Bandenspanning Alfa Romeo Giulietta 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2014, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2014Pages: 280, PDF Size: 6.6 MB
Page 9 of 280
GRAFISCHE INDEX
.
KOPLAMPEN
❒Soorten gloeilampen ...........................188
❒Buitenverlichting ................................. 37
❒Lamp vervangen .................................186
WIELEN
❒Velgen en banden ...............................245
❒Bandenspanning .................................248
❒Bandenreparatie .................................177
BUITENSPIEGELS
❒Afstelling ............................................. 20
❒Inklappen ............................................ 21
PORTIEREN
❒Gecentraliseerd openen/sluiten ........... 54
MOTORKAP
❒Openen/sluiten ................................... 62
RUITENWISSERS
❒Wisserblad vervangen .........................225
1
A0K0620
5
Page 80 of 280
49) Controleer alvorens de
motorkap te openen of de motor
is afgezet en de contactsleutel
in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn
aangegeven op het plaatje op de
voorste traverse (fig. 85). Wij
adviseren om de contactsleutel uit
het contactslot te nemen als er
andere mensen in de auto
achterblijven. Alle inzittenden
moeten uit de auto stappen nadat
de contactsleutel is uitgenomen
of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het
tanken of de motor is afgezet en
of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
iTPMS (indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)(voor bepaalde versies/markten)
BESCHRIJVING
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een vast brand
waarschuwingslampje
en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem zijn positie aangeven: het
wordt echter aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te
controleren.
Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegcondities) die begint wanneer de
resetprocedure wordt uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒wanneer ook maar een wiel
verwisseld wordt;
❒wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
❒wanneer het noodreservewiel wordt
gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET wordt
uitgevoerd, de banden met de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET niet wordt uitgevoerd in
alle bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
76
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 81 of 280
Druk, voor het uitvoeren van de RESET
bij stilstaande auto en contactsleutel
op MAR, 2 seconden op de knop
fig.
86 op het dashboard; na de RESET
toont het display de melding "RESET
OPGESLAGEN", wat aangeeft dat het
"inleren" is gestart.
WERKINGSCONDITIES
50) 51) 52) 53) 54) 55)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In sommige situaties (zoals een
sportieve rijstijl, een winters klimaat of
onverharde wegen) kan de melding
vertraagd zijn.Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van sneeuwkettingen, gebruik
van verschillende banden per as) kan
het systeem valse indicaties geven
of tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
circa 75 seconden en gaat
vervolgens vast branden; tegelijkertijd
toont het display de melding
"CONTROLE BANDENSPANNING
NIET BESCHIKBAAR". Deze
aanduiding wordt ook aangegeven na
het afzetten en opnieuw starten van de
motor, als de correcte
werkingscondities niet hersteld worden.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
BELANGRIJK
50) Als het systeem een
spanningsafname van een
bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van
alle vier de banden te controleren.51) Het iTPMS ontslaat de
bestuurder niet van de
verplichting om de
bandenspanning elke maand te
controleren en mag niet
beschouwd worden als een
systeem dat het onderhoud of de
veiligheid vervangt.
52) De bandenspanning moet bij
koude banden gecontroleerd
worden. Als de bandenspanning
om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven
spanningswaarde. Controleer
de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
53) Het iTPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname
van de bandenspanning
(bijvoorbeeld bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
54) Het systeem waarschuwt alleen
dat de bandenspanning laag is:
het is niet in staat om de banden
op te blazen.
86
A0K0608
77
Page 82 of 280
55) Een te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofverbruik,
verlaagt de duur van het loopvlak
en kan het vermogen om de auto
op veilige manier te besturen
beïnvloeden.
EOBD-SYSTEEM
(European On
Board Diagnosis)(voor bepaalde versies/markten)
Werking
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
voortdurende diagnose uit op
autocomponenten die met emissies
verband houden.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder door het inschakelen van
een waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel (en het
verschijnen van een bericht op het
display) wanneer deze componenten
niet langer in uitstekende staat verkeren
(zie paragraaf "Lampjes en berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel").
