Alfa Romeo Giulietta 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2015, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2015Pages: 288, PDF Size: 7.3 MB
Page 91 of 288

De hermetische afsluiting kan een lichte
toename van de druk in de tank
veroorzaken. Een eventueel
ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen
normaal.
BELANGRIJK
61) Breng geen open vuur of
brandende sigaretten in de buurt
van de vulopening van de tank:
brandgevaar. Kom niet te dicht
met uw gezicht bij de vulopening,
om geen schadelijke dampen in
te ademen.
MILIEUBESCHERMING
Benzinemotoren hebben de volgende
emissiereductiesystemen: katalysator,
lambda sensoren en
brandstofverdampingsregelsysteem
Dieselmotoren hebben de volgende
emissiereductiesystemen:
oxidatiekatalysator, katalysator,
uitlaatgasrecirculatie (EGR) en
dieselroetfilter (DPF).
62)
DIESELROETFILTER
(DPF)
(Dieselroetfilter)
(voor bepaalde versies/markten)
Het dieselroetfilter is een mechanisch
filter in het uitlaatsysteem dat
roetdeeltjes in de uitlaatgassen van
dieselmotoren opvangt.
Het dieselroetfilter is nodig om
praktisch alle roetdeeltjes op te vangen
overeenkomstig de huidige en
toekomstige regelgeving en normen.
Tijdens normale rijomstandigheden
registreert de elektronische
regeleenheid een reeks gegevens (bijv.
reistijd, type route, temperaturen, etc.)
en berekent vervolgens hoeveel
roetdeeltjes door het filter zijn
opgevangen.Aangezien dit filter roetdeeltjes opvangt,
moet het regelmatig geregenereerd
(gereinigd) worden om de roetdeeltjes
te kunnen verbranden.
De regeneratie wordt automatisch
geregeld door de elektronische
motorregeleenheid afhankelijk van de
toestand van het roetfilter en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig.
Tijdens de regeneratie kan er een
beperkte toename van de stationaire
motorsnelheid optreden, kan de
ventilator geactiveerd worden, kunnen
de rookgassen iets toenemen en
kunnen er hoge uitlaattemperaturen
optreden.
Dit is normaal en heeft geen negatieve
invloed op de normale rijeigenschappen
van het voertuig of op het milieu.
Raadpleeg, als het betreffende bericht
wordt weergegeven, de paragraaf
"Lampjes en berichten" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
87
Page 92 of 288

BELANGRIJK
62) Onder normale
gebruiksomstandigheden worden
de katalysator en het
dieselroetfilter (DPF) zeer heet.
Parkeer de auto dus niet boven
licht ontvlambaar materiaal (bijv.
gras, droge bladeren,
dennennaalden enz.):
brandgevaar.
88
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 93 of 288

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DISPLAY ......................................... 90
MENUOPTIES ................................. 93
INSTRUMENTENPANEEL ...............101
TRIP COMPUTER ...........................103
LAMPJES EN BERICHTEN .............107
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
HANDREM AANGETROKKEN ............. 108
- STORING EBD .................................. 108
- STORING AIRBAG ............................ 109
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT .................................. 109
- STORING DYNAMO .......................... 109
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............ 111
-UITGEWERKTE MOTOROLIE (voor
bepaalde versies/markten) .................. 112
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 114
- STORING ALFA TCT ......................... 115
-PORTIEREN NIET GOED
GESLOTEN ......................................... 115
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 116
- STORING DUAL PINION
STUURBEKRACHTIGING .................... 116
- STORING ALFA ROMEO CODE
SYSTEEM/STORING ALARM .............. 117
- BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS ..................................... 117
- ALGEMENE STORING ...................... 118
- ALGEMENE STORING ...................... 119
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 120
- STORING ABS .................................. 121
-REMBLOKSLIJTAGE ......................... 121
- PASSAGIERSAIRBAG
UITGESCHAKELD ............................... 121
- STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 122- STORING VOORGLOEIBOUGIES/
VOORGLOEISYSTEEM
(dieselmotoren) .................................... 123
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 123
- REINIGING DPF (roetfilter) bezig
(alleen dieselversies met DPF) .............. 125
- iTPMS-SYSTEEM .............................. 127
- ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING (ESC) ........... 129
- ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING (ESC) ........... 130
- CRUISE CONTROL (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) ......................... 131
- STADSLICHT .................................... 131
- FOLLOW ME HOME ......................... 131
- DIMLICHT ......................................... 131
- MISTLAMPEN VOOR ........................ 132
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 132
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 132
- GROOTLICHT ................................... 132
-AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................... 133
- MOGELIJKE IJSVORMING OP
WEGDEK............................................. 133
- STORING REMLICHTEN ................... 133
- STORING SCHEMERSENSOR.......... 133
- STORING REGENSENSOR ............... 134
- STORING PARKEERSENSOR ........... 134
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM (voor
bepaalde versies/markten) .................. 135
-STORING START&STOP .................... 135
- WEERGAVE VAN GEKOZEN
RIJMODUS (“Alfa DNA”-systeem) ........ 136
89
Page 94 of 288

