ABS Alfa Romeo Giulietta 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2011, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2011Pages: 297, PDF Size: 9.15 MB
Page 151 of 297

147
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE fig. 107
Deze is in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst.
fig. 107A0K0135m
Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren
op de passagiersstoel voor als de airbag aan pas-
sagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de
airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ern-
stig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, on-
geacht de zwaarte van het ongeluk. Als er geen andere mo-
gelijkheid is, moet altijd de airbag aan passagierszijde
uitgeschakeld worden als het kinderzitje op de passagiers-
stoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de passagiers-
stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard. Ook als het niet wettelijk verplicht is,
raden wij u aan, voor een optimale bescherming van de
volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen
zodra er geen kinderen meer vervoerd worden.
Zie voor het uitschakelen van de airbags de pa-
ragraaf “Menuopties” in het hoofdstuk “Wegwijs
in uw auto”.
Frontairbag aan passagierszijde
en zij-airbag (sidebag) uitschakelen
Als u een kind op de voorstoel moet vervoeren, schakel dan de
frontairbag aan passagierszijde en de zij-airbags voor bescherming
van borst-bekken uit. Bij uitgeschakelde airbags gaat op het in-
strumentenpaneel het lampje
“branden.
Page 154 of 297

150
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje ¬niet gaat branden als u de con-
tactsleutel in stand MAR draait, of blijft branden tij-
dens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), dan is er mogelijk een sto-
ring in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de air-
bags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een on-
geval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de
juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk
om het systeem direct te laten controleren.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische lading
en die van het spiraalmechanisme zijn vermeld op
het betreffende plaatje in het dashboardkastje.
Wendt u vóór het verstrijken van deze periode tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk om de gordelspanner te la-
ten vervangen.
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de
borst en houd vooral geen pijp, potlood enz. in
de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in wer-
king treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be-
schadiging of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest, het airbagsysteem door het
Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-
veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-
stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel echter
in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel be-
veiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd;
als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje
“(met ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde) enige seconden branden en ver-
volgens enige seconden knipperen, om aan te geven dat
de airbag aan passagierszijde bij een ongeval wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje doven.
De frontairbag treedt in werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gor-
delspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee drempelwaarden in liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
Page 161 of 297

157
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto
uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en
een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak
moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waar-
mee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door het ge-
wicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt. Ook de rem-
weg wordt langer en u hebt meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voorko-
men dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet wor-
den afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om er ze-
ker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar aanhangergewicht
(vermeld op het kentekenbewijs) niet overschrijdt, moet u er re-
kening mee houden dat het maximum betrekking heeft op het
totale gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met aan-
hanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
TREKHAAK MONTEREN
Wendt u voor de montage van de trekhaak tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet
op het remsysteem van de aanhanger. Wees daar-
om extra voorzichtig op gladde wegen.
Voer in geen geval modificaties aan het remsy-
steem van de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hy-
draulisch remsysteem van de auto worden bediend.
Page 166 of 297

162
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het noodreservewiel is specifiek voor de auto:
onteer het niet op andere auto’s en monteer geen
reservewielen van andere auto’s. Het noodreser-
vewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort mogelijk gebruikt worden
en er mag niet sneller dan 80 km/h mee worden gere-
den. Op het noodreservewiel is een sticker aangebracht
waarop de belangrijkste aanwijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking tot het gebruik van het
noodreservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden
verwijderd of afgedekt. Op het noodreservewiel mag nooit
een wieldeksel worden gemonteerd.
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
De auto is uitgerust met de reparatieset „Fix&Go Automatic”:
zie voor het gebruik van deze voorziening de paragraaf „Fix&Go
Automatic”.
Als alternatief voor de reparatieset „Fix&Go Automatic” kan de au-
to zijn uitgerust met een noodreservewiel: zie voor het verwisse-
len van het wiel de volgende pagina’s.
Attendeer het overige wegverkeer op de stil-
staande auto m.b.v.: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tijdens het ver-
wisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is,
en op een veilige afstand van het verkeer wachten, tot-
dat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met ste-
nen of andere voorwerpen als de auto schuin op een hel-
ling of op een slecht wegdek staat.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
Gebruik voor een noodstart beslist geen accusnel-
lader: de elektronische systemen en de regeleen-
heden van de ontsteking en de inspuiting kunnen
daardoor beschadigd raken.
Page 167 of 297

