sensor Alfa Romeo MiTo 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2008, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2008Pages: 250, PDF Size: 4.83 MB
Page 77 of 250

76WEGWIJS IN UW AUTO
BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN
Draai, met het contactslot op MAR, draaischakelaar A op stand 2.
Het dag-dimlicht dooft en de buitenverlichting en de dimlichten gaan
branden. Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
3branden.
AUTOMATISCHE REGELING VERLICHTING
(AUTOLIGHT) (Schemersensor)
(waar voorzien)
Dit is een sensor met infrarood led, gecombineerd met een re-
gensensor, die op de voorruit is gemonteerd en de wijzigingen van
de intensiteit van het zonlicht signaleert afhankelijk van de via het
Setup-menu ingestelde intensiteit: hoe groter de gevoeligheid, des
te minder buitenlicht is er nodig voor de inschakeling van de bui-
tenverlichting. Het systeem bestaat uit twee sensoren: en globa-
le die in staat is de lichtintensiteit naar boven te beoordelen en een
richtingssensor die in staat is de lichtintensiteit in de rijrichting
van de auto te beoordelen: hierdoor kunnen tunnels, lanen en
galerijen herkend worden.
De schemersensor wordt ingeschakeld door de draaischakelaar A-
fig. 33 in stand
2Ate draaien. Op deze wijze wordt de tijdelijke
automatische de buitenverlichting en de dimlichten ingeschakeld,
afhankelijk van de intensiteit van het buitenlicht.
BUITENVERLICHTING
LINKER HENDEL fig. 33
Met de linker hendel wordt het merendeel van de buitenverlichting
bediend. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleu-
tel in stand MAR staat. Als de buitenverlichting wordt ingeschakeld,
wordt ook de verlichting van het instrumentenpaneel en de diver-
se bedieningsorganen op het dashboard ingeschakeld.
DAG-DIMLICHT (DRL) (waar voorzien)
Met het contactslot op MAR en draaischakelaar A op stand O, wordt
de dagverlichting ingeschakeld. De andere verlichting en de interi-
eurverlichting blijven uitgeschakeld. Zie voor de werking van het
dag-dimlicht de paragraaf “Menu-opties” in dit hoofdstuk. Als de
functie uitgeschakeld is en draaischakelaar A staat op stand
O,
wordt geen verlichting ingeschakeld.
fig. 33A0J0063m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 76
Page 78 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO77
1
GROOTLICHT
Trek de hendel, met draaischakelaar A in stand 2, in de richting
van het stuur (vergrendelde stand). Op het instrumentenpaneel
gaat lampje
1branden. Om de verlichting uit te schakelen, moet
de hendel in de richting van het stuur getrokken worden (de dim-
lichten blijven ingeschakeld). Het is niet mogelijk de dimlichten
permanent in te schakelen als de automatische regeling van de
verlichting is ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel in de richting van het stuur (onvergrendelde stand)
onafhankelijk van de stand van draaischakelaar A. Op het instru-
mentenpaneel gaat lampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde positie:
❍omhoog: inschakeling rechter richtingaanwijzers;
❍omlaag: inschakeling linker richtingaanwijzers.
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
Îof¥knipperen. De
richtingaanwijzers worden automatisch uitgeschakeld als de auto
weer rechtuit rijdt.
“Lane change”-functie (rijbaanwisseling)
Als aangegeven moet worden dat van rijstrook gewisseld moet
worden, moet de linker hendel gedurende minder dan een halve
seconde in de niet vergrendelde stand gezet worden. De richting-
aanwijzers aan de gekozen zijde knipperen 3 keer en gaan ver-
volgens automatisch uit. WAARSCHUWING De sensor is niet in staat om mist te herkennen
en daarom moet in dat geval de verlichting met de hand worden
ingeschakeld.
Als de verlichting door de sensor wordt ingeschakeld, kunnen de
mistlampen (indien aanwezig) en het mistachterlicht worden in-
geschakeld. Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld,
worden ook de mistlampen en het mistachterlicht uitgeschakeld
(indien ingeschakeld). Als de verlichting opnieuw automatisch wordt
ingeschakeld, dan moet deze verlichting opnieuw handmatig wor-
den ingeschakeld.
Als de sensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal wor-
den gegeven, maar kan het grootlicht niet permanent worden in-
geschakeld. Als deze verlichting ingeschakeld moet worden, moet
draaischakelaar A-fig. 33 in stand
1gedraaid worden en moet
vervolgens het grootlicht worden ingeschakeld.