DISPLAY
De auto kan uitgerust zijn met een
multifunctionele/herconfigureerbare
display die tijdens het rijden nuttige
informatie op basis van wat eerder is
ingesteld aan de bestuurder toont.
Bij verwijderde contactsleutel, schakelt
de display in en toont enkele seconden
de tijd en de totaalstand van de
kilometerteller (in km of mijlen) wanneer
een portier wordt geopend/gesloten.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
De volgende informatie wordt op de
display getoond fig. 96 :
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen)
CDe rijmodus die is gekozen met het
"Alfa DNA"-systeem (dynamische
controle van de auto) (bij bepaalde
versies/markten): d = Dynamic; n
= Natural; a = All Weather
DTijd (altijd weergegeven, ook bij
verwijderde contactsleutel en
gesloten portieren)
EAanduiding Start&Stop-functie (voor
bepaalde versies/markten)
FBuitentemperatuur
GGear Shift Indicator (voor bepaalde
versies/markten)
HStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
De volgende informatie wordt op de
display getoond fig. 97 :
ATijd
BReisteller (in km of mijlen)
CKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen)
DAanwijzingen autotoestand (bijv. open
portieren, eventuele ijsvorming op
de weg, etc.)/Aanduiding
Start&Stop-functie (voor bepaalde
versies/markten)/Gear Shift Indicator
(voor bepaalde versies/markten)
EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).
FBuitentemperatuur
Bij sommige versies toont de display bij
het kiezen van de rijmodus “DYNAMIC”
(zie de paragraaf “Alfa DNA-systeem”
in dit hoofdstuk) de turbinedruk fig. 98.
96A0K2010
97A0K0600
98A0K0539
90
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 95 of 288

GEAR SHIFT INDICATOR
De "GSI" (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling
in te schakelen via een speciale melding
op de display fig. 99.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het voor een zuinig
brandstofverbruik raadzaam om de
rijmodus "Natural" of "All Weather" te
selecteren, en om de aanwijzingen van
de Gear Shift Indicator op te volgen
wanneer de verkeersomstandigheden
dit toelaten.Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op de display wordt getoond,
geeft de GSI het advies om een hogere
versnelling in te schakelen, terwijl
wanneer het pictogram SHIFT DOWN (
SHIFT) wordt getoond, de
bestuurder wordt geadviseerd een
lagere versnelling in te schakelen.
OpmerkingDe aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
WELCOME MOVEMENT
Bij sommige versies gebeurt het
volgende wanneer de sleutel in de
stand MAR-ON wordt gezet:
❒snelle beweging (op en neer) van de
wijzers van de snelheidsmeter en de
toerenteller;
❒verlichting van grafische symbolen/
display;
❒weergave van een grafische animatie
van het autoprofiel.Wijzerbewegingen
❒Als de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd terwijl de wijzers
bewegen, keren ze onmiddellijk naar
hun beginstand terug.
❒Nadat de wijzers de maximum
schaalwaarden hebben bereikt, keren
ze terug naar de door de auto
aangegeven waarde.
❒De beweging van de wijzers stopt
wanneer de motor is gestart.
Verlichting van
grafische symbolen/
display
Enkele seconden nadat de sleutel is
ingebracht, worden de meters, de
grafische symbolen en de display
achter elkaar verlicht.
Weergave van een
grafische animatie
Wanneer de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd (bij gesloten portieren),
blijft de display branden en wordt een
grafische animatie weergegeven.
De displayverlichting wordt geleidelijk
aan gedimd en tenslotte volledig
uitgeschakeld.
99A0K0540
91
Page 96 of 288

