EM
131
Page 135 of 232

BELANGRIJK
122)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere mensen
(vooral kinderen) of dieren aanwezig zijn op
het parcours dat u af wilt leggen. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
47)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken. De
sensoren moeten met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel autoshampoo
is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig
dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
48)Werkzaamheden aan de bumpers in de
zone van de sensoren, mogen uitsluitend bij
een Alfa Romeo Servicepunt uitgevoerd
worden. Werkzaamheden aan de bumper die
niet goed worden uitgevoerd, kunnen de
werking van de sensoren in gevaar brengen.49)Voor het overspuiten van de bumpers of
eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk te wenden. Het verkeerd
opbrengen van de lak kan de werking van de
parkeersensoren negatief beïnvloeden.
WAARSCHUWING
RIJBAANOVERSCHRIJDING
(LDW) SYSTEEM
BESCHRIJVING
50) 51) 52) 53) 54) 55)
Het Lane Verlatings-
waarschuwingssysteem maakt gebruik
van een camera op de voorruit om de
begrenzingslijnen van rijstroken te
detecteren en om de positie van het
voertuig binnen deze wegmarkeringen te
berekenen zodat het voertuig in de
rijstrook kan blijven.
Wanneer een of meer
rijstrookbegrenzingslijnen worden
gedetecteerd en het voertuig deze
overschrijdt zonder tussenkomst van de
bestuurder (richtingaanwijzer niet
ingeschakeld), laat het systeem een
geluidssignaal horen.
Als het voertuig de rijstrook blijft
verlaten zonder tussenkomst van de
bestuurder, dan gaat het lampje op het
display branden (rechts of links) om de
bestuurder aan te sporen om het voertuig
weer binnen de begrenzingslijnen van de
rijstrook te brengen.
133
Page 137 of 232

ACHTERUITKIJKCAMERA /
DYNAMISCH RASTER
BESCHRIJVING
De achteruitkijkcamera bevindt zich op
de achterklep, nabij de openingsknop,
fig. 127.
123)
56)
Camera inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem.
Het systeem inschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Bestuurdersassistentie"
and "Achteruitkijkcamera". Het volgende
submenu verschijnt:
Actief
Uitschakelvertraging;
Rooster.
Selecteer "Activeren om het camerazicht
te activeren op het
Connectsysteemdisplay.
Bij elke inschakeling van de achteruit
toont het display van het Connect-
systeem, fig. 128, wordt het gebied
rondom het voertuig, zoals gezien door
de achteruitrijcamera getoond.
SYMBOLEN EN BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Indien geactiveerd, wordt het rooster
over de afbeelding geplaatst om de
breedte van het voertuig te markeren en
het te verwachten traject in
overeenstemming met de stand van het
stuurwiel.
Een er overheen geplaatste onderbroken
middenlijn geeft het midden van hetvoertuig aan om parkeermanoeuvres of
het uitlijnen van een sleepoog te
vergemakkelijken. De verschillende
gekleurde zones geven de afstand aan
vanaf de achterkant van het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 128:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood 0 ÷ 30 cm
Geel 30
cm÷1m
Groen 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen bevinden.
van de videocam.
12707186S0001EM
12807186S0002EM
135
Page 174 of 232

MOTOROLIE
151)
65)
BELANGRIJK Verifieer de aanduiding van
het motoroliepeil voordat u lange ritten
gaat maken.
Het motoroliepeil wordt bij elke start
getoond op het display van het
instrumentenpaneel of op het display van
het Connect-systeem door in het
hoofdmenu (MENU-toets)
achtereenvolgens de volgende functies
te activeren: “Applicaties”; “My Car”; en
"Oliepeil".
Controleer op het display aan de hand
van de 6 streepjes of het oliepeil tussen
MIN en MAX ligt: 1 streepje MIN-peil,
6 streepjes MAX-peil. Als de
oliepeilaanduiding de eerste rode
inkeping bereikt, vul dan olie bij via de
vulopening 1 en houd er rekening mee dat
elke inkeping op het display overeenkomt
met circa:
Motor 2.0 T4 MAir
250 ml.
2.2 JTD-motor
150 ml.
66)
BELANGRIJK Zorg ervoor niet teveel
motorolie bij te vullen. Teveel motorolie
kan tot schade aan de motor leiden. Laat
het voertuig controleren. Het MAX peil
mag nooit worden overschreden als de
motorolie wordt bijgevuld. Het is
aanbevolen om tijdens het bijvullen
tussentijdse controles van het oliepeil op
het display uit te voeren.
BELANGRIJK Na het bijvullen van de
motorolie vindt het updaten van het
oliepeil op het display niet onmiddellijk
plaats, het is daarom noodzakelijk om te
wachten tot de weergave van het oliepeil
op het display geüpdatet is, volgens die
hierna beschreven procedure.
Bijvullen en bijwerken oliepeilweergave
op display
Pas de onderstaande aanwijzingen toe
wanneer de olie moet worden bijgevuld
om de correcte aanduiding van het
oliepeil op het display te waarborgen:
Motor 2.0 T4 MAir
plaats het voertuig op een vlakke
ondergrond en laat de motor minstens
5 minuten lang draaien (temperatuur
hoger dan 80°C), zet de motor vervolgens
af;
de motor starten en op laag stationair
laten lopen; ongeveer 2 minuten wachten.
2.2 JTD-motor
plaats het voertuig op een vlakke
ondergrond en laat de motor draaien tot
de tweede markering van de
olietemperatuur op het display oplicht,
zet de motor vervolgens af;
wacht minstens 3 minuten, draai
vervolgens de startschakelaar op ON
zonder de motor aan te laten slaan en
wacht 20 seconden.
BELANGRIJK Als de aanduiding na de
eerder beschreven procedure niet
bijgewerkt is, contact opnemen met het
Alfa Romeo-servicenetwerk.
BELANGRIJK De oliepeilstok in de
motorruimte, uitsluitend op uitvoeringen
met 2.2 JTD-motor, mag UITSLUITEND
worden gebruikt wanneer de
oliepeilsensor een storing vertoont. In dit
geval gaat het symbool
branden op
het display van het instrumentenpaneel.
Het motoroliepeil moet, wanneer nodig,
uitsluitend bij koude motor met de hand
(met de peilstok) worden gecontroleerd.
Om geen enkele reden mag het
motoroliepeil met de hand (met de
peilstok) worden gecontroleerd bij
warme motor. Door de aanraking met de
omringende elementen van de motor
kunnen brandwonden worden
veroorzaakt.
172
ONDERHOUD EN ZORG
Page 175 of 232