Als de lichten automatisch zijn ingeschakeld en de sensor geeft een
uitschakelcommando, wordt eerst het grootlicht uitgeschakeld en
na enkele seconden de buitenverlichting.
Als de verlichting is ingeschakeld en de sensor een storing heeft,
wordt de buitenverlichting en het dimlicht onafhankelijk van de
lichtintensiteit van het buitenlicht ingeschakeld; op het display wordt
de storing in de sensor aangegeven. De sensor kan altijd worden
uitgeschakeld en de verlichting kan altijd, zonodig, worden inge-
schakeld.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 77
Page 80 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO79
1
Als de hendel omhoog wordt gezet (niet vergrendelde stand), blijft
de functie net zo lang ingeschakeld als de hendel wordt bediend.
Als de hendel wordt losgelaten, keert deze terug naar de begin-
stand en stoppen de ruitenwissers automatisch.RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel worden de ruitenwissers/-sproeiers voor
en achter bediend.
RUITENWISSERS/SPROEIERS VOOR fig. 34
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
Draaischakelaar A kan in vijf verschillende standen worden gezet:
,intervalwerking (lage snelheid);
OOruitenwisser uitgeschakeld;
AUTO inschakeling regensensor (indien aanwezig) (de ruiten-
wissersnelheid wordt automatisch aangepast aan de hoe-
veelheid regen);
≤intervalwerking;
≥langzaam continu wissen;
¥snel continu wissen.
fig. 34A0J0064m
Gebruik de ruitenwisser niet om lagen sneeuw of
ijs van de voorruit te verwijderen. In die omstan-
digheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar wor-
den belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de rui-
tenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als
de functie niet opnieuw inschakelt (ook niet na opnieuw
starten van de motor), moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
“Intelligente wis/wasregeling”
Trek de hendel in de richting van het stuur (niet vergrendelde stand)
om de ruitensproeier in te schakelen. Houd de hendel langer dan
een halve seconde aangetrokken om automatisch de ruitensproeier
én de ruitenwisser met één handeling in te schakelen.
Als u de hendel loslaat, maken de ruitenwissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 79
Page 81 of 250

80WEGWIJS IN UW AUTO
Als het contactslot wordt uitgeschakeld terwijl de hendel in de stand
“automatisch” blijft staan, dan wordt, als het contactslot weer wordt
ingeschakeld, ook bij regen geen wiscyclus uitgevoerd. Hierdoor wordt
het per ongeluk inschakelen van de regensensor tijdens het starten
van de motor vermeden (bijvoorbeeld tijdens het met de hand was-
sen van de voorruit, vastvriezen van de rubbers op de ruit).
Om de automatische werking van het systeem opnieuw in te stel-
len, moet één van de volgende handelingen worden uitgevoerd:
❍verplaatsing van de linker hendel uit de automatische stand
naar ongeacht welke andere stand en vervolgens weer naar
de automatische stand;
❍wijziging van de gevoeligheid (door draaischakelaar A-fig. 34
te verdraaien om de gevoeligheid te verhogen of te verlagen).
Als de werking van de regensensor met een van de hiervoor be-
schreven handelingen opnieuw wordt ingeschakeld, voeren de
ruitenwisser een slag uit, onafhankelijk van de staat van de ruit,
om het opnieuw inschakelen aan te geven. Als de gevoeligheid
tijdens de werking van de regensensor gewijzigd wordt, vindt een
slag van de ruitenwisser plaats om de plaatsgevonden verandering
aan te geven.
Als de geactiveerde regensensor slecht werkt, werkt de ruitenwis-
ser in de intervalstand die overeenkomt met de gevoeligheid die
voor de inschakeling van de regensensor ingesteld is, onafhanke-
lijk van het feit of de ruit nat is of niet (op het display van het in-
strumentenpaneel wordt de storing van de sensor aangegeven).
De sensor werkt altijd en het is mogelijk om de ruitenwissers in
de stand continu wissen in te schakelen (1
eof 2esnelheid). De
aanduiding van de storing blijft aanwezig gedurende de tijd dat de
sensor is ingeschakeld.
REGENSENSOR (waar voorzien) fig. 35
Dit is een sensor met een infrarood LED die op de voorruit van de
auto is gemonteerd. Deze is in staat om de hoeveelheid regen te
signaleren en afhankelijk daarvan de ruitenwisserfunctie te rege-
len.
Inschakeling
De sensor wordt ingeschakeld door de draaischakelaar A-fig. 34 op
“automatisch” te draaien (“AUTO”-opdracht): Hierbij wordt de wis-
frequentie van de ruitenwissers aangepast aan de hoeveelheid wa-
ter op de voorruit. Deze frequentie kan variëren van niet wissen
(geen regen - droge ruit) tot aan de 2
desnelheid (heftige regen -
natte ruit).
Als de draaischakelaar A-fig. 34 wordt verdraaid, kan de gevoe-
ligheid van de regensensor worden gewijzigd.
fig. 35A0J0189m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 80
Page 97 of 250

96WEGWIJS IN UW AUTO
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze zijn voorzien van een systeem voor het automatisch sluiten
en openen van de ruit aan de bestuurderszijde.
BEDIENINGSORGANEN
Portier bestuurderszijde fig. 57
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde zijn de bedieningsscha-
kelaars gemonteerd waarmee de zijruiten, bij contactslot in de stand
MAR, worden bediend:
A: opening/sluiting linker ruit
B: opening/sluiting rechter ruit
Automatische werking
(waar voorzien)
Dit wordt geactiveerd door langer dan een halve seconde op een
van de twee knoppen te drukken. De ruit stopt als de ruit de ui-
terste stand heeft bereikt of door nogmaals op de knop te druk-
ken:
❍Bestuurderszijde: sluiten/openen
❍Passagierszijde: alleen openen
❍Als een anti-beklemmingssensor aanwezig is: sluiten/openen
bestuurders- en passagierszijde.
Anti-beklemmingsfunctie
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto is voorzien van een anti-beklemmingsfunctie bij het slui-
ten van de ruiten.
Dit beveiligingssysteem kan een obstakel herkennen als de ruit
wordt gesloten; als dit wordt gesignaleerd, onderbreekt het sys-
teem de ruitbeweging en keert, afhankelijk van de stand van de
ruit, de ruitbeweging om. Dit systeem is nuttig als het ruitmecha-
nisme per ongeluk door kinderen in de auto wordt ingeschakeld.
De anti-beklemmingsfunctie is zowel actief tijdens de handmatige
als de automatische werking van de ruit. Als de anti-beklem-
mingsfunctie wordt ingeschakeld, wordt de ruitbeweging onmid-
dellijk onderbroken en vervolgens omgekeerd tot de laagste ui-
terste stand is bereikt. In deze fase kan de ruit op geen enkele ma-
nier worden bediend.
fig. 57A0J0023m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 96
Page 118 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO117
1
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOON
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mo-
gen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan
de buitenkant van de auto.
WAARSCHUWING Het gebruik van dergelijke apparaten in de au-
to (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de
gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fa-
brikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 73 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
INSCHAKELEN
De sensoren worden in werking gesteld door de achteruit in te scha-
kelen. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 73A0J0088m
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 117
Page 119 of 250

118WEGWIJS IN UW AUTO
GELUIDSSIGNALEN
Als de achteruit ingeschakeld wordt, wordt automatisch een ge-
luidssignaal in werking gesteld als zich een obstakel binnen het be-
reik bevindt.
Het geluidssignaal:
❍neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel af-
neemt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tussen de auto en het
obstakel minder is dan circa 30 cm, terwijl het signaal on-
middellijk stopt wanneer de afstand tot het obstakel groter
wordt;
❍blijft constant wanneer de afstand tussen de auto en het ob-
stakel onveranderd blijft; als deze situatie zich voordoet bij
de sensoren aan de zijkant wordt het signaal na ongeveer 3
seconden onderbroken om bijvoorbeeld signalen te voorkomen
als u langs een muur rijdt.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkant: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordt alleen re-
kening gehouden met het obstakel dat zich het dichtst bij de au-
to bevindt.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren achter wordt automatisch uitgescha-
keld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sen-
soren worden automatisch weer ingeschakeld als de aanhanger-
stekker wordt losgemaakt.
Voor het correct functioneren van het systeem is
het noodzakelijk dat de sensoren altijd vrij zijn van
modder, vuil, sneeuw of ijs. Wees voorzichtig bij
het reinigen van de sensor om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek.
De sensoren moeten met schoon water, eventueel met toe-
voeging van autoshampoo worden schoongemaakt. In
wasstraten waar stoom of hogedrukreinigers worden ge-
bruikt, moeten de sensoren snel worden schoongemaakt,
waarbij straalpijp op meer dan 10 cm afstand moet wor-
den gehouden.
Wendt u zich voor het opnieuw spuiten van de
bumper of voor het eventueel bijwerken van de
lak rond de sensoren uitsluitend tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk. Het niet correct spuiten kan de wer-
king van de parkeersensoren veel slechter maken.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 118
Page 120 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO119
1
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens de manoeuvres altijd zeer goed op obstakels die zich
boven of onder de sensoren zouden kunnen bevinden.