BEDIENINGSKNOPPEN
fig. 100: om het weergegeven
scherm en de betreffende opties naar
boven te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
SET/
: kort indrukken om het menu
te openen en/of naar het volgende
scherm te gaan of de keuze te
bevestigen. Lang indrukken om naar
het standaardscherm terug te keren.
: om het weergegeven menu en
de betreffende opties naar beneden
te doorlopen of om de weergegeven
waarde te verlagen.
BELANGRIJK De knoppen
en
activeren verschillende functies,
afhankelijk van de volgende situaties:
❒zorgen binnen het menu voor het
naar beneden en naar boven
doorlopen van de opties;❒zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de
waarden.
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een serie opties
die gekozen kunnen worden met de
toetsen
enwaarna
verschillende keuze- en
instellingsmogelijkheden (Setup)
worden geboden.
Sommige opties hebben een submenu.
Het menu wordt geactiveerd door de
knop SET/
kort in te drukken.
Het menu bestaat uit de volgende
opties:
❒MENU
❒VERLICHTING
❒PIEP SNELHEID
❒SENSOR KOPLAMPEN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
❒REGENSENSOR (voor bepaalde
versies/markten)
❒ACTIVERING TRIP B
❒STEL UUR (tijd) IN
❒STEL DATUM IN
❒EERSTE PAGINA (voor bepaalde
versies/markten)
❒AUTOCLOSE❒MEETEENHEID
❒TAAL
❒GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
(zoemervolume)
❒PIEP VEILIGHEIDSGORDELS/
CONTROLEZOEMER
❒SERVICE
❒AIRBAG/PASSAGIERSAIRBAG
❒"DAYTIME RUNNING LIGHTS"
❒ADAPTIEVE LICHTEN (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
❒INSTAPVERLICHTING
❒MENU VERLATEN
OpmerkingBij auto's met radio-
navigatiesystemen (voor bepaalde
versies/markten) worden sommige
menuopties op de display van het
navigatiesysteem weergegeven.
Een optie in het
hoofdmenu zonder een
submenu kiezen:
❒druk kort op de SET/
knop om
de instelling van het hoofdmenu die
gewijzigd moet worden te selecteren;
❒druk op de toetsen
of
(deze telkens indrukken) om de
nieuwe instelling te selecteren;
100A0K0541
92
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 97 of 288

❒druk kort op de SET/knop om
de nieuwe instelling op te slaan en
terug te gaan naar de eerder
geselecteerde optie in het
hoofdmenu.
Een optie in het
hoofdmenu met een
submenu kiezen:
❒druk kort op de SET/
knop om
de eerste optie uit het submenu
weer te geven;
❒druk op de toetsen
of
(deze telkens indrukken) om de
opties van het submenu te
doorlopen;
❒druk kort op de SET/
knop om
de getoonde submenu-optie te
selecteren en het betreffende
setup-menu te openen;
❒druk op de toetsen
of
(deze telkens indrukken) om de
nieuwe instelling voor deze
submenu-optie te selecteren;
❒druk kort op de SET/
knop om
de nieuwe instelling op te slaan en
terug te gaan naar de eerder
geselecteerde optie in het submenu.
MENUOPTIES
BELANGRIJK Bij hetuconnect™5"
radiosysteem (voor bepaalde
versies/markten), of hetuconnect™
6.5" Radio Nav systeem (voor bepaalde
versies/markten), worden sommige
menuopties weergegeven en beheerd
via het systeem en niet via het
instrumentenpaneel (zie de betreffende
supplementen).
Menu
Met deze functie kan toegang tot het
Setupmenu worden verkregen.
Druk op de toets
ofom de
verschillende Menuopties te selecteren.
Houd de toets SET/
lang ingedrukt
om naar het standaardscherm terug
te keren.
Verlichting (regeling
interieurverlichting)
(alleen bij ingeschakeld stadslicht)
Deze functie wordt gebruikt om de
lichtsterkte van het instrumentenpaneel,
de bedieningsknoppen van het
uconnect™systeem (voor bepaalde
versies/markten) en de
bedieningsknoppen van de
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten) (op 8
niveaus) te regelen.Ga als volgt te werk om de lichtsterkte
te regelen:
❒druk kort op knop SET/
. Het
eerder ingestelde niveau knippert
op het display;
❒druk op de toets
ofom
de gewenste lichtsterkte te regelen;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
OpmerkingBij versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display kan de regeling zowel bij
uitgeschakelde lichten ("Overdag"
lichtsterkteniveau) als bij ingeschakelde
lichten ("Nacht" lichtsterkteniveau)
worden gedaan.
Piep snelheid
(Snelheidslimiet)
Deze functie wordt gebruikt om de
snelheidslimiet van de auto (km/h of
mph) in te stellen; de bestuurder wordt
gewaarschuwd wanneer deze limiet
wordt overschreden.
93
Page 98 of 288