163
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is
of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de
krik niet voor het opkrikken van andere auto’s. En beslist
nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de
auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opge-
krikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik
is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag
nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. Het nood-
reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuw-
kettingen. Als u een lekke voorband (aangedreven wiel)
hebt en er moet met sneeuwkettingen worden gereden,
dan moet u een wiel van de achteras afhalen en daarvoor
in de plaats het noodreservewiel monteren. Zo hebt u op
de vooras twee normale wielen waarop uw sneeuwket-
tingen kunt monteren.
Door een verkeerde montage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak het ventiel abso-
luut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het noodreservewiel (zie hoofd-
stuk „Technische gegevens”).Bij een gemonteerd noodreservewiel veranderen
de rij-eigenschappen van de auto. Vermijd met vol
gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelhe-
den in de bochten. Het noodreservewiel heeft een le-
vensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand moet
de band van het noodreservewiel vervangen worden door
een nieuwe band van hetzelfde type. Monteer nooit een
normale band op de velg van het noodreservewiel. Laat
het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en mon-
teren. Gebruik nooit twee of meer noodreservewielen.
Smeer voor montage de schroefdraad van de wielbou-
ten niet met vet: de bouten kunnen loslopen.
KRIK
Het is nodig te weten dat:
❍de krik 1,76 kg weegt;
❍de krik geen afstelwerkzaamheden vereist;
❍de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik
van hetzelfde type;
❍buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd mag worden.
Page 176 of 297

172
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❍pomp de band op met de spanning die staat aangegeven in de
paragraaf „Wielen” in hoofdstuk „Technische gegevens”. Con-
troleer de bandenspanning op de manometer B-fig. 126 en
schakel de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing;
❍als u er niet in slaagt binnen 5 minuten de bandenspanning op
ten minste 1,8 bar te krijgen, koppel dan de compressor los
van het ventiel en de stekkerdoos en verplaats vervolgens de
auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat
de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band
vervolgens weer op;
❍als u er ook dan niet in slaagt om, binnen 5 minuten na in-
schakeling van de compressor, de spanning op ten minste 1,8
bar te brengen, mag niet verder worden gereden. Wendt
u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk;
❍stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de ban-
denspanning: vergeet niet de handrem aan te trekken;
Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven dat de band
behandeld is met de snelle bandenreparatieset.
Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet harder dan
80 km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.
❍als de bandenspanning ten minste 1,8 bar bedraagt, moet de
correcte bandenspanning worden hersteld (met draaiende mo-
tor en aangetrokken handrem), en kan verder worden gere-
den. Rijd zeer voorzichtig naar een vestiging van het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Als de bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: de snelle ban-
denreparatieset Fix&Go Automatic kan de vereis-
te wegligging niet garanderen omdat de band te erg be-
schadigd is. Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
U moet absoluut aangeven dat de band is gere-
pareerd met de snelle bandenreparatieset. Over-
handig de informatiefolder aan het personeel dat
de band moet repareren die behandeld is met de snelle
bandenreparatieset.
fig. 127A0K0128m
Page 216 of 297

MOTOROLIE
Controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de
peilstok staat A-fig. 161-162-163-164.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet
via de olievulopening B motorolie tot aan het MAX-merkteken wor-
den bijgevuld.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de
olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen motor-
oliefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Wendt u voor het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai bij een te laag niveau dop C-fig. 161-162-163-164 van het
reservoir los en vul de in het hoofdstuk „Technische gegevens” voor-
geschreven vloeistof bij.
Het motorkoelsysteem is gevuld met PARAFLUUP-
koelvloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen
vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU
UP-koelvloeistof kan
niet worden gemengd met welk ander type koelvloeistof
dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut niet
worden gestart en moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de
dop zo nodig alleen door een exemplaar van het-
zelfde type, anders kan de werking van het sys-
teem in gevaar worden gebracht. Draai bij een warme
motor de dop van het expansiereservoir nooit los: ge-
vaar voor verbranding.
212
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken
overschrijden.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km. De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na
de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
Als er motorolie moet worden bijgevuld, wacht dan
tot de motor is afgekoeld voordat de olievuldop
wordt vastgepakt; dit geldt in het bijzonder bij au-
to’s met een aluminium olievuldop (voor bepaalde uit-
voeringen/markten). LET OP: gevaar voor verbranding!
Page 217 of 297