Het doel van het EOBD-systeem
(European On Board Diagnosis) is:
❒de werking van het systeem
controleren;
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen;
❒de noodzaak voor het vervangen van
beschadigde onderdelen aangeven.De auto beschikt ook over een stekker
waarmee, na aansluiting van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid
opgeslagen storingscodes en de
specifieke parameters voor diagnose en
werking van de motor kunnen worden
uitgelezen. Deze controle kan ook door
de verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen moet het Alfa Romeo
Servicenetwerk, om het systeem
volledig te controleren, tests uitvoeren
en zo nodig tests op de weg die ook
een lange afstandsrit kunnen vereisen.
78
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 108 of 280
“Trip B” geeft informatie over:
❒Afgelegde afstand B
❒Gemiddeld verbruik B
❒Gemiddelde snelheid B
❒Reistijd B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie
“Trip B inschakelen”). De parameters
“Bereik” en “Huidig verbruik" kunnen
niet worden gereset.
WEERGEGEVEN
WAARDEN
Actieradius
Geeft de afstand weer die nog afgelegd
kan worden met de brandstof die in
de tank aanwezig is. Hierbij wordt
uitgegaan van een rijstijl die niet
verandert.
De display toont de melding '-----'
wanneer:
❒de actieradius kleiner is dan 50 km
(of 30 mijl)
❒de auto lang stilstaat met een
draaiende motor.BELANGRIJK De actieradius kan
variëren op basis van verschillende
factoren: de rijstijl (zie de paragraaf
"Rijstijl" in het hoofdstuk "Starten en
rijden"), het type route (snelweg,
stadsverkeer, bergwegen, etc…) en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de
programmering van een reis dient men
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft
afgelegd sinds het begin van een
nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik
van de auto weer sinds het begin van
een nieuwe reis.
Huidig verbruik
Geeft het huidig brandstofverbruik
weer. Deze waarde wordt continu
bijgewerkt. Als de auto stilstaat met
draaiende motor verschijnt de melding
“----”opdedisplay.Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer in
functie van de totale tijd die is verlopen
sinds het begin van de reis.
Reistijd
Geeft de tijd weer die is verlopen sinds
het begin van een nieuwe reis.
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
Telkens wanneer een parameter wordt
weergegeven, verschijnt de volgende
informatie:
❒animatiepictogram in het bovenste
gedeelte fig. 103;
❒het woord “Trip” (of “Trip A” of “Trip
B”) (B);
103
A0K2011
104
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 131 of 280
Wat het betekent Wat te doen
geeliTPMS-SYSTEEMWAARSCHUWING Rijd niet verder met een of
meerdere lege banden, dit kan de
bestuurbaarheid van de auto in gevaar brengen.
Breng de auto tot stilstand, voorkom bruusk
remmen en sturen. Repareer de band(en)
onmiddellijk met behulp van de speciale kit (zie
de paragraaf "Een wiel repareren" in het
hoofdstuk "Noodgevallen") en neem zo snel
mogelijk contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Storing iTPMS
Het lampje gaat branden wanneer er een storing in
het iTPMS wordt gedetecteerd. Als een of
meerdere wielen zonder sensor worden
gemonteerd, verschijnt er een bericht op het
display tot de oorspronkelijke condities zijn
hersteld.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Lage bandenspanning -
Raadpleeg handleiding
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
verschijnt een speciaal bericht op het display, om
aan te geven dat de bandenspanning lager is dan
de aanbevolen waarde en/of dat de band
langzaam spanning verliest. Onder deze
omstandigheden kunnen de optimale levensduur
van de banden en het benzineverbruik niet
gegarandeerd worden. Als twee of meerdere
banden zich in boven genoemde toestand
bevinden, worden op het display afwisselend de
indicaties voor elke band weergegeven.In elke situatie waarin op het display het bericht
"Raadpleeg handleiding" wordt weergegeven, is
het VERPLICHT om de inhoud van de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens" te raadplegen, en moeten de
aanwijzingen die u daarin vindt strikt worden
opgevolgd.
127
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneel
Page 173 of 280
Ook al wordt het beslist afgeraden, als
het om onvoorziene redenen nodig
mocht zijn om, terwijl men een helling
afrijdt, de auto met de versnellingsbak
in de vrijstand (N) te zetten, zal het
systeem bij een schakelverzoek
automatisch de beste versnelling op
basis van de voertuigsnelheid kiezen,
om het motorkoppel op de juiste
manier op de wielen over te brengen.