Objecten die zich op korte afstand van de achterkant van de auto
bevinden, worden in sommige omstandigheden niet waargenomen
door het systeem en kunnen daardoor de auto beschadigen of zelf
beschadigd raken.
De verantwoordelijkheid voor het parkeren en an-
dere gevaarlijke manoeuvres ligt hoe dan ook al-
tijd bij de bestuurder van de auto. Kijk bij het uit-
voeren van deze manoeuvres altijd goed uit dat er zich in
de buurt van de auto geen personen (in het bijzonder kin-
deren) of dieren bevinden. De parkeersensor is een hulp-
middel voor de bestuurder van de auto; de bestuurder
mag echter nooit de aandacht laten verslappen tijdens het
uitvoeren van mogelijk gevaarlijke manoeuvres, ook als
deze bij lage snelheid worden uitgevoerd.Hierna volgen een aantal omstandigheden die de werking van de
parkeersensoren zouden kunnen beïnvloeden:
❍een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een ver-
mindering van de prestaties van de parkeersensoren zouden
kunnen worden veroorzaakt door de aanwezigheid op de op-
pervlakte van de sensoren van: ijs, sneeuw, modder, meerde-
re laklagen;
❍de sensoren nemen een niet bestaand object waar (“valse echo”)
veroorzaakt door storingen van mechanische aard, bijvoorbeeld:
wassen van de auto, regen (omstandigheden met extreem har-
de wind), hagel;
❍de signalen die worden uitgezonden door de sensoren kun-
nen ook veroorzaakt worden door de aanwezigheid van ultra-
sone systemen in de buurt (bijv. pneumatische remmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers);
❍de prestaties van de sensoren kunnen ook worden beïnvloed
door de positie van de sensoren. Als bijvoorbeeld de stand wordt
gewijzigd (door het gebruik van schokdempers, veringen) of
door het monteren van andere banden, het te zwaar beladen
van de auto of het verlagen van de carrosseriehoogte;
❍signaleren van obstakels boven de auto is niet altijd zeker als
het systeem obstakels waarneemt waartegen de auto aan de
onderzijde kan botsen.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 119
Page 121 of 250

120WEGWIJS IN UW AUTO
BANDENSPANNING-
CONTROLESYSTEEM TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System)
(waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor het me-
ten van de bandenspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring Sys-
tem) dat de bestuurder van de auto informeert over de banden-
spanning door de waarschuwingen “bandenspanning controleren”
en “Onvoldoende bandenspanning”.
Dit systeem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, op de
velg van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de spanning
van iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid de
betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als de au-
to een korte tijd rijdt.
Let zeer goed op wanneer u de bandenspanning
controleert of herstelt. Een te hoge spanning brengt
de wegligging in gevaar, verhoogt de druk op de
wielophanging en bevordert slijtage van de banden.
De bandenspanning dient gecontroleerd te worden
bij koude en niet net gebruikte banden; als de ban-
den, om wat voor reden dan ook, worden gecon-
troleerd als ze warm zijn, verlaag dan niet de spanning,
ook niet als deze boven de voorgeschreven waarde ligt,
en herhaal de controle als de banden koud zijn.
De aanwezigheid van het TPMS-systeem stelt de
bestuurder van de auto niet vrij van regelmatige
controle van de bandenspanning en de spanning
van het reservewiel.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 120
Page 122 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO121
1In het geval er één of meer wielen zonder sensor
worden gemonteerd, is het systeem niet meer be-
schikbaar en zal het betreffende bericht op het dis-
play verschijnen, totdat op 4 wielen weer een sensor ge-
monteerd is.
Het TPMS kan geen onverwacht spanningsverlies
van de banden signaleren (bijvoorbeeld bij het
klappen van een band). Breng in dit geval de au-
to tot stilstand door voorzichtig te remmen en geen bruus-
ke stuurbewegingen te maken.
Het vervangen van de normale banden door win-
terbanden en andersom, vraagt ook om een aan-
passing van de afstelling van het TPMS. Dit mag
alleen uitgevoerd worden door het Alfa Romeo Service-
netwerk.
Voor het TPMS moet speciaal gereedschap worden
gebruikt. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenet-
werk voor de accessoires die geschikt zijn voor het
systeem (wielen, wieldeksels enz.). Het gebruik van an-
dere accessoires zou de normale werking van het systeem
kunnen belemmeren.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 121