213
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
REMVLOEISTOF
Controleer of de remvloeistof nog op het maximum niveau staat.
Draai bij een te laag niveau dop F-fig. 161-162-163-164 van het
reservoir los en vul de in het hoofdstuk „Technische gegevens”
voorgeschreven vloeistof bij.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve vloeistof
en de lak. Als remvloeistof wordt gemorst, moet
de lak onmiddellijk met water worden afgespoeld.
RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Draai bij een te laag niveau dop D-fig. 161-162-163-164 van het
reservoir los en vul de in het hoofdstuk „Technische gegevens”
voorgeschreven vloeistof bij.
BELANGRIJK De koplampsproeiers zullen niet functioneren bij een
laag ruitensproeiervloeistofniveau, ook al blijven de ruitensproei-
ers/achterruitsproeier werken. Voor bepaalde versies/markten (zie
vorige pagina's), er is een streepje E-fig. 161, 162, 163, 164
voorzien: ALLEEN de ruitensproeiers/achterruitsproeier blijven wer-
ken wanneer de ruitensproeiervloeistof onder dit niveau komt.
Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar: in de motor-
ruimte bevinden zich warme onderdelen die bij
contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor
een goed zicht. Een herhaalde bediening van het
wissysteem bij lege ruitensproeierreservoir kan de on-
derdelen ervan beschadigen of snel verslechteren.
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per
ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten de
betreffende delen onmiddellijk worden gewassen
met water en neutrale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een
arts te worden geraadpleegd.
Het symbool πop het reservoir geeft aan dat
synthetische remvloeistof en geen minerale vloei-
stof moet worden gebruikt. Het gebruik van mi-
nerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden,
omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloei-
stoffen worden beschadigd.
Page 227 of 297

223
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is
blijven staan, waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt
zou kunnen worden.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger. Voor een
nog betere reiniging van de stoffen bekleding raden wij u aan de
borstel vochtig te maken. Reinig de zittingen met een vochtige
spons en een oplossing van neutrale zeep.
MET LEER BEKLEDE ZITPLAATSEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets vochtige doek,
zonder hard te drukken.
Dep een vochtige vlek of vet met een droge en absorberende doek
en wrijf daarbij niet. Behandel de plek vervolgens met een doek
of zeem bevochtigd met water en een neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlek dan met een
speciaal schoonmaakmiddel, waarbij de instructies op de verpak-
king strikt moeten worden opgevolgd.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol. Controleer of de gebruikte
schoonmaakmiddelen geen alcohol of daarvan afgeleide produc-
ten bevatten, ook niet in geringe hoeveelheden.
KUNSTSTOF EN BEKLEDE DELEN
Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen te reinigen met een
(microvezel-)doek bevochtigd met water en een neutrale zeep zon-
der schuurmiddel. Voor het verwijderen van vet- of hardnekkige
vlekken moeten speciale schoonmaakmiddelen zonder oplosmid-
delen worden gebruikt, die het visuele effect en de kleur van de
componenten niet wijzigen.
Gebruik voor het verwijderen van stof een microvezeldoek, even-
tueel bevochtigd met water. Het gebruik van papieren zakdoek-
jes wordt afgeraden, omdat deze resten achterlaten.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het
instrumentenpaneel of andere kunststof onderdelen schoon te ma-
ken.
Page 244 of 297

60 –
8 - 10 –
6,4 5,7
5,0 4,25
5,1 4,35
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
5,7 5,0
3,1 2,6
3,5 2,9
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
5,7 5,0
2,75 2,3
3,1 2,6
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)Loodvrije benzine
ten minste 95 R.O.N.
(specificatie EN228)
Mengsel van gedemineraliseerd
water en 50 % PARAFLU
UP(▲)
SELENIA STAR P.E.
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en vloeistof
TUTELA PROFESSIONAL SC 35
240
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VULLINGSTABEL
(▲) Voor extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60 % PARAFLUUPen 40 % gedemineraliseerd water.
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
Voorgeschreven
brandstoffen
1.4 Turbo Benzine 1.4 Turbo Multi Air 1750 Turbo Benzine en originele
liter kg liter kg liter kgsmeermiddelen
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak/
differentieel:
Hydraulisch remcircuit
met ABS:
Reservoir ruitensproeiers
voor/achter/
koplampsproeiers (*):