107)
BELANGRIJK
21) Trek, als de auto op een helling
staat, altijd de handrem aan
VOORDAT de keuzehendel op P
wordt gezet.
22) Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stil staat,
de motor op stationair toerental
draait en het gaspedaal volledig
losgelaten is.
BELANGRIJK
106) Door onjuist gebruik van de
schakelpeddels (peddels naar het
dashboard geduwd, zie fig. 137)
kunnen ze breken.
107) Laat nooit kinderen zonder
toezicht in de auto achter.
Verwijder altijd de contactsleutel
als de auto wordt verlaten en
neem de sleutel mee.
BRANDSTOF
BESPARINGHier volgen enkele nuttige tips om
brandstof te besparen en de uitstoot
van schadelijke emissies zoveel
mogelijk te beperken.
ALGEMENE
OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Voer de controles en afstellingen uit die
in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“ zijn aangegeven
(zie hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van de auto
en de gewichtsverdeling beïnvloeden
in grote mate het brandstofverbruik en
de stabiliteit.
169
Page 176 of 280
BELANGRIJK
108) Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle
over het remsysteem van de
aanhanger. Wees bijzonder
voorzichtig op gladde wegen.
109) Probeer nooit de remwerking
van de aanhanger te beïnvloeden
door wijzigingen aan het
remsysteem van de auto uit te
voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig
onafhankelijk zijn van het
hydraulische systeem van de auto.
WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden: het Alfa Romeo
Servicenetwerk staat u bij om de meest
geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval
van ijs of sneeuw op de wegen.
110)
Voor het type band, de
bandenspanning en de specificaties
van de winterbanden, de aanwijzingen
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”
opvolgen.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen
de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden daarom
uitsluitend tot de omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.Alle vier de banden moeten hetzelfde
zijn (merk en profieldiepte) zijn om
grotere veiligheid te garanderen tijdens
het rijden en remmen en de reactie
van het voertuig alerter te maken. Het
wordt afgeraden de draairichting van de
banden om te draaien.
BELANGRIJK
110) De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie
“Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T”
en 210 km/h voor winterbanden
met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten
echter altijd worden
gerespecteerd.
172
STARTEN EN RIJDEN
Page 187 of 280
2)117) 118) 120)
BELANGRIJK Het afdichtmiddel van de
snelle bandenreparatiekit werkt bij
buitentemperaturen tussen –20 °C en
+50 °C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
119) 121) 122) 123) 124) 125)
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 152 uit en draai de ringmoer B op
het ventiel van de band vast;❒controleer of de schakelaar A van de
compressor in stand0(uit) staat,
start de motor, steek de stekker in
het stopcontact in de bagageruimte
(zie fig. 154) of op de tunnelconsole
(zie fig. 155) en schakel de
compressor in door de schakelaar A
in standI(aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B fig. 153; doe dit bij
uitgeschakelde compressor om een
preciezere aflezing te verkrijgen;151
A0K0517
152
A0K0518
153
A0K0519
154
A0K0520
155
A0K0128
183
Page 188 of 280
❒als het na 5 minuten nog steeds niet
mogelijk is om minstens 1,8 bar te
krijgen, koppel dan de compressor
van het ventiel en het stopcontact af
en verplaats vervolgens de auto
ongeveer 10 meter naar voren of
naar achteren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als na deze handeling nog steeds
geen 1,8 bar wordt verkregen binnen
5 minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 1,8
bar wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij
draaiende motor en aangetrokken
handrem), ga weer rijden en rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
garage van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.BANDENSPANNING
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook gebruikt
worden voor het controleren en
eventueel herstellen van de
bandenspanning.
Maak de snelkoppeling A fig. 157 los
en verbind deze rechtstreeks met
het ventiel van de op te pompen band.
BUSJE MET
AFDICHTMIDDEL
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❒maak de koppeling A fig. 157 en de
leiding B los;
❒draai het te vervangen busje linksom
en trek het omhoog;
❒breng het nieuwe busje aan en draai
het rechtsom;❒plaats koppeling A en leiding B in hun
zittingen.
BELANGRIJK
27) Als de band door vreemde
voorwerpen lek is geraakt, kan de
kit gebruikt worden voor
beschadigingen in het loopvlak of
de schouder met een diameter
van max. 4 mm.
156
A0K0521
157
A0K0041
184
NOODGEVALLEN