❒druk kort op de knop SET/:op
de display verschijnt het opschrift
"Piep snelheid";
❒druk op de toets
ofom
de in- ("On) of uitschakeling ("Off")
van de snelheidsbegrenzing te
selecteren;
❒als de functie is ingeschakeld, druk
dan op
ofom de
gewenste snelheidslimiet te
selecteren en druk vervolgens op
SET/
om te bevestigen.
BELANGRIJK De waarde kan ingesteld
worden tussen 30 en 200 km/h of
tussen 20 en 125 mph, afhankelijk van
de eerder ingestelde eenheid. Zie de
paragraaf “Meeteenheid instellen"
die hierna wordt beschreven. Elke druk
op de toets
/verhoogt of
verlaagt de waarde 5 eenheden. Houd
de toets
/ingedrukt om
de waarde automatisch snel te
verhogen/verlagen. Wanneer de
gewenste waarde wordt bereikt, kan de
instelling afgerond worden door de
toets een paar keer kort in te drukken.
Druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm of
druk langdurig op de knop om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.Ga als volgt te werk om de instelling te
annuleren:
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display knippert "On";
❒druk op de knop
: "Off"
knippert op het display;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Sensor koplampen
(Gevoeligheid
schemersensor/
automatische
inschakeling koplampen
instellen)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze functie wordt gebruikt om de
koplampen in of uit te schakelen in
functie van de sterkte van het
buitenlicht.
De gevoeligheid van de schemersensor
kan worden ingesteld op 3 niveaus
(niveau 1 = minimum gevoeligheid,
niveau 2 = gemiddelde gevoeligheid,
niveau 3 = maximum gevoeligheid).Hoe hoger de gevoeligheid, des te
minder buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting in te schakelen (bijv. bij
een lichtgevoeligheid van niveau 3
zullen de koplampen bij zonsondergang
vroeger aangaan dan bij de niveaus 1
en 2).
Ga als volgt te werk om de gewenste
lichtgevoeligheid in te stellen:
❒druk op de SET/
knop, op het
display verschijnt het eerder
ingestelde niveau;
❒druk op
ofom uw keuze
te maken;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Regensensor (Afstelling
gevoeligheid
regensensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid
van de regensensor op 4 niveaus
worden ingesteld.
Ga als volgt te werk om het gewenste
gevoeligheidsniveau in te stellen:
94
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Ga als volgt te werk om de
snelheidslimiet in te stellen:
Page 99 of 288

❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display begint het
eerder ingestelde
gevoeligheidsniveau te knipperen;
❒druk op de toets
ofom
de instelling uit te voeren;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Activering trip
B/gegevens (Trip B
inschakelen)
Met deze optie kan de weergave van
Trip B (dagteller) ingeschakeld (On)
of uitgeschakeld (Off) worden. Zie voor
meer informatie "Trip computer".
Ga als volgt te werk om deze functie in-
en uit te schakelen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop om "On" of "Off" op het display
te doen knipperen in functie van
wat eerder is ingesteld;
❒druk op
ofom uw keuze
te maken;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.Tijd instellen (Klok
instellen)
Met deze functie kan de klok ingesteld
worden via twee submenu’s: "Tijd"
en "Formaat".
Ga als volgt te werk om in te stellen:
❒druk kort op de SET/
knop
en de twee submenu's ("Uur" en
"Formaat") worden weergegeven;
❒druk op de toets
ofom
tussen de submenu's om te
schakelen;
❒druk na selectie van het te wijzigen
submenu kort op SET/
;
❒als het submenu "Tijd" is gekozen en
er wordt kort op de knop SET/
gedrukt, dan knipperen de uren
op de display.
❒druk op de toets
ofom
de instelling uit te voeren;
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display knippert
"minuten";
❒druk op de toets
ofom
de instelling uit te voeren;BELANGRIJK Met elke druk op de
toets
ofwordt de waarde
één eenheid verhoogd of verlaagd.
Houd de toets ingedrukt om de waarde
automatisch snel te verhogen/verlagen.
Wanneer de gewenste waarde wordt
bereikt, kan de instelling afgerond
worden door de toets een paar keer
kort in te drukken.
❒Bij selectie van het submenu
"Formaat": door kort te drukken op
de knop SET/
geeft het display
op knipperende wijze de
weergavemodus aan;
❒druk op de toets
ofom
“24h” of “12h” te selecteren.
Wanneer de gewenste instellingen zijn
uitgevoerd, druk kortstondig op de
SET/
knop om terug te keren naar
het menuscherm of druk langdurig
op de knop om terug te keren naar het
hoofdmenu zonder op te slaan.
Druk nogmaals langdurig op de SET/
knop om terug te keren naar
het standaardscherm of het hoofdmenu
in functie van waar men zich bevindt.
95
Page 100 of 288

Stel datum in
(datuminstelling)
Met deze functie kan de datum
ingesteld worden (dag - maand - jaar).
Ga als volgt te werk om de instelling
uit te voeren:
❒druk kort op de SET/
knop: het
"jaar" knippert op het display;
❒druk op de toets
ofom
de instelling uit te voeren;
❒druk kort op de SET/
knop: de
"maand" knippert op het display;
❒druk op de toets
ofom
de instelling uit te voeren;
❒druk kort op de SET/
knop: de
"dag" knippert op het display;
❒druk op de toets
ofom
de instelling uit te voeren;
BELANGRIJK Met elke druk op de
toets
ofwordt de waarde
één eenheid verhoogd of verlaagd.
Houd de toets ingedrukt om de waarde
automatisch snel te verhogen/verlagen.
Wanneer de gewenste waarde wordt
bereikt, kan de instelling afgerond
worden door de toets een paar keer
kort in te drukken.Druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm of
druk langdurig op de knop om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Eerste pagina
(Weergave van
informatie op het
hoofdscherm)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan het type
informatie worden geselecteerd die
men op het hoofdscherm wenst te zien.
Zo kan men de datum en de afgelegde
afstand weergeven.
Ga als volgt te werk om te kiezen:
❒druk kort op de SET/
knop: de
"Startpagina" verschijnt op het
display;
❒druk nogmaals kort op de SET/
knop om de opties “Datum” en “Info
motor” weer te geven;
❒druk op
ofom de
informatie te selecteren die op de
hoofdpagina van het display
weergegeven moet worden;
❒druk kort op de SET/
knop om
terug te keren naar het menuscherm
of druk langdurig op de knop om
terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.Wanneer de sleutel na de controlefase
naar MAR wordt gedraaid, zal de
display de informatie weergeven die via
de menufunctie "Eerste pagina" is
geselecteerd.
Autoclose
(automatische centrale
portiervergrendeling bij
rijdend voertuig)
Bij inschakeling van deze functie (On),
worden de portieren automatisch
vergrendeld wanneer sneller dan 20
km/h wordt gereden.
Ga als volgt te werk om de functie in-
en uit te schakelen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop om een submenu weer te
geven;
❒druk kortstondig op de SET/
knop om "On" of "Off" op het display
te doen knipperen in functie van
wat eerder is ingesteld;
❒druk op
ofom uw keuze
te maken;
❒druk kortstondig op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de
knop om terug te keren naar het
hoofdmenu zonder op te slaan.
96
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL