lamp Alfa Romeo Giulietta 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2014, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2014Pages: 280, PDF Size: 6.6 MB
Page 215 of 280
1750 Turbo Benzine VERSIESkm x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
interieur, bagageruimte, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.●●●●●
Werking van de ruitenwisser/ruitensproeier controleren●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de werking
van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Remblokken van schijfremmen achter op conditie en slijtage controleren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en
rubber elementen (hoezen - balgen - bussen enz.)●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem-
koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●
De slag van de handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Conditie distributieriem controleren●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●
Uitlaatgasemissie controleren.●●●●●
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen●●●●●
211
Page 216 of 280
km x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120Motormanagementsystemen controleren (m.b.v. diagnosestekker)●●●●●
De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen●
De getande distributieriem vervangen (*)●
Bougies vervangen●●
Luchtfilterelement vervangen●●
Motorolie en oliefilter vervangen (**)
Remvloeistof verversen(***)●●
Pollenfilter vervangen(****)●●●●●(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de vier
jaar worden vervangen of in elk geval om de vijf jaar.
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van de auto en wordt aangegeven met een
brandend lampje of een bericht (voor bepaalde versies/markten) op het instrumentenpaneel en mag nooit 12 maanden overschrijden.
(***) De remvloeistof moet elke 24 maanden ververst worden.
(****) Het pollenfilter moet elke 12 maanden vervangen worden.
212
ONDERHOUD EN ZORG
Page 217 of 280
Diesel VERSIESkm x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
interieur, bagageruimte, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.●●●●●
Werking van de ruitenwisser/ruitensproeier controleren●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de werking
van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Remblokken van schijfremmen achter op conditie en slijtage controleren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en
rubber elementen (hoezen - balgen - bussen enz.)●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem-
koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●
De slag van de handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Uitlaatgasemissie controleren.●●●●●
Conditie van aandrijfriemen hulporganen visueel controleren●●
Motormanagementsystemen controleren (m.b.v. diagnosestekker)●●●●●
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen●●●●●
213
Page 218 of 280
km x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120Olieniveau van de elektrohydraulische actuator van ALFA TCT controleren en
eventueel bijvullen (voor bepaalde versies/markten)●
Aandrijfriemen hulporganen vervangen●
De getande distributieriem vervangen (*)●
Brandstoffilter vervangen●●
Luchtfilterelement vervangen●●
Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 24 maanden) (**) (***)
Remvloeistof verversen(****)●●
Pollenfilter vervangen(*****)●●●●●(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de vier
jaar worden vervangen of in elk geval om de vijf jaar.
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van het voertuig en wordt aangegeven met een
brandend lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel en mag nooit 24 maanden overschrijden.
(***) Als de auto voornamelijk in de stad wordt gebruikt, dan moet de motorolie elke 12 maanden worden vervangen.
(****) De remvloeistof moet elke 24 maanden ververst worden.
(*****) Het pollenfilter moet elke 12 maanden vervangen worden.
214
ONDERHOUD EN ZORG
Page 219 of 280
PERIODIEKE
CONTROLESElke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof,
remvloeistof en
ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, etc.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen
voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK
VAN DE AUTOAls vooral een intensief gebruik van de
auto wordt gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of
caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
❒vaak lang stationair draaiende motor
of lange afstanden bij lage snelheden
of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
❒visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat,
brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, balgen, bussen
enz.);❒laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen
hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
❒pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
❒luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
215
Page 224 of 280
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop C los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
34)
140)
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop D los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
141) 142)
BELANGRIJK De koplampsproeiers
zullen niet werken bij een laag
ruitensproeiervloeistofniveau, ook al
blijven de ruitensproeiers/
achterruitsproeier werken. Voor
bepaalde versies/markten is er een
referentieteken E op de peilstok (zie
vorige pagina's): ALLEEN de
voorruit-/achterruitsproeier werkt met
het peil beneden dit referentieteken.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat.
Als het vloeistofniveau te laag is, draai
dan de reservoirdop E los en vul de
vloeistof vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens" bij.
35)
143) 144)
OLIE
BEDIENINGSSYSTEEM
ALFA TCT
VERSNELLINGBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Wend u voor de controle van het
transmissieolieniveau uitsluitend tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
4)
BELANGRIJK
31) Let erop dat de verschillende
types vloeistoffen tijdens het
bijvullen niet verwisseld worden:
ze mogen absoluut niet onderling
gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan
leiden tot ernstige schade aan het
voertuig.
32) Het oliepeil mag het MAX-teken
nooit overschrijden.