Deze handeling mag uitsluitend worden
toegepast tot de correcte werking van de
oliepeilsensor is hersteld. Laat de
werking ervan herstellen door een erkend
centrum van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Motorolieverbruik
67)
4)
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Wanneer de auto nieuw is,
moet de motor ingereden worden.
Daarom is het motorolieverbruik pas
stabiel na de eerste 5000 ÷ 6000 km.
MOTORKOELVLOEISTOF
152)
68)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
RUITENSPROEIERVLOEISTOF VOOR
VOORRUIT/KOPLAMPEN
153) 154)
Het ruitensproeierreservoir voor voorruit
en koplampen (waar beschikbaar) is
uitgerust met een telescopische vuller.
Verwijder, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 4 en til de vuller op en vul devloeistof bij zoals vermeld in het
hoofdstuk "Technische gegevens".
BELANGRIJK Bij een laag vloeistofniveau
(dit wordt aangegeven door het aangaan
van het speciale symbool op het display
van het instrumentenpaneel) werkt het
systeem van de koplampsproeiers niet,
ook al blijven de ruitensproeiers werken.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat. Als het
vloeistofniveau in de tank onvoldoende
is, neem dan contact op met een Alfa
romeo Servicenetwerk om het systeem
te laten controleren.
OLIE VOOR INSCHAKELING
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
5)
Wend u voor de controle van het
transmissieolieniveau uitsluitend tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomendat de interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren die
constante voeding vereisen (alarm enz.),
of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk; het
gekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
BELANGRIJK Start de motor na de accu
te hebben afgekoppeld en de
accuklemmen weer te hebben
aangesloten niet onmiddellijk, maar druk
op de startknop, zonder de pedalen aan
te raken, om het instrumentenpaneel in
te schakelen. Start vervolgens de motor.
Op het instrumentenpaneel blijft het
symbool
branden. Dit betekent dat
het stuur geïnitialiseerd moet worden.
173
Page 206 of 232

VERKEERSVEILIGHEID
168) 169)
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van het
systeem zorgvuldig door voordat u gaat
rijden.
ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN
(indien aanwezig)
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden voortdurend.
De ontvangst kan gestoord worden door
de aanwezigheid van bergen, gebouwen
of bruggen, vooral wanneer u ver
verwijderd bent van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan worden
aangepast wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.
ONDERHOUD EN ZORG
85) 86)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervan
kunnen beschadigen; gebruik een zachte,
droge anti-statische doek om het schoon
te maken en oefen hierbij geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van het
display te reinigen.
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem op
onherstelbare wijze beschadigen.
204
MULTIMEDIA
Page 207 of 232

DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Het garandeert een maximale veiligheid
en vermijdt in geval van diefstal het
gebruik van het systeem op andere
voertuigen. Indien nodig neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd naar
het scherm moet kijken, ga dan de weg af
en parkeer op een veilige plek, zodat u
niet tijdens het rijden wordt afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk om
het systeem te laten repareren.BELANGRIJK
168)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond raken
of kan het systeem beschadigd raken.
169)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
85)Maak het frontpaneel en het display
alleen schoon met een zachte, schone, droge,
anti-statische doek. Reinigings- en
polijstmiddelen kunnen het oppervlak
beschadigen. Gebruik geen alcohol of
dergelijke producten om het paneel of het
display schoon te maken.
86)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
205