33) Voeg geen olie met andere
specificaties dan die van de olie
die al in de motor zit toe.34) PARAFLU
UP
anti-vriesvloeistof
wordt gebruikt in het
motorkoelsysteem; gebruik voor
het bijvullen hetzelfde
vloeistoftype als het type dat al in
het koelsysteem zit. PARAFLU
UP
mag niet met andere typen
anti-vriesvloeistoffen worden
gemengd. Als er toch bijgevuld is
met een ongeschikt product,
start dan in geen geval de motor
en neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
35) Vermijd dat remvloeistof, die
uiterst corrosief is, in contact
komt met gelakte zones. Spoel bij
contact onmiddellijk af met water.
220
ONDERHOUD EN ZORG
Page 226 of 280
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER/
DIESELFILTERNeem voor de vervanging van het filter
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
ACCUAccu F (zie vorige pagina's) vereist niet
dat de elektrolyt met gedestilleerd water
wordt bijgevuld. Een periodieke
controle bij het Alfa Romeo
Servicenetwerk is echter noodzakelijk
om de efficiëntie te verifiëren.
ACCU VERVANGEN
145) 146) 147) 148)36)5)
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden.❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor
is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool
op de accu los.
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het lampje gaat
branden om dit aan te geven. Ga
hiervoor als volgt te werk: draai het
stuurwiel van het ene uiteinde naar het
andere terwijl op een rechtlijnig traject
van ongeveer honderd meter wordt
gereden.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
222
ONDERHOUD EN ZORG
Page 230 of 280
❒draai de contactsleutel naar de stand
STOP wanneer de wisserarm aan
bestuurderszijde de zijstijl van de
voorruit bereikt en til het wisserblad
op naar de ruststand;
❒leg de wisserarm terug tegen de ruit
alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
37)
Wisserblad achterruit
vervangen
Ga als volgt te werk:
❒til de afdekking A fig. 191 op, draai
de moer B los en verwijder de
wisserarm C;
❒plaats de nieuwe wisserarm op
correcte wijze, draai de moer B
volledig vast en breng de afdekking A
omlaag.RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier
De sproeiers van de voorruit zijn niet
verstelbaar fig. 192.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeikoppen niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een speld om ze vrij te
maken.Achterruitsproeier
De sproeier bevindt zich boven de
achterruit fig. 193.
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevinden zich in de voorbumper
fig. 194.191
A0K0533
192
A0K0139
193
A0K0102
194
A0K0534
226
ONDERHOUD EN ZORG
Page 231 of 280
De koplampsproeiers worden
ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
BELANGRIJK
153) Rijden met versleten
wisserbladen is bijzonder
gevaarlijk, doordat het zicht onder
slechte weersomstandigheden
wordt beperkt.
BELANGRIJK
37) Schakel de ruitenwissers niet
met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
CARROSSERIEBESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
Op de auto zijn de beste
technologische oplossingen toegepast
om de carrosserie tegen roest te
beschermen.
Deze omvatten:
❒lakproducten en lakspuitsystemen
die de auto de benodigde weerstand
tegen roest en schurende elementen
verschaffen
❒toepassing van verzinkte (of
voorbehandelde) plaatdelen met een
hoge corrosiebestendigheid;
❒het aanbrengen van
kunststofmaterialen met een
beschermende functie op de meest
blootgestelde delen: onderzijde
portieren, binnenzijde spatborden,
randen enz.;
❒toepassing van "open" holle ruimtes
om te voorkomen dat
condensvorming en vochtophoping
roest van binnenuit bevorderen;
❒toepassing van speciale
beschermlagen op slijtagevoelige
delen (bv. achterklep, portieren, etc.).CARROSSERIEGARANTIE
De auto bezit een garantie tegen
doorroesten, veroorzaakt door corrosie,
van alle originele structuur- of
carrosseriedelen. Voor de algemene
voorwaarden van deze garantie wordt
verwezen naar het garantieboekje.
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk
6)
38)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van
het gebruik van de auto en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam de auto vaker te wassen in
gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Bij sommige versies kan de auto op
aanvraag worden uitgerust met een
exclusieve matte lak die, om intact te
blijven, speciale zorg vereist: zie
hetgeen beschreven in de
waarschuwing.
39)
227
Page 232 of 280
Volg onderstaande aanwijzingen om de
auto correct te wassen:
❒verwijder de antenne van het dak als
de auto in een wastunnel wordt
gewassen;
❒als voor het wassen van de auto
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan
om beschadiging of aantasting te
voorkomen. Onthoud dat stagnerend
water op lange termijn de auto kan
beschadigen.
❒maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk;
❒was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing
en spoel de spons regelmatig uit;
❒spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in
de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van de
auto gewassen worden.
BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen: de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic
lampglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op
de motoren van de ruitenwissers
worden gericht. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de contactsleutel
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
228
ONDERHOUD EN ZORG